ECLI:NL:RBALK:2006:AX6303

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/2793
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van medische beroepsgronden in WAZ-uitkering geschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 23 mei 2006, staat de beoordeling van een WAZ-uitkering centraal. Eiser, een zelfstandig taxichauffeur, had eerder een uitkering ontvangen die op 10 februari 2004 was ingetrokken. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 21 juni 2005 het besluit van de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vernietigd omdat de arbeidskundige grondslag niet voldeed aan de vereisten van een deugdelijke motivering. De rechtbank had echter de medische beroepsgronden van eiser, die in de eerdere uitspraak waren verworpen, buiten beschouwing gelaten. Eiser had geen hoger beroep ingesteld tegen deze eerdere uitspraak, waardoor het medisch aspect in rechte vaststond.

In de huidige procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de medische gronden van eiser niet opnieuw konden worden beoordeeld, aangezien deze al eerder waren verworpen. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, die bepaalt dat als er geen hoger beroep is ingesteld, de eerdere uitspraak bindend is. Eiser heeft in deze procedure geen nieuwe gronden ingebracht met betrekking tot de arbeidskundige beoordeling, en de rechtbank concludeert dat de vereiste motivering nu wel is voldaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door mr. J.S. Reid, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Lankhof als griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: WAZ 05/2793
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. [X], advocaat te Amterdam,
tegen: De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (kantoor Amsterdam), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het besluit van verweerder van 28 oktober 2005.
2. Zitting
Datum: 10 mei 2006.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, mr. [X]. Verweerder is verschenen bij gemachtigde [X], werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
3. Ontstaan en loop van het geding
Voor het procesverloop tot aan het thans bestreden besluit verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank van 21 juni 2005 (AWB 04/3283 WAZ).
Bij besluit van 28 oktober 2005 heeft verweerder andermaal ongegrond verklaard de bezwaren van eiser tegen het besluit van 16 december 2003 waarbij verweerder de uitkering van eiser ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) heeft ingetrokken.
Bij brief van 14 november 2005 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Motivering
4.1. Eiser was werkzaam als zelfstandig taxichauffeur toen hij op 19 juni 1991 uitviel met klachten in de rug, nek, schouders en armen. In verband hiermee heeft verweeder hem een uitkering krachten de WAZ toegekend. Deze uitkering is per 10 februari 2004 ingetrokken. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder op 8 juni 2004 de bezwaren van eiser tegen de intrekking van zijn WAZ-uitkering ongegrond verklaard. Deze rechtbank heeft het namens eiser ingestelde beroep tegen laatstgenoemd besluit bij uitspraak van 21 juni 2005 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de inhoud van de uitspraak.
4.2. In haar uitspraak heeft de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de door eiser ingebrachte gronden tegen de medische grondslag van het besluit van 8 juni 2004 verworpen en die grondslag onderschreven. De rechtbank vernietigde het besluit echter omdat de arbeidskundige grondslag van dit besluit naar het haar oordeel niet voldeed aan het vereiste van een deugdelijke motivering, neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank stelde namelijk vast dat niet was voldaan aan de door de Centrale Raad van Beroep geformuleerde, hogere eisen van verslaglegging en motivering.
4.3. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige [X] in zijn rapport van 27 oktober 2005 de overschrijdingen van de belastbaarheid van eiser in - onder meer - de functies machinaal metaalbewerker, parkeercontroleur, en productiemedewerker industrie nader onderzocht op de uit het CBBS gebleken signaleringen.
De bezwaarverzekeringsarts [X] heeft dit rapport voor akkoord getekend. Vervolgens heeft verweerder in lijn met deze rapporten het bestreden besluit genomen.
4.4. In de beroepsprocedure tegen het bestreden besluit heeft de gemachtigde van eiser de in de eerdere beroepsprocedure voorgebrachte medische bezwaren gehandhaafd. Namens eiser is gesteld dat wat betreft de medische aspecten van de zaak ten onrechte geen heroverweging heeft plaatsgevonden. Nu de rechtbank het besluit van 8 juni 2005 in zijn geheel heeft vernietigd dient volledige heroverweging plaats te vinden.
4.5. De rechtbank stelt vast dat eiser noch verweerder tegen de uitspraak van 21 juni 2005 hoger beroep heeft ingesteld, zodat het toen bestreden besluit met betrekking tot het medisch aspect reeds in rechte is komen vast te staan. Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld www.rechtspraak.nl, LJ-nummer: AT6391) dient de rechtbank zich dan ook te onthouden van een oordeel omtrent de medische beroepsgronden van eiser, die in de eerdere uitspraak reeds uitdrukkelijk en zonder voorbehoud waren verworpen. Deze vallen immers buiten de omvang van het geding.
4.6. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overweegt de rechtbank dat door eiser geen gronden zijn ingebracht. Voorts constateert de rechtbank dat thans is voldaan aan eerdergenoemde hogere eisen van verslaglegging en motivering.
4.7. Het beroep is ongegrond. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 mei 2006 door mr. J.S. Reid, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E. Lankhof, als griffier.
griffier, rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beroepschrift en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.