ECLI:NL:RBALK:2006:AX4059
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Relatieve onbevoegdheid en ambtshalve verwijzing in consumentenovereenkomst
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Alkmaar, was DSB BANK N.V. de eiseres in een consumentenovereenkomst. De procedure begon met dagvaardingen op 24 januari en 2 februari 2006. De gedaagden, waarvan één zonder bekende woon- of verblijfplaats, verschenen niet ter zitting. De rechtbank moest beoordelen of zij relatief bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. Volgens artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is er sprake van een consumentenovereenkomst, wat betekent dat de rechter ook zonder verweer moet beoordelen of hij relatief bevoegd is. De rechtbank concludeerde dat de hoofdregel van artikel 99 Rv van toepassing was, waarbij de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Aangezien gedaagde sub 2 in Tilburg woonde, was de rechtbank te Breda relatief bevoegd. Voor gedaagde sub 1, die geen bekende woon- of verblijfplaats had, kon de rechtbank geen relatief bevoegde rechter aanwijzen op basis van artikel 99 Rv. De rechtbank oordeelde dat artikel 109 Rv restrictief moest worden toegepast en dat er geen wettelijke basis was om de bevoegdheid ten aanzien van gedaagde sub 1 op dit artikel te baseren. De rechtbank besloot de zaak te verwijzen naar de relatief bevoegde rechter, de rechtbank te Breda, en verklaarde zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 mei 2006 door mr. P.H.B. Littooy.