Parketnummer : 14/810043-05 (O)
Datum uitspraak : 26 juli 2006
VONNIS EX ARTIKEL 36e VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank te Alkmaar, in de zaak van het
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres: [adres verdachte].
Raadsman: mr. J.J. Kuiper.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2006.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 19 april 2006 gesteld dat [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van een of meer van de hem bij de dagvaarding in de strafzaak met parketnummer 14/810043-05 ten laste gelegde feiten en soortgelijke feiten.
De vordering van de officier van justitie houdt voorts in dat de rechtbank het bedrag als bedoeld in artikel 36e lid 4 van het Wetboek van Strafrecht zal vaststellen op
€ 46.500,- en aan [verdachte] de verplichting zal opleggen tot betaling van dat bedrag aan de staat.
2. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De officier van justitie heeft de procedure aanhangig gemaakt met de oproeping aan veroordeelde te verschijnen op de terechtzitting van de rechtbank op 12 juli 2006.
Deze oproeping is op 14 mei 2006 aan [verdachte] in persoon betekend. De vordering is op die zitting in aanwezigheid van [verdachte] en zijn raadsman behandeld. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
[verdachte] en zijn raadsman hebben de vordering weersproken.
De uitspraak is bepaald op 26 juli 2006.
3. VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
[verdachte] is bij vonnis van de rechtbank in deze rechtbank van 26 juli 2006 veroordeeld terzake van, kort gezegd, vrouwenhandel en exploitatie in de prostitutie van twee vrouwen, in de periode 1 januari 2004 tot en met 5 oktober 2004.
Van de stukken van het geding maken de volgende stukken deel uit:
Een ambtsedig proces-verbaal met nummer PL1050/04-022440 terzake het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gedateerd 6 maart 2006 van C.A.M. Knijn, brigadier-rechercheur, werkzaam bij het Bureau Financiële Recherche van de regiopolitie Noord-Holland Noord. Dit proces-verbaal houdt in, als de berekening van het voordeel:
[verdachte] heeft verklaard dat hij netto gemiddeld € 1.200,- tot € 1.800,- per maand heeft verdiend met de massagesalon. Bij de berekening ben ik uitgegaan van € 1.500,- per maand. Gerekend vanaf 23 juni 2002 tot 18 januari 2005 zijn dit 31 maanden x
€ 1.500,- = € 46.500,-. Het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] bedraagt dus € 46.500,-.
Het proces-verbaal van verhoor van 18 januari 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren D. Appel en J.J.B. Hooiveld, houdt in –
voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [verdachte]:
V: Wat is jouw beweegreden/motivatie om deze Thaise massagesalon in jouw woning te runnen?
A: Ik zag dat het allemaal ging op een hele makkelijke manier. Ik bedoel hiermee om centjes te verdienen. Ik had er wel wat inkomsten van.
V: Kun je aangeven wat je per maand zo verdient?
A: Als je de onkosten eraf trekt, ongeveer tussen 1200 en 1800 euro per maand. Onkosten voor krantenadvertenties, eten enzo.
V: Zijn er speciale kamers:
A: Die drie kamers, daar slapen zij ook.
V: De kamers zijn boven ook ingericht.
A: Als er meerdere dames willen komen werken, dan is dit mogelijk.
Het proces-verbaal van verhoor van 23 juli 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar B.J.F. Janssens, houdt in –
voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik verblijf nu al een maand op het adres [adres verdachte] in Bovenkarspel. Sinds 1 maand werk ik ook gelijkertijd in deze woning. Ik geef hier Thaise massage aan klanten. De helft van dit geld is voor mij en de andere helft is voor [verdachte].
Het proces-verbaal van verhoor van 12 mei 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar W.N. Spil, houdt in –
voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige]:
Na 4/5 bezoeken aan de [adres verdachte] werd mij eigenlijk wel duidelijk dat het een bordeel was. Ik zat regelmatig in de huiskamer. Ik zag mannen komen en gaan. De man ging naar boven en vervolgens zag ik dat 1 van de meisjes weg was. Nikki vertelde mij, dat zij van haar verdiensten de helft moest afdragen aan [verdachte].
Het proces-verbaal van verhoor van 14 januari 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren D. Appel en J.J.B. Hooiveld, houdt in –
voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige]:
In aanvulling op de destijds door mij afgelegde verklaring inzake mijn ervaringen met een Thaise vrouw en het pand [adres verdachte] te Bovenkarspel, kan ik u het volgende verklaren: Nikki heeft al de tijd dat zij in Nederland verbleef vanaf 23 december 2003 tot een week voor haar vertrek in de woning van [verdachte] verbleven.
Het proces-verbaal van verhoor van 7 oktober 2004, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.J.B. Hooiveld en W.N. Spil, houdt in
– voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik ben sedert 6 augustus 2004 in Nederland. [medeverdachte] vertelde ons dat wij op onze kamer Thaise massage moesten doen bij klanten en dat de uurprijs 60 euro was. Zij vertelde ons, dat wij dit geld moesten delen met [verdachte]. Vanaf 8 augustus ben ik aan het werk geweest. Als ik een goede dag had, had ik 4 klanten.
Het proces-verbaal van verhoor van 18 januari 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J. Brandsma en T. Heijerman, houdt in
– voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op 15 januari 2005 ben ik naar Schiphol gekomen. Ik werd afgeleverd op het adres waar u mij vanochtend ophaalde. Op het adres was een Nederlandse man aanwezig, ik noem hem ‘papa’. Het is de man die vanochtend, tezamen met mij is meegenomen naar het politiebureau. Toen ik aan was gekomen op dat adres, trainde mevrouw [medeverdachte] mij in het masseren. Ik kreeg van mevrouw [medeverdachte] instructie in die techniek. Ik wilde de massage niet toepassen, terwijl ik naakt was. Dit moest echter van mevrouw [medeverdachte]. Ik begon meteen die dag te werken. Ik ben dus op 15 januari 2005 begonnen. Ik heb in totaal vijf klanten gehad. Papa gaf mij 20 euro voor een klant.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J.J.B. Hooiveld en D. Appel, houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisanten:
Op 18 januari 2005 om 10.10 uur is verdachte [verdachte] in perceel [adres verdachte] te Bovenkarspel aangehouden door D. Appel. Op 18 januari 2005 op het tijdstip van aanhouding van de verdachte [verdachte], werd in de woonkamer van deze woning een in nachtkleding gekleed zijnde vrouw aangetroffen. Dit was een vrouw van Thaise afkomst, die zich legitimeerde met een geldig nationaal paspoort op naam van [slachtoffer 3].
Het proces-verbaal van verhoor van 20 januari 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J. Brandsma en T. Heijerman, houdt in
– voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als verklaring van [medeverdachte]:
Ik werk ook in de woning van [verdachte]. Ik werk in elke kamer, die maar vrij is.
Het proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2002, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar B.J.F. Janssens, houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 23 juli 2002 heeft de afdeling Vreemdelingenzaken een onderzoek ingesteld in perceel [adres verdachte] te Bovenkarspel. Op de bovenverdieping zijn 3 slaapkamers. Iedere slaapkamer was echter ingericht als een ruimte waar massage gegeven wordt. Een matras op de grond, lakens, handdoeken, massageolie, keukenrollen waren in deze 3 ruimtes aanwezig. De dames verklaarden dat hun “werkgever”, die tevens de huurder van de woning was, nu voor vakantie in Thailand verblijft. Het gaat hier om: [verdachte].
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, zoals hierboven weergegeven, kan worden geconcludeerd dat [verdachte] niet alleen in de periode van 6 augustus tot en met 5 oktober 2004 voordeel heeft getrokken uit de exploitatie van vrouwen in de prostitutie, waarvoor hij bij vonnis van 26 juli 2006 is veroordeeld, maar dat sprake is van soortgelijke feiten in de periode van 23 juni 2002 tot 18 januari 2005. Naast de verklaringen van [slachtoffer 4], [getuige] en [slachtoffer 3] hecht de rechtbank ook betekenis aan de omstandigheid dat blijkens de verklaring van [verdachte] en het proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2002, kennelijk van juli 2002 tot januari 2005 in de woning van [verdachte] sprake is geweest van drie kamers die waren ingericht als massagekamer. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij werkte in ‘welke kamer maar vrij was’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er vanuit moet worden gegaan dat [verdachte] gedurende de hele periode van 23 juni 2002 tot 18 januari 2005, zijnde 31 maanden, verdiensten heeft gehad uit de exploitatie van vrouwen in de prostitutie.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat niet zonder meer mag worden uitgegaan van [verdachte]s eigen verklaring dat hij met de massagesalon
€ 1.200,- tot € 1.800,- per maand verdiende. Volgens de raadsman heeft [verdachte] dit immers snel en op een onverwacht moment moeten aangeven, terwijl hij waarschijnlijk op een heel ander bedrag was uitgekomen wanneer hij dit had kunnen berekenen, eventueel met behulp van een boekhouder.
De rechtbank verwerpt dit verweer, aangezien de oproep voor de behandeling ter terechtzitting inzake de ontnemingsvordering op 14 mei 2006 aan [verdachte] is betekend en hij derhalve twee maanden de tijd heeft gehad om ter terechtzitting een andere berekening van zijn inkomsten naar voren te brengen, hetgeen hij echter niet heeft gedaan. [verdachte] heeft in zijn verklaring bij de politie overigens expliciet verklaard dat het een schatting betrof van zijn netto inkomsten, waarbij rekening was gehouden met kosten voor bijvoorbeeld krantenadvertenties en eten. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook redelijk om uit te gaan van een gemiddeld netto inkomen van [verdachte] van
€ 1.500,- per maand.
Gelet op het voorgaande onderschrijft de rechtbank de uitgangspunten voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals hierboven aangehaald uit het proces-verbaal terzake het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van verbalisant Knijn en maakt deze tot de hare.
Op basis van het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van de netto opbrengst van de exploitatie van vrouwen in de prostitutie:
€ 1.500,- per maand x 31 maanden = € 46.500,-
4. VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een netto inkomen heeft van ongeveer
€ 1.300,- per maand aan uitkering en pensioen. Niet is gebleken dat hij schulden heeft. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding het door [verdachte] te betalen bedrag lager te stellen dan het vastgestelde bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
5. TOEGEPAST WETTELIJK VOORSCHRIFT
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande tot de volgende beslissing.
- Stelt het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 46.500,- (zesenveertigduizend en vijfhonderd euro).
- Verplicht veroordeelde tot het betalen aan de Staat van € 46.500,- (zesenveertigduizend en vijfhonderd euro) ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.F.B. van Zutphen, voorzitter,
mrs. G.D.M. Hoedemaker en M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Vos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juli 2006.
Mr. G.D.M. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.