RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. S. van Andel, advocaat te Amsterdam,
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemers-
verzekeringen (UWV) te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde E.C. van der Meer, werkzaam bij het UWV.
1. Ontstaan en loop van de zaak
Met ingang van 17 februari 1998 heeft verweerder aan eiseres een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 1 december 2004 heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres nader vastgesteld op minder dan 15% en de WAO-uitkering ingetrokken per 31 januari 2005. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 17 december 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 januari 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 februari 2006, aangevuld bij brief van 24 juli 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2006, waar eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
2.1 In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres nader heeft vastgesteld op minder dan 15% en op die grond de WAO-uitkering van eiseres heeft ingetrokken met ingang van 31 januari 2005.
2.2. Voor beoordeling van de zaak is de volgende regelgeving met name van belang.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WAO is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Ingevolge artikel 18, vijfde lid, van de WAO, wordt in het eerste en tweede lid onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
2.3. Het besluit van verweerder berust op de opvatting dat eiseres overeenkomstig de door de (bezwaar-)verzekeringsarts opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) in staat is gedurende 8 uur per dag en 40 uur per week arbeid te verrichten, dat de door de arbeidsdeskundige aan eiseres voorgehouden functies aan de FML voldoen en dat de vergelijking van het voor eiseres geldende maatmaninkomen enerzijds en het loon dat hij in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen anderzijds, met ingang van 31 januari 2005 resulteert in verlies aan verdiencapaciteit van minder dan 15%.
2.4. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat haar klachten leiden tot een beperktere belastbaarheid dan door bezwaarverzekeringsarts is aangenomen. Zo heeft de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte geen beperkingen aangenomen, terwijl wel een bekkensyndroom wordt geconstateerd. De beperkingen veroorzaakt door de psychische klachten worden door de bezwaarverzekeringsarts in de FML onderschat. De medische beoordeling is onzorgvuldig doordat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, de rapportage in de primaire fase is niet door een verzekeringsarts gedaan en er heeft geen dubbele verzekeringsdeskundige beoordeling plaatsgevonden. Het besluit is daarom in strijd met het Schattingsbesluit en in strijd met de regeling ‘Intensivering herbeoordeling op grond van het aSB per 1-10-2004’. Voorts voert eiseres aan dat uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts niet blijkt dat de standaard onderzoeksmethoden psychische stoornissen volledig is toegepast. Het dagverhaal is onvoldoende opgenomen in het rapport. Verweerder heeft de beoordeling van de psychische gesteldheid van eiseres gebaseerd op onvolledige informatie. De bezwaarverzekeringsarts motiveert de wijziging in de beperking op het punt van emotionele problemen van anderen hanteren niet. Eiseres is door haar energetische beperkingen niet voltijds belastbaar.
Ten aanzien van de arbeidsdeskundige grondslag van het besluit voert eiseres het volgende aan. De bezwaararbeidsdeskundige verwijst naar een rapport van 3 augustus 2000 dat niet in het dossier aanwezig is. Bij de niet-matchende punten wordt niet voor iedere functie afzonderlijk een motivering gegeven. Eiseres heeft gesteld dat de functie coupeuse/ dekbeddenstikker niet geschikt is voor haar gelet op de beperkingen van eiseres op de punten concentratie, persoonlijk risico en de functie productiemedewerker voedingsmiddelen- industrie niet, door het lawaai hetgeen een stresserende omstandigheid is.
2.5. Met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit overweegt de rechtbank het volgende.
Het primaire medische onderzoek is blijkens het rapport van 18 november 2004 verricht door [arts], arts. Ter zitting is door verweerder desgevraagd bevestigd dat dit geen verzekeringsarts is. Onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 10 april 2006, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder het LJ-nummer AX6286, overweegt de rechtbank dat de bewoordingen van artikel 3, tweede en derde lid, van het Schattingsbesluit, bezien op zichzelf als in samenhang met de overige hiervoor genoemde voorschriften van het Schattingsbesluit betreffende het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, geen andere conclusie toelaten dan dat het ingevolge de WAO uit te voeren verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitsluitend dient plaats te vinden door een verzekeringsarts.
De omstandigheid dat het primaire medisch onderzoek niet door een verzekeringsarts is verricht, geeft echter in dit geval geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit reeds deswege onrechtmatig is, nu uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 2 november 2005/9 januari 2006 blijkt dat deze zelfstandig een medisch onderzoek heeft verricht, waaronder een lichamelijk onderzoek van eiseres op 14 november 2005.
2.6 De rechtbank is evenwel van oordeel dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden. Allereerst stelt de rechtbank vast dat uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts niet blijkt dat deze zich een oordeel heeft gevormd over de vraag of eiseres over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt. Evenmin is door de bezwaarverzekeringsarts beoordeeld of er in het geval van eiseres aanleiding is om een arbeidsduurbeperking aan te nemen. Daarnaast is niet gebleken dat is gehandeld in overeenstemming met de gedragslijn zoals neergelegd in de "Intensivering beoordeling arbeidsgeschiktheid WAO/WAZ/WAJONG in het kader van de herbeoordelingen aSB" van 1 oktober 2004. Hierin staat, onder meer, het volgende vermeld:
"Voor de intensivering van de beoordeling gelden de volgende uitgangspunten.
1. Voor mannen en vrouwen, ongeacht de leeftijd, met moeilijk objectiveerbare aandoeningen (zie lijst diagnosecodes) is een tweede beoordeling aangewezen, afhankelijk van het resultaat van de eerste beoordeling.
(…) ".
In de lijst met diagnose codes staat, onder meer, het volgende vermeld:
"De volgende diagnosen vereisen een intensieve beoordeling conform werkproces "Intensivering Herbeoordeling aSB" per 1-10-2004.
(…)
Psychische aandoeningen en gedragsstoornissen.
Diagnosen uit deze groep komen allemaal in aanmerking voor een intensieve beoordeling met uitzondering van:
P679 Organische psychose
P680 Schizofrenie
P681 Schizo-affectieve stoornis
P697 zwakzinnigheid".
Vast staat dat bij eiseres een psychische aandoening is gediagnosticieerd, namelijk "dysthyme stoornis en ongedifferentieerd somatoforme stoornis d.d conversie". Gelet hierop had een intensieve beoordeling als bedoeld in de hierboven vermelde gedragslijn van verweerder niet achterwege mogen blijven.
2.7 Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met het in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel. Dit besluit komt om die reden voor vernietiging in aanmerking, zodat het beroep gegrond is.
2.8. De rechtbank acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proces-kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,00 als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is voor de rechtsbijstandverlener voor, respectievelijk, het indienen van het beroepschrift en voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld, met een waarde per punt van € 322,00. Er is een toevoeging verstrekt. In verband met de omstandigheid dat de administratieve afhandeling van de onderhavige zaak bij de rechtbank Alkmaar plaatsvindt, dienen de kosten terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te worden voldaan door betaling aan de griffier van de rechtbank te Alkmaar.
2.9. De rechtbank zal geen oordeel geven over het verzoek van eiser om toekenning van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. Deze uitspraak brengt immers niet zonder meer mee dat eiseres aanspraak maakt op een WAO-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van meer dan 15 %, nu verweerder dienaangaande nog een nieuw besluit moet nemen. Verweerder dient het schadeaspect te betrekken bij zijn besluitvorming ter uitvoering van deze uitspraak.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 januari 2006;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing op bezwaar neemt;
- bepaalt dat Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 37,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,00;
- wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de betaling van € 644,00 dient te worden gedaan aan de griffier van de rechtbank Alkmaar;
Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2006 door mr. N.O.P. Roché, rechter, bij afwezigheid van de zittingsgriffier in tegenwoordigheid van mr. G.M.P.C. Swagemakers, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.