RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Uitspraak van de meervoudige kamer
[eiser1] en [eiser2],
wonende respectievelijk gevestigd te [plaatsnaam],
eisers,
gemachtigde mr. [X] (werkzaam bij het juridisch en bestuurlijk adviescentrum te [plaatsnaam]),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigden [X], [X] en [X] (allen ambtenaar van de gemeente [plaatsnaam]).
1. Ontstaan en loop van de zaak
Bij brief van 5 februari 2004 hebben eisers, eigenaar van respectievelijk rechthebbende op gronden gelegen in een gebied waarvoor het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]” in procedure is gebracht, verweerder onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) gevraagd om de volgende stukken:
1. voorkomende tussen de gemeente en derde(n) gesloten samenwerkings-, gronduitgifte- en exploitatieovereenkomsten met betrekking tot de gronden begrepen in het gebied [plaatsnaam], in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”;
2. stukken en documenten met betrekking tot het door de gemeente [plaatsnaam] gevoerde beleid en normering terzake van voorkomende bouw- en woonrijpwerken;
3. het terzake de in het gebied [plaatsnaam] gelegen gronden, in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”, vigerende beeldkwaliteitsplan alsmede het vigerende beleid met betrekking tot de waterhuishouding in het desbetreffende gebied;
4. het terzake de in het gebied [plaatsnaam] gelegen gronden, in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”, vigerende woningdifferentiatiebeleid (nota Volkshuisvesting, en geactualiseerde documentatie);
5. de terzake de in het gebied [plaatsnaam] gelegen gronden, in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”, opgestelde exploitatieopzet en –berekeningen;
6. de gemeentelijke exploitatieverordening.
Bij besluit van 10 maart 2004 heeft verweerder besloten de hiervoor onder de punten 2, 3, 4 en 6 gevraagde stukken te verstrekken en openbaarmaking van de overige gevraagde stukken te weigeren.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 2 april 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 juli 2004, verzonden op 27 juli 2004, heeft verweerder het bezwaar overeenkomstig het advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Tegen dit besluit hebben eisers bij faxbericht van 27 augustus 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij brief van 6 oktober 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 juni 2005 heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) enkele op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd waarvan de kennisneming uitsluitend is voorbehouden aan de rechtbank.
Bij tussenbeslissing van 20 juli 2005 heeft de rechtbank beslist dat de beperking van de kennisneming van de stukken waarvoor verweerder geheimhouding heeft verzocht gerechtvaardigd is.
Bij brief van 26 juli 2005 hebben eisers de rechtbank op grond van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb toestemming gegeven om mede op de grondslag van de stukken waarvan de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is geacht uitspraak te doen.
Bij faxbericht van 12 juni 2006 hebben eisers desgevraagd nadere stukken toegezonden.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 juni 2006. Namens eisers zijn daar [eiser1] in persoon en bovengenoemde gemachtigde verschenen. Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, vertegenwoordigd door bovenvermelde gemachtigden.
2.1. In dit geschil moet worden beoordeeld of verweerder in het bestreden besluit in redelijkheid heeft kunnen volharden in zijn weigering om de volgende stukken openbaar te maken:
1. voorkomende tussen de gemeente en derde(n) gesloten samenwerkings-, gronduitgifte- en exploitatieovereenkomsten met betrekking tot de gronden begrepen in het gebied [plaatsnaam], in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”; en
2. de terzake de in het gebied [plaatsnaam] gelegen gronden, in het bijzonder doch niet daartoe beperkt de gronden begrepen in het bestemmingsplan “Plandeel [X], [naam bestemmingsplan]”, opgestelde exploitatieopzet en –berekeningen.
2.2. Verweerder heeft de weigering om voornoemde stukken openbaar te maken gebaseerd op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob. Verweerder heeft daartoe gesteld dat de gevraagde exploitatieopzetten en contracten met derden detailinformatie over normprijzen bevatten die voor anderen bij aanbestedingen van nut kunnen zijn bij het berekenen van de te offreren aanneemsom en dat daardoor het financieel economische belang van de gemeente [plaatsnaam] kan worden geschaad.
2.3. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder het belang van openbaarmaking ten onrechte niet zwaarder heeft laten wegen dan het financieel economische belang van de gemeente. In dit verband hebben eisers gesteld dat niet is gebleken van een concreet voornemen tot aanbesteding op basis van de verzochte informatie. Ook is volgens eisers niet gebleken dat openbaarmaking van die informatie aanbestedingen zou kunnen frustreren. Verder zijn eisers van mening dat verweerder ook op grond van de gemeentelijke exploitatieverordening verplicht is om de gevraagde informatie te verstrekken, omdat in die verordening is voorzien in het vaststellen en openbaar maken van een bekostigingsbesluit met bijbehorende exploitatieopzetten. Eisers zien dan ook niet in welk belang zich verzet tegen openbaarmaking van de verzochte informatie, desnoods in gescreende vorm.
2.4. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet (eveneens) achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen.
2.5. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 februari 2005 met nummer 200403569/1 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN: AS6183) blijkt het volgende.
Het recht op openbaarmaking ingevolge de Wob dient uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering, welk belang de Wob vooronderstelt. Daarom kan ten aanzien van de openbaarheid geen onderscheid worden gemaakt naar gelang de persoon of de oogmerken van de verzoeker. Dit betekent dat bij de in het kader van de Wob te verrichten belangenafweging worden betrokken het algemene belang bij openbaarmaking van de gevraagde informatie en de door de weigeringsgronden te beschermen belangen, maar niet het specifieke belang van de verzoeker.
De vraag of een ander dan het openbaarheidsbelang zich voordoet, dient door de rechter integraal te worden beoordeeld. De rechterlijke toetsing van het bestuurlijk oordeel over de vraag of het openbaarheidsbelang meer of minder zwaar weegt dan de andere in de Wob genoemde belangen, wijkt niet af van de (redelijkheids)toetsing overeenkomstig het tweede lid van artikel 3:4 van de Awb. Bij die toetsing dient het uitgangspunt van de Wob
– openbaarheid is regel – zwaar te wegen.
2.6. De rechtbank stelt voorop dat het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder in redelijkheid openbaarmaking heeft kunnen weigeren van de door hem bij brief van 14 juni 2005 aan de rechtbank toegezonden stukken, waarvan bij tussenbeslissing van 20 juli 2005 is beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is (hierna: de geheime stukken). Voor zover eisers onder verwijzing naar de gemeentelijke exploitatieverordening hebben beoogd te verzoeken om openbaarmaking van een bekostigingsbesluit met bijbehorende exploitatieopzetten, overweegt de rechtbank dat is gebleken dat die stukken niet bestaan en dat verweerder openbaarmaking daarvan dan ook niet heeft geweigerd of kan hebben geweigerd.
De rechtbank overweegt vervolgens dat zich onder de geheime stukken een stuk bevindt met de titel ‘Herziene integrale grondexploitatie stedelijk gebied [plaatsnaam] december 2003’, waarin als datum van berekening is uitgegaan van 9 juni 2005. Deze datum van berekening dateert van na de datum van het bestreden besluit en deze versie kan dus per definitie niet de versie zijn waarvan verweerder destijds openbaarmaking heeft geweigerd. Ter zitting is evenwel gebleken dat het gaat om een geactualiseerde versie van het stuk waarvan verweerder in het bestreden besluit openbaarmaking heeft geweigerd. Gelet hierop wordt de rechtbank door de omstandigheid dat verweerder niet de historische versie van dat stuk heeft overgelegd niet in haar oordeelsvorming belemmerd.
2.7.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder als enige grond aan de weigering tot openbaarmaking van de geheime stukken ten grondslag heeft gelegd dat de financieel economische belangen van de gemeente kunnen worden geschaad vanwege het feit dat die stukken – kortweg – detailinformatie over normprijzen bevatten. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd echter verklaard dat detailinformatie over normprijzen slechts voorkomt in eerdergenoemd stuk met de titel ‘Herziene integrale grondexploitatie stedelijk gebied [plaatsnaam] december 2003’ alsmede in de bij de samenwerkingsovereenkomst behorende bijlagen 3, 7 en 9. De rechtbank heeft vastgesteld dat detailinformatie over normprijzen slechts in die stukken alsmede in de bij de samenwerkingsovereenkomst behorende bijlage 8 voorkomt.
2.7.2. De rechtbank is ten aanzien van voornoemde stukken van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het openbaarheidsbelang niet opweegt tegen de economische of financiële belangen van de gemeente. De rechtbank overweegt in dit verband dat verweerder ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van het bestreden besluit binnen de gemeente nog aanbestedingen plaatsvonden en moesten gaan plaatsvinden van vergelijkbare projecten als die waarop de geheime stukken zien. Zo heeft verweerder verwezen naar andere plandelen van het project ‘[naam bestemmingsplan]’ en het project ‘[bestemmingsplan]’. De rechtbank acht aannemelijk dat, zoals verweerder heeft gesteld, openbaarmaking van de detailinformatie over normprijzen voor anderen bij aanbestedingen van nut kunnen zijn bij het berekenen van de te offreren aanneemsom en dat daardoor het financieel economische belang van de gemeente kan worden geschaad. De stelling van eisers dat verweerder ook op grond van de gemeentelijke exploitatieverordening verplicht is om de geheimgehouden informatie te verstrekken, gaat niet op. Zoals de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 2.6. heeft overwogen is immers gebleken dat voor het betreffende gebied geen bekostigingsbesluit met bijbehorende exploitatieopzetten is vastgesteld.
Ter ondersteuning van dit oordeel verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 mei 2003 met nummer 200203532 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN: AF8622), waarin geheimhouding van een rekenmodel gerechtvaardigd werd geacht omdat openbaarmaking daarvan de onderhandelingspositie van de gemeente zou schaden.
2.7.3. Onder verwijzing naar diezelfde uitspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om over de in rechtsoverweging 2.7.1. genoemde stukken informatie in gescreende vorm te verschaffen. De in die stukken vermelde berekeningen en kostenposten zijn immers zo nauw met elkaar verweven, dat die stukken zich niet lenen voor openbaarmaking op andere wijze dan door de verstrekking van een kopie ervan.
2.8. Uit rechtsoverweging 2.7.1. volgt dat wat betreft de overige geheime stukken de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob genoemde weigeringsgrond zich niet voordoet. Nu in het bestreden besluit de weigering om de verzochte stukken openbaar te maken uitsluitend is gebaseerd op voornoemde grond, is de weigering van de openbaarmaking in het bestreden besluit ten aanzien van die overige geheime stukken in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb ondeugdelijk gemotiveerd.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tussen de in rechtsoverweging 2.7.1. genoemde stukken en de overige geheime stukken geen sprake is van een zodanige samenhang, dat openbaarmaking van alleen die laatste stukken onoverkomelijk is. Voor zover door verweerder ter zitting is betoogd dat openbaarmaking van enkele van die stukken ongewenst is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, moet de rechtbank constateren dat die weigeringsgrond niet aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
2.9. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd en verweerder dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eisers. De rechtbank zal daartoe een termijn stellen.
2.10. De rechtbank acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 644,00 als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is zowel voor het indienen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op het bezwaarschrift van eisers met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de gemeente [plaatsnaam] aan eisers het griffierecht ten bedrage van € 136,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eisers redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,00;
- wijst de gemeente [plaatsnaam] aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de betaling van € 644,00 dient te worden gedaan aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juni 2006 door mr. P.J. Jansen, voorzitter, mr. M. Kraefft en mr. drs. W.P. van der Haak, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden - in elk geval de eisende partij - en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.