ECLI:NL:RBALK:2006:AY4170

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/2295
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbendenbegrip in subsidiezaken met betrekking tot mosselzaadwinning

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een innovatief mosselzaadbedrijf en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Minister had een innovatiesubsidie verleend aan [X] B.V. voor het project 'Alternatieve winning mosselzaad'. Eiseres, een concurrent van [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze subsidieverlening, maar dit bezwaar werd door de Minister niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat de subsidie haar concurrentiepositie zou schaden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het belanghebbendenbegrip uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. Volgens artikel 1:2 van de Awb is een belanghebbende degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de cumulatieve criteria die vereist zijn om als belanghebbende te worden aangemerkt. Deze criteria zijn dat de subsidie gericht moet zijn op het ontstaan van een concurrerend aanbod, dat het aanbod zich richt op hetzelfde marktsegment en dat het verstrekken van de subsidie dreigend omzetverlies voor de concurrent tot gevolg heeft.

De rechtbank concludeerde dat [X] B.V. al voor de subsidieverlening actief was op de mosselzaadmarkt, waardoor de subsidie niet gericht was op toetreding tot die markt. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat de subsidie een dreigend omzetverlies voor eiseres zou veroorzaken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het belanghebbendenbegrip in bestuursrechtelijke procedures, vooral in het kader van subsidieverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: BELEI 05/2295
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
de besloten vennootschap [vennootschap],
gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde mr. [X] (advocaat te [plaatsnaam]),
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder,
gemachtigde mr. [X].
1. Ontstaan en loop van de zaak
Verweerder heeft bij besluit van 30 november 2004 aan [X] B.V. subsidie toegekend op grond van de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur (hierna: de Regeling) voor het project ‘Alternatieve winning Mosselzaad’ (hierna: het subsidiebesluit).
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 7 januari 2005, aangevuld bij brief van 16 juni 2005, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 augustus 2005 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 september 2005 beroep ingesteld.
Bij brief van 4 november 2005 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden. Bij brief van 15 november 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 19 mei 2006. Namens eiseres zijn daar [medewerker eiseres] en [medewerker eiseres] verschenen, werkzaam bij eiseres, alsmede bovengenoemde gemachtigde. Verweerder is daar verschenen bij bovengenoemde gemachtigde.
2. Motivering
2.1. In dit geding moet worden beoordeeld of verweerder in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen het subsidiebesluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet als belanghebbende bij het subsidiebesluit kan worden aangemerkt. Verweerder heeft daartoe overwogen dat een concurrent blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) van 17 mei 2001 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LN-nummer AB2050 en in AB 2002/58) slechts als belanghebbende bij een subsidiebesluit kan worden aangemerkt, indien ten eerste de desbetreffende subsidie rechtstreeks is gericht op het ontstaan van een concurrerend aanbod en ten tweede dat aanbod zich richt op het marktsegment waarin ook de concurrent opereert. Verweerder is van mening dat aan die voorwaarden niet is voldaan, omdat [X] B.V. al jaren op de mosselmarkt opereert. Het subsidiebesluit is dan ook niet gericht op toetreding tot die markt, maar op het bestendigen van de exploitatie en de concurrentiepositie van [X] B.V., aldus verweerder. Het enkele feit dat eiseres als concurrent nadeel kan ondervinden van het subsidiebesluit, maakt volgens verweerder nog niet dat zij daarbij als belanghebbende valt aan te merken.
2.3. Eiseres is van mening dat zij ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt bij het subsidiebesluit. Zij kan zich weliswaar vinden in het standpunt van verweerder dat in dit geval de criteria om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt moeten worden ontleend aan de door verweerder genoemde uitspraak, maar meent dat verweerder die criteria onjuist heeft verwoord en geïnterpreteerd. Volgens eiseres geldt als eerste criterium of het aannemelijk is dat een subsidiebesluit de weg heeft geopend voor een op haar potentiële klantenkring gericht en met haar bedrijfsactiviteiten concurrerend aanbod en (dreigend) omzetverlies als gevolg daarvan. Als tweede criterium geldt volgens eiseres of een subsidiebesluit betrekking heeft op hetzelfde marktsegment, waarbij de bedrijfsactiviteiten zich qua doelgroep en dienstenpakket niet in betekenende mate van het nieuwe aanbod onderscheiden. Eiseres is van mening dat in dit geval aan beide criteria wordt voldaan en dat zij dus als belanghebbende bij het subsidiebesluit had moeten worden aangemerkt. Eiseres heeft in dit verband opgemerkt dat verweerder ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de mosselmarkt, waarop [X] B.V. inderdaad al lang actief is, en de mosselzaadmarkt, waarop eiseres als eerste pionier is begonnen en waar zij nu wordt geconfronteerd met [X] B.V. als nieuwe marktpartij.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
2.5. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen mede als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.6. De rechtbank is met partijen van oordeel dat het belanghebbendenbegrip in dit geval moet worden ingevuld aan de hand van uitspraak van de ABRS van 17 mei 2001. In die uitspraak heeft de ABRS haar oordeel dat een concurrent door een bestuursorgaan ten onrechte niet als belanghebbende bij een subsidiebesluit was aangemerkt, als volgt onderbouwd:
“Gezien de stukken, als toegelicht ter zitting, is aannemelijk dat het besluit tot verlening van subsidie - ook ten behoeve van de serviceverlening van het dienstencentrum - de weg heeft geopend voor een op haar potentiële klantenkring gericht en met de bedrijfsactiviteiten van appellante concurrerend aanbod en (dreigend) omzetverlies als gevolg daarvan. Zonder subsidieverlening zou dat aanbod, in die vorm, niet zijn ontstaan. Niet kan worden staande gehouden dat de bedrijfsactiviteiten van appellante zich qua doelgroep en dienstenpakket in zodanig betekenende mate van het nieuwe aanbod onderscheiden dat kan worden gezegd dat die zich op een ander marktsegment richten. Derhalve is het belang van appellante rechtstreeks bij het subsidiebesluit betrokken.”
2.7. De rechtbank overweegt dat uit bovenstaande overweging 3 cumulatieve criteria kunnen worden afgeleid waaraan moet zijn voldaan om eiseres in dit geval op grond van haar concurrentiepositie als belanghebbende bij het subsidiebesluit aan te merken. Deze criteria zijn:
1. de subsidie dient rechtstreeks gericht te zijn op het ontstaan van een concurrerend aanbod en dus op de toetreding tot de markt;
2. het aanbod moet gericht zijn op precies het marktsegment waarin ook de eventuele belanghebbende opereert;
3. het verstrekken van de subsidie heeft een dreigend omzetverlies voor de eventuele belanghebbende tot gevolg.
2.8. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
De laatste jaren is er sprake van een tekort aan de grondstof voor de kweek van mosselen, doordat er minder mosselzaad op de natuurlijke banken tot ontwikkeling komt en de mosselzaadbanken niet of beperkt bevist mogen worden. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat de reguliere invangmethode voor mosselzaad, te weten het afschrappen van de zeebodem, op steeds meer weerstand stuit en mogelijk vanaf 2020 niet meer is toegestaan. Mosselproducenten moeten ten behoeve van hun kweekbedrijf kunnen beschikken over een voldoende en constante stroom aan mosselzaad en hebben daarom behoefte aan mosselzaad uit een andere bron dan die van de wilde banken. Hierdoor is er een nieuwe markt ontstaan die is gericht op het ontwikkelen van alternatieve, duurzame methoden voor de productie van mosselzaad. Door deze methoden kunnen mogelijk ook op langere termijn fluctuaties in de mosselzaadproductie worden opgevangen en kan worden voldaan aan de toenemende vraag vanuit de markt.
Eiseres is sinds 2000 een innovatiebedrijf op het gebied van het invangen van mosselzaad op netten. Het invangen van mosselzaad op verticaal drijvende netten gebeurt al jarenlang, maar eiseres heeft een nieuwe methode ontwikkeld waarbij de zeebodem wordt gespaard. [X] B.V. is een mosselproducerend- en verwerkend bedrijf, dat zich sedert 2003 ook bezighoudt met de invang en opkweek van mosselzaad tot uitzaaibare grootte. Het project waarvoor [X] B.V. subsidie heeft gekregen vertoont gelijkenis met de door eiseres ontwikkelde/te ontwikkelen methode. Naast eiseres en [X] B.V. zijn er nog twaalf andere bedrijven actief op de prille mosselzaadmarkt. Al deze bedrijven hebben vergunningen gekregen om alternatieve methoden te ontwikkelen voor het produceren van mosselzaad, welke vergunningen op 1 januari 2008 aflopen. De overheid wil vervolgens in 2008 een keuze maken voor de methode waarmee in de toekomst duurzaam mosselzaad zal worden geproduceerd.
2.9. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet is voldaan aan het criterium dat de subsidie rechtstreeks is gericht op het ontstaan van een concurrerend aanbod en dus op toetreding tot de markt. Uit het bovenstaande blijkt immers dat [X] B.V. reeds in 2003 actief was op de mosselzaadmarkt, zodat van toetreding tot die markt als rechtstreeks gevolg van het subsidiebesluit geen sprake is. De rechtbank is verder van oordeel dat wel is voldaan het criterium dat het subsidiebesluit betrekking heeft op hetzelfde marktsegment als waarin eiseres opereert. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat het subsidiebesluit een dreigend omzetverlies voor eiseres tot gevolg heeft. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de artikelen 12a, eerste lid, en 12k, tweede lid, van de Regeling volgt dat de te subsidiëren projecten van collectief belang moeten zijn en dat de resultaten van die projecten openbaar moeten worden gemaakt. Onder deze omstandigheden is zelfs niet uitgesloten dat eiseres in de toekomst indirect van het onderhavige subsidiebesluit zal kunnen profiteren.
2.10. Uit het voorgaande volgt dat niet wordt voldaan aan de 3 cumulatieve criteria om eiseres in dit geval op grond van haar concurrentiepositie als belanghebbende bij het subsidiebesluit aan te merken. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres tegen het subsidiebesluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank merkt daarbij ten aanzien van de stelling van eiseres dat [X] B.V. als gevolg van het subsidiebesluit in een gunstigere positie wordt gebracht voor de door de overheid in 2008 te maken keuze nog op dat dat mogelijke gevolg in een te ver verwijderd verband staat van het subsidiebesluit.
2.11. Gelet op het voorgaande kan de stelling van eiseres dat aan [X] B.V. in strijd met de Regeling subsidie is verleend omdat ten tijde van het indienen van de aanvraag reeds een aanvang met het project was gemaakt onbesproken blijven.
2.12. Het beroep is ongegrond.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2006 door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J.T.M. de Haan-Bergisch, griffier.
griffier, rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.