RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: BESLU 05/2708
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak v[plaat[plaatsnaam],
gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde mr. [X] (advocaat te Alkmaar),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].
1. Ontstaan en loop van de zaak
Verweerder heeft bij besluit van 5 april 2005 besloten een parkeerzone in te stellen in de [straatnaam], [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] te [plaatsnaam] door middel van de plaatsing van de borden E1(a) en E10(E01)a, voorzien van onderborden met de tekst “parkeren alleen in de vakken”, en E1(b) van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Bij schrijven van 4 mei 2005 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. Bij schrijven van 31 mei 2005 heeft verweerder gereageerd op voornoemd bezwaar en eiseres verzocht mee te delen of zij de bezwaren handhaaft.
Bij schrijven van 15 juni 2005 heeft eiseres meegedeeld dat zij de bezwaren handhaaft en de gronden aangevuld.
Verweerder heeft bij besluit van 20 september 2005 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 november 2005 beroep ingesteld.
Bij brief van 9 december 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 19 mei 2006.
4.1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. In dat besluit heeft verweerder het door eiseres ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens hem niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan worden aangemerkt. Verweerder heeft daartoe overwogen dat het statutaire doel van eiseres zo veelomvattend is, dat het onvoldoende onderscheidend werkt om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat het belang van eiseres rechtstreeks bij het besluit van 5 april 2005 is betrokken.
4.2. Eiseres is van mening dat haar statutaire doelstelling wel degelijk voldoende onderscheidend is om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, Awb te kunnen worden aangemerkt. Ingevolge artikel 2 van de statuten stelt eiseres zich ten doel het rustieke en kleinschalige karakter van [plaat[plaatsnaam] te bewaren, de aantasting van het natuur- en duinlandschap tegen te gaan en verdere bebouwing zoveel mogelijk te beperken, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. Volgens haar worden de belangen die zij behartigt door het verkeersbesluit van 5 april 2005 ook direct geraakt, aangezien op grond daarvan parkeervakken op de weg zullen worden aangeven die het noodzakelijk maken dat deels in de bermen – die deel uitmaken van het natuur- en duinlandschap – wordt geparkeerd.
4.3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen mede als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.3.2. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onder meer heeft geoordeeld in haar uitspraak van 24 maart 2002 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AE1822), moet het bij de belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstelling ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij dat belang los kan worden gezien van dat van de individuele leden, en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van boven-individuele belangen.
4.4. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat de statutaire doelstelling van eiseres zo veelomvattend is, dat deze onvoldoende onderscheidend werkt om op grond daarvan als belanghebbende te kunnen aangemerkt. Het belang waar eiseres blijkens haar statuten voor opkomt, met name het bewaren van het rustieke en kleinschalige karakter van [plaat[plaatsnaam] door aantasting van het natuur- duinlandschap te voorkomen, is een collectief belang. Voorts kan dat belang los worden gezien van de van belangen van individuen en is er dus sprake van boven-individuele belangenbehartiging. Individuele leden kunnen immers slechts opkomen tegen besluiten die betrekking hebben op hun directe woon- en leefomgeving, terwijl eiseres zich kan richten op het gehele grondgebied van [plaat[plaatsnaam]. Dat eiseres dat collectieve belang ook feitelijk behartigt, blijkt onder meer uit de omstandigheid dat eiseres – blijkens het verhandelde ter zitting – gesprekspartner van de gemeente is indien dat collectieve belang dreigt te worden aangetast. In het bestreden besluit heeft verweerder zich derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres reeds vanwege haar veelomvattende statutaire doelstelling niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het bestreden besluit berust derhalve op een ondeugdelijke motivering.
4.5. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
4.6. De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, zodat verweerder geen nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiseres hoeft te nemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het verkeersbesluit van 5 april 2005 behelst niet meer dan het besluit om een parkeerzone in te stellen en de daartoe benodigde verkeersborden te plaatsen. De rechtsgevolgen van het besluit zijn dan ook daartoe beperkt. De rechtbank ziet niet in dat de belangen van eiseres bij dit besluit rechtstreeks zijn betrokken, nu met de plaatsing van de verkeersborden het natuur- en duinlandschap niet wordt aangetast. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is eiseres van mening dat de belangen die zij behartigt direct worden geraakt door het verkeersbesluit, omdat door de borden met het onderschrift “parkeren alleen in de vakken” in combinatie met de op de weg aan te brengen/aangebrachte parkeervakken weggebruikers worden gedwongen om deels in de bermen – die deel uitmaken van het natuur- en duinlandschap – te parkeren. De rechtbank is van oordeel dat het gedwongen parkeren in de bermen – en daarmee de aantasting van het natuur- en duinlandschap – voortvloeit uit het feitelijk aanbrengen van de parkeervakken. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de belangen van eiseres niet rechtstreeks bij het verkeersbesluit zijn betrokken. Om die reden is eiseres bij het verkeersbesluit niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, aan te merken. Eiseres dient dus in haar bezwaar tegen het verkeersbesluit, zij het op andere gronden dan verweerder heeft gedaan, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.7. De rechtbank acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
3. Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
- bepaalt dat de gemeente [plaatsnaam] aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 276,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,-.
- wijst de gemeente [plaatsnaam] aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de betaling van € 644,- dient te worden gedaan aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2006 door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.T.M. de Haan-Bergisch, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.