ECLI:NL:RBALK:2006:AZ1810

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810331-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na poging tot zware mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de bewezenverklaarde feiten haar niet konden worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank baseerde haar beslissing op een rapport van twee deskundigen, dat concludeerde dat de verdachte lijdt aan een schizofrenie van het paranoïde type, waardoor zij ten tijde van de feiten niet in staat was om het wederrechtelijke van haar gedrag in te zien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn heeft geprobeerd een persoon, aangeduid als slachtoffer 1, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes te steken en dreigend gedrag te vertonen met een auto en andere voorwerpen. Ondanks de bewezenverklaring van de feiten, oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet strafbaar was vanwege haar geestelijke toestand. De rechtbank heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast haar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar, in overeenstemming met artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.

Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een honkbalknuppel en een mes, onttrokken worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft afgewezen om de inbeslaggenomen goederen te verbeurd te verklaren, gezien de beslissing om de verdachte van rechtsvervolging te ontslaan.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/810331-06
Datum uitspraak : 7 november 2006 bij vervroeging
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1963,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die er toe strekt dat de rechtbank
- het onder 1. primair en onder 2. tenlastegelegde bewezen zal verklaren, de verdachte wegens ontoerekeningsvatbaarheid zal ontslaan van alle rechtsvervolging en aan haar zal opleggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als voorzien in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar;
- de inbeslaggenomen goederen zal verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] een of meermalen met een mes in zijn arm en/of been heeft gestoken en/of geprikt en/of
- een of meer steekbewegingen met dat mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] een of meermalen met een mes in zijn arm en/of been gestoken en/of geprikt en/of
- een of meer steekbewegingen met dat mes (in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1]) gemaakt;
2.
zij op of omstreeks 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend
- met een auto op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ingereden en/of
- heeft zij een (straat)steen opgepakt en/of (vervolgens) met die (straat)steen in haar hand -staande voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]- een beweging naar achteren gemaakt en/of
- heeft zij een honkbalknuppel gepakt en is daarmee dreigend afgelopen op die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) met die honkbalknuppel in haar hand -staande voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]- een beweging naar achteren gemaakt,
en/of heeft zij (daarbij) deze [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik heb een pistool" en/of "Ik maak jullie dood" en/of "Ik schiet jullie dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onder 1. primair en 2. het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1. primair
zij op 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in zijn arm en been heeft geprikt en
- steekbewegingen met dat mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 18 en/of 19 juli 2006 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een auto op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingereden en heeft zij deze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik heb een pistool" en/of "Ik maak jullie dood" en/of "Ik schiet jullie dood".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1. primair:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
In opdracht van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank hebben C.J.F. Kemperman, zenuwarts, en H. Scharft, psycholoog, een onderzoek ingesteld omtrent de persoonlijkheid en geestvermogens van verdachte.
Het door deze beide deskundigen gezamenlijk uitgebrachte rapport, gedateerd 18 oktober 2006, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizofrenie van het paranoïde type. Deze stoornis is reeds vele jaren aanwezig en was ook aanwezig op het moment dat het ten laste gelegde plaatsvond. Er is een verband tussen de stoornis en het gepleegde. Betrokkene verkeerde ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in een paranoïde psychotische toestand, waarbij zij verward was en het contact met de werkelijkheid kwijt was. De verstoorde realiteitstoetsing was dermate ernstig dat zij het wederrechtelijke van haar gedrag niet heeft kunnen inzien en haar wil ook niet in vrijheid heeft kunnen bepalen. Geadviseerd wordt om haar ontoerekeningsvatbaar te achten voor het ten laste gelegde.
De rechtbank verenigt zich geheel met deze conclusie en maakt deze tot de hare. Nu de bewezenverklaarde feiten de verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend, is de verdachte niet strafbaar. Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL VAN PLAATSING IN EEN PSYCHIATRISCH ZIEKENHUIS
Het hiervoor onder 5. genoemde rapport van de deskundigen Kemperman en Scharft voornoemd houdt als conclusie en advies het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizofrenie van het paranoïde type. Paranoïde psychotische beelden brengen een verhoogd risico met zich mee op gewelddadig gedrag. Met name in de relatiesfeer lijkt zij kwetsbaar, gezien ook het eerdere contact met justitie waarbij zij soortgelijk gedrag liet zien. Geadviseerd wordt om betrokkene te ontslaan van rechtsvervolging en in het kader van een artikel 37 maatregel te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen.
Aangezien de verdachte gevaarlijk is voor anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van personen, zal de rechtbank, overeenkomstig het advies van de deskundigen, de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten.
7. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL VAN ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de inbeslaggenomen voorwerpen zal verbeurd verklaren. Nu de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, is er echter geen ruimte voor het opleggen van de bijkomende straf van verbeurdverklaring.
De rechtbank is evenwel van oordeel, dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
a. 1 rode baksteen;
b. 1 rode honkbalknuppel;
c. 1 aardappelmes;
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
Het onder 1. primair bewezen verklaarde is met behulp van het onder c. genoemde voorwerp begaan.
De onder a. en b. genoemde voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid naar het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33a, 33b, 37, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
9. BESLISSING
De rechtbank:
I Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
II Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
III Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar.
IV Verklaart onttrokken aan het verkeer:
a. 1 rode baksteen;
b. 1 rode honkbalknuppel;
c. 1 aardappelmes.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. S.N. Schipper, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2006.
mr. Schipper is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen