ECLI:NL:RBALK:2006:AY5542

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
87936/FA RK 06-428
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van gezag over minderjarige door moeder met psychiatrische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 2 augustus 2006 uitspraak gedaan over de ontheffing van het gezag van een moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die lijdt aan een psychiatrische stoornis, heeft geprobeerd haar baby te smoren, mogelijk als gevolg van het Munchhausen by Proxy-syndroom. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om de moeder te ontheffen van het gezag, omdat zij ongeschikt en onmachtig is om voor het kind te zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2006 werd duidelijk dat de minderjarige al geruime tijd in een pleeggezin verbleef, en dat de zus van de moeder en haar partner als pleeggezin zijn aangewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om haar zorgplicht te vervullen en dat het belang van het kind voorop staat. De Raad heeft ook aangegeven dat de moeder eerder in levensgevaarlijke situaties heeft gehandeld, wat de noodzaak van de ontheffing onderstreept. De rechtbank heeft de moeder ontheven van het gezag en Bureau Jeugdzorg Noord-Holland benoemd tot voogd over het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rekestnummer: 87936/FA RK 06-428
datum: 2 augustus 2006
Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Alkmaar,
verzoekende partij,
tegen:
[de moeder]
wonende te Slootdorp, gemeente Wieringermeer,
gerekwestreerde,
niet verschenen.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de Raad en de moeder.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 4 mei 2006 het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad ingekomen waarin primair wordt verzocht op de voet van artikel 266 j° 268, lid 2, onder c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek de moeder te ontheffen van het gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum]. Subsidiair verzoekt de Raad de moeder te ontzetten uit het gezag over voornoemde minderjarige op grond van artikel 269, lid 1, onder a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Raad ver-
zoekt Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, (hierna: BJZ) tot voogd te benoemen.
Bij de stukken bevindt zich een rapport van de Raad gedateerd 8 juni 2006, met diverse bijlagen.
Op 30 juni 2006 is ter griffie ingekomen een faxbericht van mr. Warmerdam-Wolfs, waarin deze namens de moeder mededeelt dat deze vrijwillig zal meewerken aan de ontheffing uit het gezag.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juli 2006, alwaar zijn verschenen [naam medewerker Raad] namens de Raad, [naam zus van de moeder], de zus van de moeder (hierna: de zus) en [naam partner van de zus van de moeder], de partner van de zus. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Bij deze gelegenheid is namens BJZ [naam medewerker BJZ] gehoord.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De minderjarige (hierna: [naam minderjarige]) is geboren uit de relatie van de moeder en een vader waarvan de naam en het adres onbekend zijn. De moeder is derhalve van rechtswege belast met het éénhoofdig gezag over [naam minderjarige].
[naam minderjarige] is bij beschikking van deze rechtbank van 30 juni 2006 (opnieuw) voorlopig onder voogdij van BJZ gesteld tot het moment waarop in het gezag is voorzien. [naam minderjarige] verbleef reeds geruime tijd in een pleeggezin, doch ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam minderjarige] sinds 7 juli 2006 in het gezin van de zus verblijft. BJZ heeft de bereidverklaring die in het kader van de voorlopige voogdij is ontvangen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bevestigd.
De Raad voert als grond voor het primaire verzoek aan dat de moeder ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] te vervullen. De Raad legt aan haar subsidiaire verzoek ten grondslag dat de moeder misbruik van haar gezag heeft gemaakt en/of de verzorging van [naam minderjarige] op grove wijze heeft verwaarloosd.
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd de moeder te ontheffen van het gezag over [naam minderjarige].
De Raad geeft aan dat de moeder [naam minderjarige] meermalen in levensgevaar heeft gebracht door hem opzettelijk te smoren. Door het psychiatrisch ziektebeeld dat bij de moeder is vastgesteld en dat uitgaat van een stoornis met borderlinetrekken en mogelijk van het Munchhausen by Proxysyndroom (dan wel Pediatric Condition Falsification) is herhaling van deze gebeurtenissen niet uit te sluiten. Uit de door de behandelend kinderarts [naam kinderarts]van het Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam opgestelde informatie volgt dat het syndroom een sterk verslavend karakter heeft, waardoor er voor [naam minderjarige] grote risico's bestaan dat hij schade ondervindt dan wel overlijdt ten gevolge van het handelen van de moeder. Gebleken is overigens dat [naam minderjarige] symptomen vertoont die passen in het beeld dat hij daadwerkelijk schade heeft ondervonden van het handelen van de moeder. Er is een traumatische stressstoornis, een vertraagde cognitieve ontwikkeling en een vertraagde motorische ontwikkeling geconstateerd door een kinderpsycholoog van de Bascule. De Raad adviseert aanvullend de voogdij over [naam minderjarige] in handen van een voogdij-instelling te laten en benadrukt dat [naam minderjarige] onder geen beding alleen bij de moeder gelaten mag worden. Daarbij waarschuwt de Raad ook voor de druk die op de familie van [naam minderjarige] en de moeder komt te liggen als de zus en haar partner als pleeggezin voor [naam minderjarige] worden aangewezen.
De heer [naam medewerker BJZ], de voogd van [naam minderjarige], heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat de zus en haar partner in het door de therapeutische gezinsverpleging (hierna: TGV) van de Bascule uitgevoerde netwerkonderzoek, bij welk onderzoek ook [naam kinderarts]betrokken is geweest, positief als pleeggezin voor [naam minderjarige] zijn beoordeeld en dat er - gelet op de grote betrokkenheid van de hele familie, hun inzet en hun dringende verzoek - geen aanleiding was om [naam minderjarige] in een neutraal pleeggezin te plaatsen. De heer [naam medewerker BJZ] heeft aanvullend medegedeeld dat de familie van [naam minderjarige] de eerste drie jaar nog intensief wordt begeleid door de TGV, dat het standpunt van BJZ is dat de voogdij over [naam minderjarige] wèl bij een neutrale instantie moet blijven en dat augustus van dit jaar wordt bekeken of er begeleid contact tussen [naam minderjarige] en de moeder mogelijk is.
De zus heeft ter zitting aangegeven dat de problematiek van de moeder in de familie bekend is en dat zij er zelf geen problemen mee heeft om het contact met de moeder in het belang van [naam minderjarige] te beperken dan wel te verbreken. Derhalve verwacht zij niet dat er een loyaliteitsconflict zal optreden. Voorts deelde de zus mede dat [naam minderjarige] goed vooruitgaat en de achterstand in zijn ontwikkeling is verkleind.
Op grond van de stukken, waaronder het voornoemde rapport van de Raad, en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de moeder ongeschikt en onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding ten aanzien van [naam minderjarige] te vervullen. De rechtbank heeft hierbij laten meewegen dat vaststaat dat de moeder aan een stoornis lijdt die haar handelwijze zodanig beïnvloedt dat [naam minderjarige] daarvan schade ondervindt. Daarbij is niet vast komen te staan dat de moeder op enige termijn de zorg over [naam minderjarige] op zich kan nemen. De bereidheid van de moeder om zich te laten behandelen doet daaraan niet af. Nu voorts vaststaat dat de minderjarige [naam minderjarige] daadwerkelijk schade heeft ondervonden van het handelen van de moeder, verzet het belang van [naam minderjarige] zich niet tegen de ontheffing van de moeder van het gezag over hem en zal het verzoek van de Raad worden toegewezen.
Gelet op het bovenstaande behoeft het subsidiaire verzoek van de Raad geen behandeling meer.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Ontheft de moeder, [de moeder] van het gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum].
Benoemt tot voogd over voornoemde minderjarige Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, Frans Halsstraat 49 te (1816 CM) Alkmaar.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.A. van den Berg en J.H. Gisolf, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2006, in tegenwoordigheid van mr. V. P. Schulze, griffier.