ECLI:NL:RBALK:2006:AV6391
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 maart 2006 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een inbewaringstelling op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De officier van justitie had op 16 maart 2006 een verzoek ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die zich in een verpleeghuis bevond. De rechtbank heeft de stukken beoordeeld, waaronder de beschikking van de burgemeester en de geneeskundige verklaring die vereist is volgens artikel 21 van de BOPZ.
De rechtbank oordeelde dat in spoedeisende gevallen een gedwongen opname kan plaatsvinden zonder voorafgaand verhoor door een rechter, mits er een objectieve buitenstaander, zoals de burgemeester, over beslist. De burgemeester kan zijn bevoegdheid overdragen aan een wethouder. In dit geval was de gang van zaken echter niet rechtmatig. De rechtbank concludeerde dat de last tot inbewaringstelling niet correct was gegeven, omdat de wethouder de geneeskundige verklaring niet had ingezien voordat hij de last tot inbewaringstelling had verleend. Dit is in strijd met de wet, die vereist dat de burgemeester pas kan besluiten na ontvangst van een schriftelijke geneeskundige verklaring.
Daarom verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het verlenen van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen en de noodzaak van een objectieve toetsing door een niet bij de behandeling betrokken arts, om de rechten van de betrokkene te waarborgen.