ECLI:NL:RBALK:2006:AY4705

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193425 CV EXPL 05-3776 (NB)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding na onrechtmatige daad en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak vordert Eweka Internet Services B.V. (hierna: Eweka) van de gedaagde partij betaling van een bedrag van € 764,44, inclusief rente en kosten. Eweka stelt dat de gedaagde in of omstreeks december 2002 zonder toestemming bestanden en/of databases heeft weggenomen, wat heeft geleid tot schade voor Eweka. De gedaagde heeft deze schade erkend en er is op 28 december 2002 een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin de schade is vastgesteld op € 600,00. De gedaagde was verplicht deze schade binnen 24 maanden te voldoen, maar heeft dit nagelaten, waardoor Eweka genoodzaakt was om haar vordering ter incassering uit handen te geven aan haar gemachtigde.

De kantonrechter heeft de vordering van Eweka beoordeeld en het verweer van de gedaagde verworpen. De gedaagde had aangevoerd dat de overeenkomst onder invloed van dwaling of bedrog tot stand was gekomen, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde voldoende gelegenheid had gehad om de juridische implicaties van zijn gedragingen te overdenken voordat hij de overeenkomst tekende. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet aannemelijk had gemaakt dat de mededeling van Eweka over de hoogte van de schade onjuist was.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om aan Eweka € 614,44 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente over € 600,00 vanaf 8 augustus 2005 tot de dag van betaling. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment voor Eweka zijn vastgesteld op € 424,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, op 12 april 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 193425 CV EXPL 05-3776 (NB)
Uitspraakdatum: 12 april 2006
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Eweka Internet Services B.V.
gevestigd te Alkmaar
eisende partij
verder ook te noemen: Eweka
gemachtigde: F.J.M. van der Meer, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar
[toevoeging aangevraagd].
Het procesverloop
Eweka heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 8 augustus 2005.
[Gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast. Met het oog op de te houden comparitie heeft Eweka bij akte d.d. 30 januari 2006 een productie overgelegd.
De comparitie is gehouden op 13 februari 2006, alwaar zijn verschenen namens Eweka [naam 1], technisch directeur, en [naam 2], werkzaam op de debiteurenadministratie, alsmede [gedaagde]; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Het geschil
Eweka vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 764,44, rente en kosten rechtens.
Zij stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende. [Gedaagde] heeft in of omstreeks december 2002 zonder toestemming van Eweka bestanden en/of databases en andere materialen weggenomen, ten gevolge waarvan Eweka schade heeft geleden. [Gedaagde] heeft dit erkend en partijen hebben op 28 december 2002 een overeenkomst gesloten waarin de schade is vastgesteld op € 600,00. [Gedaagde] diende de schade in ieder geval binnen 24 maanden te voldoen, hetgeen hij heeft nagelaten. Omdat betaling uitbleef was Eweka genoodzaakt haar vordering ter incassering uit handen te geven aan haar gemachtigde. Zij maakt derhalve tevens aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten ad € 150,00. Eweka maakt voorts aanspraak op wettelijke rente, tot de dag van dagvaarding bedragende € 14,44.
Op het verweer van [gedaagde] zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.
De beoordeling
De kantonrechter stelt voorop dat het in deze procedure slechts gaat om de vraag of [gedaagde] gehouden is om uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 28 december 2002 aan Eweka een bedrag van € 600,00 te betalen. Het gaat niet om de vraag of [gedaagde] jegens Eweka onrechtmatig heeft gehandeld en haar daardoor schade heeft berokkend, nu dat niet aan de vordering ten grondslag is gelegd. Het is ook niet van belang voor de geldigheid van de vaststellingsovereenkomst. Deze geldt immers ook (en juist) als het overeengekomene van de tevoren bestaande rechtstoestand afwijkt (artikel 7:900 lid 1 BW).
Het beroep op vernietiging wegens bedrog dan wel misbruik van omstandigheden wordt verworpen. Voor zover uit de stellingen van [gedaagde] moet worden afgeleid dat hij zich (ook) beroept op bedreiging geldt hetzelfde. Hij heeft de gelegenheid gehad zich te beraden over de mogelijk juridische implicaties (onrechtmatigheid, aansprakelijkheid) van zijn gedragingen alvorens enige afspraak met Eweka te maken. Hij heeft de hem aangeboden overeenkomst vervolgens kunnen bestuderen en heeft die getekend ten huize van en in aanwezigheid van zijn ouders, die hem daarin hebben geadviseerd. Het doen van aangifte bij justitie (en de mededeling van Eweka over daaraan verbonden consequenties) in geval [gedaagde] niet zou tekenen levert geen bedreiging als bedoeld in artikel 3:44 BW op. Het gaat om het toebrengen van op zichzelf niet ongeoorloofde nadeel om een evenmin illegaal doel te bereiken, nl. het bereiken van een schikking waarvan gesteld noch gebleken is dat deze in hoge mate nadelig was voor [gedaagde].
[Gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen dat de mededeling van Eweka over de daadwerkelijke hoogte van haar schade, op grond waarvan hij naar eigen zeggen tot de schikking is gekomen, onjuist was.
[Gedaagde] heeft niet betwist dat het in artikel 3 van de overeenkomst bepaalde aldus moet worden opgevat dat hij binnen 24 maanden na ondertekening een bedrag van € 600,00 zou dienen te betalen aan Eweka in nader overeen te komen termijnen. Dat laatste is niet geschied, zodat bedoeld bedrag thans in zijn geheel opeisbaar is. De overeenkomst is niet vervallen, zoals [gedaagde] heeft gesteld, omdat de in de laatste alinea bedoelde termijn van 60 maanden nog niet is verstreken.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in hoofdsom toewijsbaar is. [Gedaagde] is in verzuim geraakt, zodat de gevorderde wettelijke rente eveneens toewijsbaar is.
De medegevorderde buitengerechtelijke (incasso)kosten zullen evenwel worden afgewezen, nu uit de stukken slechts blijkt van een enkele aanmaning door de gemachtigde van Eweka en de kosten daarvan worden geacht te zijn begrepen in de proceskosten.
[Gedaagde] dient als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan Eweka tegen kwijting te betalen € 614,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 8 augustus 2005 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Eweka worden vastgesteld op een bedrag van € 424,74 [inclusief BTW indien en voorzover door [gedaagde] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 200,00 voor salaris van de gemachtigde van Eweka [waarover [gedaagde] geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, en op12 april 2006in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.