ECLI:NL:RBALK:2006:AV2818

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
28 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/810432-05
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schietpartij in Hoorn met heropening van het onderzoek

In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar werd behandeld, betreft het een tussenvonnis in een strafzaak naar aanleiding van een schietpartij in Hoorn op 19 juni 2005. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van moord op [slachtoffer] en andere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs. Tijdens de zitting op 14 februari 2006 heeft de verdachte voor het eerst zijn verklaring afgelegd over de gebeurtenissen die leidden tot de schietpartij. Hij verklaarde dat hij samen met een vriend langs café Harem liep, waar zij werden benaderd door twee mannen, waarvan één een knuppel vasthield. De verdachte hoorde vervolgens schoten, maar kon niet bevestigen wie er had geschoten. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om getuigen opnieuw te horen, waaronder de door de verdachte genoemde vriend en een andere getuige die eerder had verklaard dat de verdachte betrokken was bij de schietpartij. De rechtbank besloot het gesloten onderzoek te heropenen en schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd, met een maximum van drie maanden, om de getuigen te kunnen horen. De rechtbank stelde ook dat de stukken in handen van de rechter-commissaris moesten worden gesteld voor verdere behandeling. Dit vonnis is uitgesproken op 28 februari 2006 door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/810432-05
Datum uitspraak : 28 februari 2006
TEGENSPRAAK
INTERLOCUTOIR VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord Holland Noord – Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
Dit interlocutoir vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2006.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie die ertoe strekt dat de rechtbank feit 1. in de impliciet primair ten laste gelegde variant, te weten moord, zal bewezen verklaren, dat de rechtbank de overige aan de verdachte ten laste gelegde feiten eveneens zal bewezen verklaren en de verdachte terzake zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren met aftrek van voorlopige hechtenis. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de officier van justitie de maatregel van onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2005 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Hoorn voorhanden heeft gehad een vuurwapen (een pistool), in elk geval een munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2005 te Hoorn voorhanden heeft gehad een vuurwapen (een pistool) en/of vijf patronen, in elk geval een wapen en/of munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
4.
hij op of omstreeks 11 januari 2005 te Hoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21 bolletjes met een (totaal)gewicht van 1,99 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Hoorn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool, althans een vuurwapen gepakt en/of (vervolgens) een of meerma(a)l(en) dat pistool, althans dat vuurwapen afgevuurd naar, althans in de richting van die [slachtoffer 1], althans op een zodanige manier dat dit voor die [slachtoffer 1] zichtbaar was.
2. MOTIVERING VAN DE BESLISSING
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het dossier, de eis van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten.
Bij de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit niet volledig is geweest.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Aan verdachte is onder 1. ten laste gelegd de moord, c.q. doodslag, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, op [slachtoffer] op 19 juni 2005 te Hoorn. Verdachte heeft zich in zijn verhoren bij de politie en bij de rechter-commissaris met betrekking tot dit feit steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Eerst ter terechtzitting van 14 februari 2006 heeft verdachte verklaard over de gebeurtenissen in de vroege ochtend van 19 juni 2005 voor café Harem aan het Nieuwland te Hoorn.
Ter zitting heeft verdachte – kort gezegd – verklaard dat hij op 19 juni 2005 rond 4.30 uur ’s ochtends samen met een vriend (door verdachte “[betrokkene]” genoemd) (op weg naar het station) langs café Harem in Hoorn is gelopen, dat hij binnen een vriend zag zitten, dat hij (verdachte) op het raam van het café heeft geklopt om de aandacht van die vriend te trekken en dat er twee mannen naar buiten zijn gekomen, van wie er één een knuppel in zijn hand had. Deze mannen zouden agressief op verdachte en zijn vriend zijn afgekomen en de man met de knuppel zou dreigende woorden hebben geroepen. Vervolgens zag verdachte, nog steeds aldus zijn eigen verklaring, dat de andere man iets glinsterends uit zijn zak haalde. Hierop heeft verdachte zich omgedraaid en is weggelopen, waarna hij twee knallen hoorde. Verdachte heeft niet gezien wie er heeft geschoten, maar gaat ervan uit dat zijn metgezel, “[betrokkene]”, moet hebben geschoten.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de door de verdachte als “[betrokkene]” aangeduide persoon is: [betrokkene]. Deze persoon is in een eerder stadium eveneens op verdenking van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer] aangehouden. Doordat verdachte pas op de terechtzitting met deze verklaring is gekomen, hebben politie en justitie niet de mogelijkheid gehad voornoemde [betrokkene] met verdachtes versie van de gebeurtenissen op 19 juni 2005 te confronteren. De rechtbank acht het voor een juiste oordeelsvorming noodzakelijk dat dit alsnog gebeurt.
Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de getuige [getuige]. [getuige] heeft namelijk steeds verklaard dat er is geschoten door de kleinste van de twee mannen waarmee hij en [slachtoffer] in de ochtend van 19 juni 2005 voor café Harem werden geconfronteerd, daarmee kennelijk doelend op verdachte.
De rechtbank zal daarom het gesloten onderzoek heropenen en beslissen als na te melden.
3. DE BESLISSING
De rechtbank:
? Heropent het gesloten onderzoek ter terechtzitting.
? Schorst het onderzoek ter terechtzitting
VOOR ONBEPAALDE TIJD
doch niet langer dan drie maanden. Voor zover de termijn van schorsing van het onderzoek ter terechtzitting hierdoor de duur van één maand te boven gaat, geldt hiervoor als klemmende reden dat er onderzoek door de rechter-commissaris dient plaats te vinden en dat niet te verwachten is dat dit binnen een maand zal zijn afgerond en dat de agenda van de rechtbank een eerdere behandeling niet toelaat.
? Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank met het verzoek
- [betrokkene], geboren op [geboorteplaats betrokkene] op [geboortedatum betrokkene], vestigingsadres Dwarsweg 45, 3959 AE Overberg (Justitiële Jeugdinrichting De Heuvelrug, locatie Overberg) en
- [getuige], geboren te [geboorteplaats getuige] op [geboortedatum getuige], wonende [adres en woonplaats getuige]
als getuigen nader te horen naar aanleiding van de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2006 en vastgelegd in het proces-verbaal van die zitting.
De rechtbank is van oordeel dat de getuige [getuige] onder ede gehoord dient te worden.
? Beveelt de oproeping van de verdachte en diens raadsman tegen het tijdstip van hervatting van het onderzoek ter terechtzitting.
? Beveelt dat aan de benadeelde partij (nabestaanden van [slachtoffer]) mededeling wordt gedaan van het tijdstip van hervatting van het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.H. Franke, voorzitter,
mr. S.M. Schothorst en mr. P. van Steijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Helder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2006.