ECLI:NL:RBALK:2006:AV8683

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
86145/FA RK 06-152
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van minderjarige naar Kreta en gezamenlijk gezag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 5 april 2006, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man over de uitoefening van gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind. De vrouw heeft verzocht om toestemming om met hun kind naar Kreta te verhuizen, terwijl de man zich daartegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het minderjarige kind zijn gewone verblijfplaats bij de moeder heeft, maar dat de verhuizing naar Kreta niet in het belang van het kind is. De vrouw heeft haar verzoek onderbouwd met argumenten over de kansen die de verhuizing biedt, zoals een nieuwe baan en goede onderwijsmogelijkheden. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verhuizing het kind uit zijn vertrouwde omgeving zou halen en dat de zorg voor het kind in het gedrang kan komen door de drukte van de restaurantexploitatie in Kreta. De rechtbank heeft ook overwogen dat de man, na de scheiding, een belangrijke rol heeft gespeeld in de verzorging van het kind en dat het in het belang van het kind is om bij de man te blijven wonen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen en het verzoek van de man toegewezen, waardoor het kind zijn gewone verblijfplaats bij de man zal hebben. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw recht heeft op de identiteitskaart van het kind en dat de man zal meewerken aan een omgangsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rekestnummer: 86145 / FA RK 06-152
datum: 5 april 2006
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te Den Helder,
verzoekende partij,
procureur: mr.drs. G. van der Kwaak-Knol,
tegen:
[de man],
wonende te Den Helder,
gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,
procureur: mr. G.A. van der Bijl.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als vrouw en man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 15 februari 2006 het verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht de vrouw toestemming te verlenen om met de minderjarige [naam zoon vd vrouw en man], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] naar Kreta te verhuizen.
De man heeft bij verweerschrift tevens verzoekschrift verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Voorts heeft de man zijnerzijds verzocht, indien de vrouw naar Kreta vertrekt, te bepalen dat alsdan de minderjarige de gewone verblijfplaats van de man zal volgen en bij de man zal wonen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2006, waarbij zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. Van der Kwaak-Knol en de man bijgestaan door mr. Van der Bijl.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vrouw het volgende aangevoerd. Zij heeft sinds 2003 een relatie met [naam partner vrouw], met wie zij op [huwelijksdatum] is gehuwd. Tot haar gezin behoren voorts de uit een eerdere relatie van de vrouw geboren minderjarigen [naam dochter vrouw], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum], [naam eerdere zoon vrouw], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] en de uit het huwelijk met de man geboren minderjarige [naam zoon vd vrouw en man]. Zij is voornemens met haar gezin naar Kreta te verhuizen. Vrienden van de vrouw (een Nederlandse man en zijn Ierse vrouw met twee kinderen van [naam zoon vd vrouw en man]’s leeftijd) exploiteren in Kokkini Hani op Kreta een restaurant, genaamd Wuiby. Zij exploiteren dit restaurant samen en omdat het te druk wordt, willen zij graag met de vrouw en haar echtgenoot als mede-eigenaar (50/50) verder. Over ongeveer 2 jaar willen die vrienden stoppen met de exploitatie van het restaurant, omdat de Nederlandse man dan klaar is met zijn opleiding tot makelaar en daarin verder wil gaan. Dit betekent dat de vrouw en haar echtgenoot dan eigenaar van het restaurant zullen zijn. De broer van de vrouw zal zich tegen die tijd samen met zijn echtgenote inkopen in het restaurant en dit samen met de vrouw en haar echtgenoot exploiteren. Ook de ouders van de vrouw zullen in september 2006 naar Kreta verhuizen. De moeder van de echtgenoot van de vrouw heeft het geld ingebracht voor de inkoop in het restaurant, waardoor de vrouw zonder schulden kan beginnen. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij hoe dan ook op 1 april 2006 naar Kreta zal vertrekken. De vrouw stelt voorts dat zij voorzieningen voor de kinderen heeft getroffen, onder meer inhoudende dat er een privé-leraar is aangetrokken, waardoor de kinderen na de vakantie naar een privé-school kunnen gaan en hun sporten op Kreta kunnen voortzetten. Bovendien staat aan de overkant van het restaurant een appartementencomplex dat wordt geëxploiteerd door een Nederlands echtpaar met kinderen. De vrouw is van mening dat zij vanaf de geboorte van [naam zoon vd vrouw en man] de dagelijkse zorg voor hem heeft gehad en de volledige financiële zorg en dat het binnen haar zorgtaak past dat zij de ruimte krijgt om invulling te geven aan de dagelijkse zorg in die zin dat [naam zoon vd vrouw en man] bij haar blijft wonen, in beginsel ook indien zij haar leven en dat van de kinderen elders zou willen voortzetten. Daarbij heeft de vrouw aangegeven dat zij bereid is op alle mogelijke manieren het contact tussen [naam zoon vd vrouw en man] en zijn vader voortgang te laten vinden. Tenslotte heeft de vrouw aangegeven dat de vader van de minderjarigen [naam dochter vrouw] en [naam eerdere zoon vrouw] toestemming heeft gegeven dat de vrouw met die kinderen naar Kreta kan verhuizen.
De man heeft zich tegen het verzoek van de vrouw verweerd, daartoe aanvoerende dat het niet in het belang van de minderjarige is dat hij naar Kreta verhuist. De vrouw gaat daar een onzekere toekomst tegemoet, hetgeen zou blijken uit de omstandigheid dat de vrienden van de vrouw, kennelijk wegens de weinig winstgevende exploitatie van het restaurant, over 2 jaar daarmee zullen stoppen. Voorts zal de aandacht die de vrouw nodig heeft voor de exploitatie van het restaurant ten koste gaan van de aandacht voor [naam zoon vd vrouw en man]. Bovendien zal [naam zoon vd vrouw en man] uit zijn vertrouwde omgeving gehaald worden in Julianadorp, waar hij naar school gaat en zijn vriendjes heeft. Ook meent de man dat [naam zoon vd vrouw en man] door de verhuizing een aanzienlijke achterstand in zijn ontwikkeling zal oplopen, nu hij geen Grieks spreekt. Tenslotte weerspreekt de man de stelling van de vrouw dat zij na de scheiding alleen de dagelijkse zorg voor [naam zoon vd vrouw en man] heeft gehad. Hij heeft zijn toenmalige baan opgegeven en een baan met meer flexibele werktijden gezocht en gevonden. De man heeft gesteld, samen met zijn partner met wie hij sinds 2002 een relatie heeft, bereid en in staat te zijn de minderjarige te verzorgen. De man meent dat het belang van [naam zoon vd vrouw en man] vergt dat hij zijn gewone verblijfplaats bij de man zal hebben, indien de vrouw naar Kreta zou verhuizen.
De rechtbank stelt voorop dat, nu partijen na de echtscheiding gezamenlijk belast zijn gebleven met het gezag over de minderjarige, het verzoek dient te worden aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 253a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, op grond waarvan geschillen tussen de ouders die gezamenlijk met het gezag zijn belast aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd.
De vraag ligt voor of het belang van de minderjarige [naam zoon vd vrouw en man] is gediend met een verhuizing naar Kreta. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat de vrouw na de echtscheiding van partijen een baan had voor enkele dagen per week. Gedurende de tijd dat zij werkte verbleef de minderjarige bij de man, naast een reguliere omgangsregeling van een weekend per veertien dagen. Op grond hiervan staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat niet gezegd kan worden dat er sprake was van een traditioneel rollenpatroon, maar dat de man voor een belangrijk deel de feitelijke verzorging en opvoeding van de minderjarige voor zijn rekening heeft genomen.
Uit de stukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat de vrouw de door haar gewenste verhuizing grondig en weloverwogen heeft voorbereid. Verder heeft de vrouw zich moeite getroost om goede onderwijsmogelijkheden op Kreta te vinden. De rechtbank zal echter aan dat laatste argument van de vrouw geen belangrijke betekenis toekennen, aangezien een minderjarige in de leeftijd van [naam zoon vd vrouw en man] zich zodanig flexibel kan opstellen, dat hij zich snel zal kunnen aanpassen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het niet onaannemelijk voorkomt dat de zorg voor de minderjarige in het gedrang zal komen indien de vrouw vanwege de drukte dient mee te werken in het restaurant.
Hoewel de vrouw haar uiterste best heeft gedaan om de verhuizing goed voor te bereiden merkt de rechtbank op dat het belang van de minderjarige [naam zoon vd vrouw en man] daarbij niet van doorslaggevende betekenis is geweest. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw heeft overwogen om haar bestaan in Nederland voort te zetten. Met name heeft de rechtbank hierbij laten meewegen dat, mede gelet op de nog jonge leeftijd van de minderjarige, het van groot belang wordt geacht dat [naam zoon vd vrouw en man] in zijn vertrouwde omgeving kan blijven.
Al het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat een verhuizing van de minderjarige [naam zoon vd vrouw en man] naar Kreta niet in zijn belang wordt geacht. Het verzoek van de vrouw zal derhalve worden afgewezen. Het belang van de minderjarige wordt naar het oordeel van de rechtbank het meest gediend indien hij zijn gewone verblijfplaats bij de man zal hebben, zodat het verzoek van de man zal worden toegewezen.
De vrouw heeft ter zitting nog aan de orde gesteld dat zij van de man wenst te ontvangen de in zijn bezit zijnde identiteitskaart van de minderjarige, dan wel dat de man toestemming zal verlenen tot bijschrijving van de minderjarige in haar paspoort.
Gebleken is dat de man in het bezit is van de identiteitskaart van de minderjarige, doch dat - naar de stelling van de man - hij dat document nodig heeft voor inschrijving van de minderjarige op zijn adres in de Gemeentelijke Basisadministratie.
De rechtbank gaat er van uit dat de man medewerking zal verlenen aan afgifte van de identiteitskaart van de minderjarige aan de vrouw dan wel dat de man toestemming zal verlenen aan bijschrijving van de minderjarige in het paspoort van de vrouw.
Tenslotte gaat de rechtbank er van uit dat de man op ruime wijze invulling zal geven aan een omgangsregeling tussen de minderjarige en de vrouw.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Bepaalt dat de minderjarige [naam zoon vd vrouw en man], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] zijn gewone verblijfplaats bij de man zal hebben.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2006, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.