ECLI:NL:RBALK:2006:AX4078

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
140949
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot heropname en toetsing van de beslissing van de geneesheer-directeur in het kader van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 mei 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot heropname van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, naar aanleiding van een beslissing van de geneesheer-directeur. De advocaat van de betrokkene, mr. A.E.B. de Wit, had op 11 mei 2006 een verzoek ingediend om de beslissing van de geneesheer-directeur, die op 10 mei 2006 tot heropname had geleid, te toetsen. De betrokkene, die in het Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin te Castricum verbleef, werd bijgestaan door een tolk in de Russische taal tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet kort voor de opname was onderzocht door een onafhankelijke psychiater en dat hij niet door de geneesheer-directeur was gehoord voordat de opname plaatsvond. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de opname niet volgens de wettelijke eisen had plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de geneesheer-directeur de betrokkene niet tijdig schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de beslissing tot opname.

De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er sprake was van een geestelijke stoornis, er geen gevaar was dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kon worden afgewend. De rechtbank heeft daarom de beslissing van de geneesheer-directeur vernietigd en bepaald dat de oorspronkelijke voorwaardelijke machtiging herleefde. De rechtbank heeft de onmiddellijke invrijheidstelling van de betrokkene bevolen, waarmee de rechten van de betrokkene werden hersteld.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
Kenmerk: 140949
Datum: 17 mei 2006
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
gezien het schriftelijk verzoek van de advocaat mr. A.E.B. de Wit d.d. 11 mei 2006, tot het geven van een beslissing op een beslissing op een heropname van
D.
geboren op
wonende te
verblijvende Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin,
afdeling Schellingkbosch B, te Castricum.
die ingevolge een nieuwe voorwaardelijke machtiging d.d. 17 augustus 2005 van de rechtbank in het arrondissement Alkmaar verblijft, door een conversie van de geneesheer-directeur van bovengenoemd psychiatrisch ziekenhuis, in het Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin te Castricum.
Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken, waarvan de inhoud hier als ingelast geldt;
- het schriftelijke bericht van heropname van betrokkene door de geneesheer-directeur d.d. 10 mei 2006 gericht aan de officier van justitie;
- het schriftelijk ingediende verzoek van mr. A.E.B. de Wit, aan de officier van justitie d.d. 11 mei 2006 strekkende tot het verzoeken aan de rechter tot het nemen van een beslissing, als bedoeld in art. 14e van de Wet Bopz;
- het verzoek d.d. 16 mei 2006 van de officier van justitie strekkende tot een beslissing van de rechtbank op de d.d. 10 mei 2006 door de geneesheer-directeur van het Centrum voor de Geestelijke Gezondheidszorg Dijk en Duin te Castricum, gegeven beslissing tot heropneming van betrokkene in bovengenoemd psychiatrisch ziekenhuis.
Betrokkene heeft aangegeven niet de Nederlandse, doch wel de Russische taal te verstaan. Betrokkene wordt ter zitting bijgestaan door mevrouw M.V. Sjeveljova, wonende te Bergen aan Zee, tolk in de Russische taal, die in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte aflegt haar taak naar geweten te zullen vervullen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2006 in het centrum voor de geestelijke gezondheidszorg Dijk en Duin, afdeling Schellingkbosch B, te Castricum.
Gehoord zijn
Betrokkene en zijn advocaat mr. A.E.B. de Wit, mevr. A. Hulst (psychiater),
mevr. F.H. Busink (arts-assistent), alsmede mevr. D. (echtgenote van betrokkene).
Verder aanwezig is
mevr. A. Overbosch (co-assistent).
Overwegingen
1.
Uit de mondelinge verklaring van de psychiater, mevr. A. Hulst, aangevuld met hetgeen mevr. D. verklaarde, is het volgende gebleken. Betrokkene woonde thuis, onder verband van een nieuwe voorwaardelijke machtiging. Betrokkene is de voorwaarden nagekomen. Desondanks was de psychiater van oordeel dat een opname alsnog gewenst was in verband met het gebruik van cannabis door betrokkene. Het niet gebruiken van cannabis was geen voorwaarde in het behandelplan of de machtiging. Uit de stukken van vorige zittingen met betrekking tot betrokkene is zelfs gebleken dat –beperkt- cannabisgebruik een gunstige invloed op betrokkene had. De psychiater was echter van oordeel dat het cannabisgebruik ervoor zorgde dat betrokkene meer psychotisch werd. Als gevolg daarvan dreigde er gevaar, met name voor het gezin van betrokkene, dat van zijn agressiviteit te lijden had. Dat was ook de indruk die de psychiater ter plaatse had gekregen. Zij heeft, na overleg met de geneesheer-directeur, besloten dat betrokkene opgenomen diende te worden.
2.
Betrokkene is met zijn echtgenote naar Castricum gekomen en aldaar op 10 mei 2006 gedwongen opgenomen. Vervolgens heeft de geneesheer-directeur hem gezien.
3.
De rechtbank is het met de raadsvrouw van betrokkene eens dat de opname van betrokkene niet naar de eisen van de wet is geschied. Betrokkene is immers niet kort voor de opname onderzocht door de geneesheer-directeur of door een psychiater die niet bij de behandeling betrokken was. Evenmin is betrokkene door de geneesheer-directeur gehoord, voordat hij werd opgenomen. De rechtbank merkt daarnaast nog op dat de geneesheer-directeur de betrokkene niet uiterlijk vier dagen na zijn beslissing tot opneming daarvan schriftelijk in kennis heeft gesteld.
4.
In een geval als het onderhavige dient de rechter (zie: Hoge Raad 17-2-2006, Bj. 2006, nr. 7) in volle omvang de vraag te onderzoeken of een van de in de eerste twee volzinnen van art. 14d lid 1 BOPZ genoemde gronden voor een gedwongen opname zich voordoet.
Met andere woorden, als:
a. buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden of
b. betrokkene de gestelde voorwaarden niet naleeft of deze zelf om opname verzoekt.
De rechter dient dit te beoordelen naar de omstandigheden ten tijde van de beslissing door de rechter.
Naar het oordeel van de Hoge Raad (zie het hiervoor aangehaalde arrest), dat door de rechtbank wordt gevolgd, doen de onder 3. omschreven formele onvolkomenheden niet ter zake voor de door de rechtbank te beantwoorden vraag.
5.
Uit het voorgaande blijkt dat de onder b. beschreven situatie zich niet voordoet.
De rechtbank dient daarom te toetsen of de onder a. beschreven situatie zich voordoet, met andere woorden of ten tijde van het verhoor de criteria voor een gedwongen opname aanwezig zijn.
Die toets leidt tot het oordeel dat de rechtbank de overtuiging heeft dat –nog steeds- sprake is van een stoornis van de geestvermogens (schizofrenie) van betrokkene. Zij heeft echter niet de overtuiging bekomen dat deze stoornis van de geestvermogens de betrokkene gevaar doet opleveren, dat niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Bij dit oordeel hebben met name de opstelling van de echtgenote van betrokkene en haar verklaringen een rol gespeeld.
6.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de beslissing van de geneesheer-directeur zal moeten worden vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat weer tot gevolg dat de oorspronkelijke nieuwe voorwaardelijke machtiging en de daarbij geldende voorwaarden herleven.
7.
Gelet op de artikelen 14d, 14e, 49 en 2 BOPZ, alsmede art. 5 lid 4 EVRM, zal als volgt worden beslist:
Beslissing
Vernietigt de beslissing d.d. 10 mei 2006 van de geneesheer-directeur tot heropneming van betrokkene;
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van betrokkene.
Aldus gegeven te Castricum op 17 mei 2006 door mr. L.J. Saarloos, rechter van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in bovengenoemde rechtbank, in tegenwoordigheid van E.B.B.M. van Linden als griffier.