ECLI:NL:RBALK:2006:AY7290

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174.902 / 04-5207 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot indexatie van pensioenen door oud-medewerkers van ECN en NRG

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 26 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging van Oud Medewerkers ECN & NRG (hierna: Omen) en de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) en de vennootschap onder firma Nuclear Research and Consultancy Group (NRG), alsook de besloten vennootschap KEMA Nucleair B.V. De eisende partij, Omen, heeft ECN en NRG aangesproken om een bedrag te betalen aan Centraal Beheer Achmea (CBA) dat noodzakelijk is voor de indexatie van ingegane pensioenen en premievrije aanspraken van hun voormalige medewerkers over de jaren 2003, 2004 en 2005. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat ECN niet heeft voldaan aan eerdere verzoeken om informatie over de financiële situatie en de gang van zaken rond de depots, wat heeft geleid tot de conclusie dat de vorderingen van Omen toewijsbaar zijn.

De kantonrechter heeft bepaald dat ECN binnen vier weken na betekening van het vonnis een bedrag moet betalen aan CBA, met een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag dat ECN in gebreke blijft. Ook NRG en KEMA Nucleair zijn hoofdelijk veroordeeld om hetzelfde bedrag te betalen. De rechter heeft de proceskosten voor Omen vastgesteld op € 1.992,56, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de betaling direct moet plaatsvinden, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de financiële gegevens van pensioenfondsen en de verplichting om aan de indexatie van pensioenen te voldoen, wat van groot belang is voor de betrokken gepensioneerden. De kantonrechter heeft de stelling van ECN dat zij vrijstond om gelden te storten in een gesepareerd beleggingsdepot niet gehonoreerd, en heeft de belangen van de gepensioneerden vooropgesteld in zijn beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 174.902 / 04-5207 (H.K.)
Uitspraakdatum: 26 juli 2006
Vonnis in de zaak van:
De vereniging van Oud Medewerkers ECN & NRG te Petten, gemeente Zijpe
eisende partij
verder ook te noemen: Omen
gemachtigde: mr. M.A. Rensen, advocaat te Alkmaar
tegen
1. de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten, gemeente Zijpe
2. de vennootschap onder firma Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) te Petten, gemeente Zijpe
3. de besloten vennootschap KEMA Nucleair B.V., vennoot van gedaagde sub 2, te Arnhem
4. de stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), vennoot van gedaagde sub 2, te Petten, gemeente Zijpe
gedaagde partijen
verder ook enkelvoudig te noemen: ECN
gemachtigde: mr. O.F. Blom, advocaat te Nieuwegein.
1. Het tussenvonnis
In deze zaak is op 15 februari 2006 een tussenvonnis uitgesproken.
2. Het verdere procesverloop
Ingevolge voormeld tussenvonnis diende ECN het onderzoeksrapport te overleggen omtrent de gang van zaken rond de depots (zoals genoemd onder punt 58 van de conclusie van antwoord), desgewenst vergezeld van een toelichting.
ECN heeft hierop een akte overgelegd en Omen een antwoordakte.
Hierna is wederom vonnis bepaald.
Op 29 maart 2006 - na vonnisbepaling - is nog een antwoordakte van ECN ter griffie ingekomen.
De inhoud van de stukken geldt als hier ingelast.
3. De verdere beoordeling van het geschil
3.1 De kantonrechter blijft bij zijn tussenvonnis van 15 februari 2006. In dat vonnis is overwogen dat voor het antwoord op de vraag of sprake is van ingrijpende gewijzigde omstandigheden deskundig inzicht vereist is in de financiële gegevens van ECN.
ECN is in bedoeld vonnis opgedragen het onderzoeksrapport als in rechtsoverweging 2.2. (blz. 8) van dat vonnis omschreven, in het geding te brengen.
3.2 Bij akte van 1 maart 2006 heeft ECN medegedeeld dat meergenoemd rapport achteraf bezien niet bestaat, en derhalve ook niet kan worden overgelegd. Bij antwoordakte heeft Omen op haar beurt betoogd dat ECN wel over de gevraagde gegevens beschikt c.q. moet (kunnen) beschikken, en kennelijk weigert inzicht te verschaffen.
3.3 Bij tussenvonnis van 15 februari 2006 is reeds overwogen dat Omen in deze aangelegenheid recht en belang heeft bij een duidelijk inzicht in de financiële situatie van ECN en de keuzemogelijkheden van ECN, daar waar het gaat om bezuinigingen (in casu op de financiering van de indexatie van pensioenen). Bij dat inzicht is van belang dat de gang van zaken rond de verschillende depots helder wordt gemaakt, zoals reeds eerder is overwogen. Dit impliceert tevens dat de kantonrechter de stelling van ECN dat het haar vrijstond de gelden van het zogenaamde depot van 1990, na ommekomst van de duur van de depotovereenkomst, in het zogenaamde gesepareerde beleggingsdepot dat zij aanhoudt c.q. aanhield bij de verzekeraar, te storten, zonder meer niet honoreert. In bedoelde overeenkomst is in artikel 1 lid 5 daarvan - voor zover belang - vastgelegd:
"(..) De renteopbrengsten van de depotrekening, zullen door de verzekeraar uitsluitend worden aangewend voor financiering van de in het pensioenreglement genoemde indexatie van ingegane pensioenen, die door de depothouder bij de verzekeraar zijn verzekerd.
Voor zover de renteopbrengsten meer bedragen dan noodzakelijk is voor de indexatie van ingegane pensioenen kunnen zij worden aangewend voor door de depothouder nader aan te geven doeleinden in het kader van de pensioenregeling."
De stelling van ECN verhoudt zich niet met hetgeen in de depotovereenkomst van 1990 is vastgelegd, waarvoor ECN ook geen (steekhoudende) verklaring heeft gegeven.
3.4 Reeds in een zeer vroegtijdig stadium heeft Omen verzocht om bedoelde informatie, is deze ook door ECN toegezegd, doch is later deze toezegging ingetrokken wegens procedurele belangen van ECN. De kantonrechter kan thans slechts concluderen dat - nu door ECN geen nadere informatie is verschaft als bedoeld in het vonnis van 15 februari 2006 - het beroep op de zogenaamde conjunctuurclausule, onredelijk is. De vorderingen van Omen zijn derhalve als hierna omschreven, toewijsbaar.
Voor de door ECN verzochte comparitie van partijen, ten behoeve van de benoeming en instructie van deskundige(n), is dan ook geen plaats.
3.5 De wijziging van eis van Omen (bij conclusie van repliek) wordt in zoverre gehonoreerd dat de toewijzing betreft de jaren 2003, 2004 en 2005. Ten aanzien van 2006 en de jaren daarna ontbeert de vordering feitelijke grondslag, aangezien gesteld noch gebleken is dat voor deze jaren eveneens geen indexering heeft plaatsgevonden c.q. zal plaatsvinden.
3.6 De toegewezen betalingen van geldsommen aan een derde (in dit geval de verzekeraar) zullen worden voorzien van een dwangsom, als gegrond op de wet, zij het tot een maximum van € 10.000.000 (zegge: tien miljoen euro).
3.7 Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het door ECN opgeworpen restitutierisico, na een andersluidend hoger beroep bij het Hof en eventueel cassatie bij de Hoge Raad, vormt onvoldoende aanleiding daar van af te zien. Het gaat weliswaar om aanzienlijke bedragen, doch per debiteur (lees: gepensioneerde) om relatief geringe bedragen, waarvan de incasso door een professioneel incassobureau geen probleem hoeft te vormen.
3.8 Bij deze stand van zaken dient ECN in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1 Veroordeelt ECN om binnen 4 weken na betekening dit vonnis aan CBA (Centraal Beheer Achmea N.V.) een zodanig bedrag te betalen als noodzakelijk is om de ingegane pensioenen en ontstane premievrije aanspraken van voormalige ECN-medewerkers te indexeren over de jaren 2003, 2004 en 2005 en dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat ECN in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, zulks met een maximum van € 10.000.000,-- (zegge: tien miljoen euro).
4.2 Veroordeelt NRG, ECN, en KEMA Nucleair hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd, om binnen 4 weken na betekening van dit vonnis aan CBA een zodanig bedrag te betalen als noodzakelijk is om de ingegane pensioenen en ontstane premievrije aanspraken van voormalige NRG-medewerkers te indexeren over de jaren 2003, 2004 en 2005 en dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,-- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat NRG, ECN en KEMA Nucleair in gebreke blijven aan dit vonnis te voldoen, zulks met een maximum van € 10.000.000,-- (zegge: tien miljoen euro).
4.3 Veroordeelt ECN, NRG en KEMA Nucleair, hoofdelijk als voormeld, in de proceskosten, die tot heden voor Omen worden vastgesteld op een bedrag van € 1.992,56 [inclusief BTW indien en voor zover door ECN, NRG en KEMA Nucleair verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van ? 1.635,-- voor salaris van de gemachtigde van Omen [waarover ECN, NRG en KEMA Nucleair geen BTW verschuldigd zijn].
4.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.5 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op woensdag 26 juli 2006 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter