Parketnummer : 14/810323-06
Datum uitspraak : 14 november 2006
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring ‘Schutterswei’ te Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2006.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie die ertoe strekt dat de rechtbank het onder 1. subsidiair, 2., 3. primair, 4. primair en 5. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en aan verdachte zal opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na één jaar.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. P.G. Wemmers, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2006 (omstreeks 12.00 uur) in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een (lcd-)televisie , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2006 (omstreeks 12.00 uur) in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen aan de [adres 1] weg te nemen een (lcd-)televisie, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij die weg te nemen (lcd-)televisie onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming, die winkel is binnengegaan en/of (vervolgens) een doos, waarin een
(lcd-)televisie was gezeten, heeft gepakt en/of (vervolgens) die doos heeft opengesneden, althans heeft geopend en/of die (lcd-)televisie en/of onderdelen daarvan uit die doos heeft genomen en/of die (lcd-)televisie en/of onderdelen daarvan in/onder zijn, verdachtes, jas heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2006 (omstreeks 15.25 uur) in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een winkel gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een dvd-recorder, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen dvd-recorder onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 27 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit het Medisch Centrum Alkmaar aan de [adres 2] heeft weggenomen één of meer autosleutels (van een Toyota Starlet) en/of één of meer huissleutels en/of een Olympus digitale fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer Toyota autosleutels heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sleutels wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 27 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een parkeertoren van/nabij het Medisch Centrum Alkmaar heeft weggenomen een personenauto (beige Toyota Starlet), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (beige Toyota Starlet) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 22 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een winkel aan de [adres 3], heeft weggenomen een snoeizaag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [bouwmarkt] bouwmarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair is ten laste gelegd, nu de handelingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet hebben geleid tot een voltooide diefstal, maar het bij een poging daartoe is gebleven. De verdachte moet van derhalve van het primaire verwijt worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte rechtstreeks betrokken is geweest bij de diefstal op 27 juni 2006 van autosleutel(s), huissleutel(s) en een digitale fotocamera (ten laste gelegd als feit 3. primair) uit het Medisch Centrum Alkmaar en de daaropvolgende diefstal (met behulp van die gestolen autosleutel(s)) van een Toyota Starlet (feit 4. primair).
De tijd die is verstreken tussen het vroegste moment waarop de goederen volgens aangeefster gestolen kunnen zijn (vanaf 17.00 uur in de middag) en het tijdstip waarop de auto en de sleutels in verdachtes nabijheid zijn aangetroffen (even na 4:35 uur de ochtend daarop), alsmede het feit dat verdachte niet zonder haperen verklaarde over het hoe en waarom van de aanwezigheid van die goederen in zijn nabijheid, vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om aan te kunnen nemen dat verdachte bij de diefstal van deze goederen betrokken is geweest.
Bovendien valt niet uit te sluiten dat de sleutels door een ander dan verdachte onder het matras zijn gelegd, nu de slaapplaats van verdachte niet alleen voor hem makkelijk toegankelijk was en hij ter terechtzitting heeft verklaard dat de jongens met wie hij in de auto heeft gezeten, ook in het betreffende zomerhuis zijn geweest.
Evenmin acht de rechtbank voldoende aanwijzingen aanwezig om de onder 3. subsidiair ten laste gelegde heling van de autosleutels bewezen te achten.
De verdachte moet derhalve van het onder 3. primair en subsidiair en 4. primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Nu de verdachte van genoemde feiten zal worden vrijgesproken, komt de rechtbank aan bespreking van de door de raadsman terzake van deze feiten gevoerde verweren, niet toe.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. subsidiair, 2., 4. subsidiair en 5. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1. subsidiair
hij op 18 juli 2006 omstreeks 12.00 uur in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen aan de [adres 1] weg te nemen een lcd-televisie, toebehorende aan de [winkel], en daarbij die weg te nemen (lcd-)televisie onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking, die winkel is binnengegaan en een doos, waarin een
lcd-televisie zat, heeft gepakt en die doos heeft opengesneden en die lcd-televisie en onderdelen daarvan uit die doos heeft genomen en die lcd-televisie onder zijn, verdachtes, jas heeft gestopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 18 juli 2006 omstreeks 15.25 uur in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een dvd-recorder, toebehorende aan de [winkel], waarbij verdachte de weg te nemen dvd-recorder onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4. subsidiair
hij in de periode van 27 tot en met 28 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een personenauto (beige Toyota Starlet) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op 22 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de [adres 3] heeft weggenomen een snoeizaag, toebehorende aan de [bouwmarkt] bouwmarkt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1. subsidiair:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van feit 2.:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van feit 4.:
Medeplegen van opzetheling
Ten aanzien van feit 4.:
Diefstal
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank zal aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel opleggen. De rechtbank grondt deze beslissing op de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een poging daartoe. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die naast schade ook veel overlast voor de gedupeerde bedrijven en betrokken personen opleveren.
Daarnaast heeft verdachte, samen met een ander of anderen, een gestolen auto onder zich gehad. Ook dit acht de rechtbank een kwalijk feit.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 juli 2006 blijkt dat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten tenminste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Zo is verdachte op 21 juli 2004, 24 september 2003 en 8 februari 2006 terzake van (al dan niet gekwalificeerde) diefstal veroordeeld tot vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk acht weken, 251 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk en 98 dagen.
Alle onherroepelijke vrijheidsstraffen zijn tenuitvoergelegd en de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn na de tenuitvoerlegging van deze straffen gepleegd.
De door de verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 18 oktober 2006, opgesteld en ondertekend door de heer R.A.W. Kaatman, casemanager werkzaam bij de Brijder Verslavingszorg te Alkmaar, komt naar voren dat verdachte reeds lang drugsverslaafd is en er een criminele levenswijze op na houdt. Verdacht komt sinds 1980 met grote regelmaat in aanraking met justitie. De Risico Inschattings Schalen (RISc) laten zien dat er een hoge kans op recidive is. Momenteel is verdachte dakloos en heeft hij geen werk en inkomen. Tweemaal is verdachte wegens zijn verslaving langdurig behandeld in een forensische setting (de Forensische Verslavingskliniek Triple Ex, onderdeel van Parnassia te Den Haag). Beide keren verliet hij vroegtijdig het programma en verviel weer in druggebruik en criminaliteit. Op dit moment ziet de Brijder Verslavingszorg geen alternatieven voor het opleggen van de ISD-maatregel. Een ambulant programma met toezicht vanuit het GAVO (Geïntegreerde Aanpak Verslavingsproblematiek en Overlast) zal verdachte zeker niet weerhouden van het opnieuw plegen van delicten. Een uitgebreid psychologisch onderzoek wordt wenselijk geacht, enerzijds vanwege verdachtes achtergrond, anderzijds om uit te sluiten dat er een stoornis aanwezig is die ertoe bijdraagt dat verdachte telkens weer in zijn oude gedrag vervalt. Een dergelijk onderzoek kan in het kader van de ISD-maatregel plaatsvinden. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek kan bezien worden welke behandelmogelijkheden er voor verdachte zijn binnen de ISD-maatregel.
De Brijder Verslavingszorg adviseert op grond van het bovenstaande aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. Tevens wordt geadviseerd een tussentijds toetsingsmoment vast te stellen na één jaar.
In aanvulling op het maatregelrapport heeft de heer R.A.W. Kaatman, ter terechtzitting als getuige-deskundige gehoord, verklaard dat een psychologisch onderzoek met name van belang is om te achterhalen wat de oorzaak is van het feit dat verdachte telkens geen kans ziet een behandelprogramma af te ronden. De heer Kaatman heeft benadrukt dat een dergelijk onderzoek heel goed in het kader van de ISD-maatregel kan worden uitgevoerd en dat er binnen de ISD-maatregel verschillende behandelprogramma’s mogelijk zijn, aansluitend bij de uitkomsten van het psychologisch onderzoek. Voorts heeft de getuige-deskundige herhaald dat er thans geen passende alternatieve hulpprogramma’s meer voorhanden zijn.
De verdachte en zijn raadsman hebben zich verzet tegen het opleggen van de ISD-maatregel.
Op grond van de inhoud van genoemd maatregelrapport, de toelichting daarop van casemanager Kaatman voornoemd, alsmede het strafblad van verdachte, acht de rechtbank echter oplegging van de ISD-maatregel bepaald aangewezen.
Op grond van het bepaalde in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht strekt de maatregel ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de veroordeelde. Indien veroordeelde verslaafd is, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek.
Naar het oordeel van de rechtbank beantwoordt de ISD-maatregel in het geval van verdachte bij uitstek aan de in de wet genoemde doelen, te meer daar de alternatieve behandelmogelijkheden in de hulpverlening zijn uitgeput.
De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Nu ook overigens aan de wettelijke voorwaarden voor de maatregel is voldaan, zal de rechtbank gelasten dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. Op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden verbindt de rechtbank daaraan de maximale duur van twee jaar.
Gelet op het karakter van deze maatregel en op het feit dat het van groot belang is dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel ten uitvoer te leggen, ziet de rechtbank aanleiding om de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet op de duur van de maatregel in mindering te brengen.
Voorts zal de rechtbank, in afwijking van de termijn genoemd in het advies van de Brijder Verslavingszorg en van de vordering van de officier van justitie, bepalen dat na zes maanden een tussentijdse beoordeling plaatsvindt. De officier van justitie dient derhalve zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank te berichten over de noodzakelijkheid of wenselijkheid van het voortduren van de maatregel.
De rechtbank acht voornoemde termijn van zes maanden passend en geboden nu thans nog geen concreet plan van aanpak voorligt. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de Brijder Verslavingszorg zo spoedig mogelijk, bij voorkeur nadat bij verdachte een psychologisch onderzoek is verricht en met inachtneming van de resultaten daarvan, een plan opstelt waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de maatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende [adres en woonplaats slachtoffer], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 480,-- wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3. primair en subsidiair en 4. primair is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die tenlastegelegde feiten, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s, 45, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
I Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het 1. primair, 3. primair, 3. subsidiair en 4. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
II Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. subsidiair, 2., 4. subsidiair en 5. ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
III Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
IV Bepaalt dat het Openbaar Ministerie 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de noodzakelijkheid of wenselijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
V Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende [adres en woonplaats slachtoffer] niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. S.N. Schipper, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2006.