Parketnummers : 14.810205-05 en 14/732077-06 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 15 februari 2006
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
-de voeging zal bevelen van de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 14.810205-05 en 14.732077-06, zijn aangebracht
-de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 14.810205-05 bewezen zal verklaren,
-de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 14.732077-06 bewezen zal verklaren,
-de verdachte voor de onder 1, 2, 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 14.810205-05 en voor de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 14.732077-06 zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen waarvan 347 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact met Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij de FPA, met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en
mr. A. Hijner, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
Parketnummer 14/810205-05
hij op of omstreeks 12 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum slachtoffer 3]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had/hadden bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het door een of meer van die meisjes:
- laten bespugen van zijn, verdachtes, penis en/of zijn, verdachtes, ontblote
achterwerk en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
- laten slaan op zijn, verdachtes, ontblote achterwerk;
hij op of omstreeks 30 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard, met [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum slachtoffer 4]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het door dat meisje laten betasten van zijn, verdachtes, penis;
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 19 februari 2005 tot en met 5 april 2005 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Heerhugowaard zich (telkens) opzettelijk oneerbaar op of aan een of meer plaats(en), voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (onder meer):
- op 19 februari 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg
de Van Vossenberglaan en/of
- op 12 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de
Plutolaan en/of
- op 30 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de
Cypressenlaan en/of
- op 31 maart 2005 in de gemeente Alkmaar op of aan de openbare weg de Thomas
A Kempislaan en/of
- op 5 april 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de
Van Necksingel,
in elk geval op of aan een of meer openbare weg(en) in bovengenoemde
gemeente(n),
met ontbloot geslachtsdeel en/of ontbloot achterwerk heeft bevonden;
Parketnummer 14/732077-06
hij op of omstreeks 01 oktober 2005 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een speeltuin nabij de Ruysdaelstraat/Jan Steenstraat, met zijn hand in zijn broek ter hoogte van zijn geslachtsdeel trekkende en/of soortgelijke bewegingen heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 17 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten het zwembad "de Waardergolf", met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
hij op of omstreeks 28 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een speelterrein nabij de Van Ostadelaan/Mesdaglaan, met ontbloot geslachtsdeel en/of ontblo(o)t(e) billen heeft bevonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
Parketnummer 14/810205-05
hij op 12 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum slachtoffer 3]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het door die meisjes:
-laten bespugen van zijn, verdachtes, penis en/of zijn, verdachtes, ontblote achterwerk en/of
-laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of
-laten slaan op zijn, verdachtes, ontblote achterwerk;
hij op 30 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard met [slachtoffer 4] (geboren [geboortedatum slachtoffer 4]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het door dat meisje laten betasten van zijn, verdachtes, penis;
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 19 februari 2005 tot en met 5 april 2005 in de gemeente Alkmaar en in de gemeente Heerhugowaard zich telkens opzettelijk oneerbaar op of aan plaatsen, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten:
-op 19 februari 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de Van Vossenberglaan en
-op 12 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de Plutolaan en
-op 30 maart 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de Cypressenlaan en
-op 31 maart 2005 in de gemeente Alkmaar op of aan de openbare weg de Thomas A Kempislaan en
-op 5 april 2005 in de gemeente Heerhugowaard op of aan de openbare weg de Van Necksingel,
met ontbloot geslachtsdeel en/of ontbloot achterwerk heeft bevonden;
Parketnummer 14/732077-06
hij op 1 oktober 2005 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een speeltuin nabij de Ruysdaelstraat/Jan Steenstraat, met zijn hand in zijn broek ter hoogte van zijn geslachtsdeel trekkende of soortgelijke bewegingen heeft gemaakt;
hij op 17 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, te weten het zwembad “de Waardergolf”, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
hij op 28 december 2005 in de gemeente Heerhugowaard zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een speelterrein nabij de Van Ostadelaan/Mesdaglaan, met ontblote billen heeft bevonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 1 en 2 parketnummer 14/810205-05
Telkens: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Feit 3 parketnummer 14/810205-05 en feiten 1 en 3 parketnummer 14/732077-06
Telkens: Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
Feit 2 parketnummer 14/732077-06
Schennis van de eerbaarheid op een andere dan onder lid 1 van artikel 239 bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het rapport gedateerd
19 december 2005, opgemaakt door H.C.J. Delpeut, psychiater.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van parafilieën in een ernstige vorm, in het bijzonder van exhibitionisme, welke al sinds de puberteit bestaan en sinds ongeveer het jaar 2000 is er tevens sprake van pedofilie. Daarnaast is er sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis waarin trekken van vooral een theatrale en narcistische persoonlijkheidsstoornis herkenbaar zijn.
Er is een oorzakelijk verband tussen de genoemde parafilieën en de gepleegde feiten, indien bewezen. Bij de diagnose exhibitionisme behoort het gedrag om zich te tonen aan vreemden. Daarnaast is in onderhavig geval, indien bewezen, sprake van een toenemende neiging om zich te tonen aan, maar ook om seksuele handelingen te verrichten met of te laten verrichten door, jonge kinderen.
Onder andere vanuit de vele eerdere contacten met justitie, reclassering en eerdere hulpverlening is onderzochte vele malen geconfronteerd met de gevolgen van exhibitioneren. Naast deze ervaringen is er bij psychiatrisch onderzoek sprake van een intacte realiteitszin en intact cognitief functioneren. Daardoor heeft onderzochte voldoende inzicht kunnen hebben in de wederrechtelijkheid c.q. de betekenis van de feiten, indien door hem gepleegd.
De psychische stoornis van exhibitioneren brengt zeer moeilijk bedwingbare onlustgevoelens met zich mee, die ontladen kunnen worden door zich “te tonen”. Sinds een aantal jaren is er een overgang naar pedofilie opgetreden. Gezien de ernstige vorm van de parafilieën is het enigszins begrijpelijk dat onderzochte, indien de feiten worden bewezen, geen weerstand kon bieden aan de impulsen en was hij op die momenten niet in staat de volledige wederrechtelijkheid van het gepleegde, indien bewezen, te overzien.
Enerzijds zijn er aanwijzingen dat onderzochte zich enigszins verschuilt achter het niet lukken van medicamenteuze behandeling en dat ook is gebleken dat hij geen maatregelen heeft genomen om pedofiele acties te voorkomen. Daarnaast blijkt geen sprake van gestoorde realiteitszin of gestoord cognitief functioneren.
Anderzijds moeten de genoemde parafilieën bij onderzochte als ernstig worden beschouwd gezien het levenslange voorkomen en het gegeven dat hij nauwelijks of geen weerstand kan bieden aan de onlustgevoelens. Daarnaast kunnen de mislukte behandelingen ook hebben geleid tot enige gelatenheid.
Op grond van het bovenstaande kan onderzochte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd ten tijde van de feiten, indien bewezen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportage omtrent de persoon van de verdachte, in het bijzonder van het rapport gedateerd 23 januari 2006, opgemaakt door drs. J.M. Oudejans, psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Onderzochte is momenteel lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een parafilie in de vorm van exhibitionisme. Verder is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek met afhankelijk-narcistische trekken, die niet voldoet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was onderzochte lijdende aan bovengenoemde ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Er is sprake van een duidelijk verband tussen deze ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het tenlastegelegde. De diagnose parafilie impliceert al dat er sprake is van een seksuele drang die zich moeilijk laat controleren. Bovendien zijn met het ouder worden en na zijn afkeuring wegens reuma de mogelijkheden van onderzochte om langs maatschappelijk acceptabele weg status en aanzien te verwerven, zich te laten gelden en in het middelpunt van de aandacht te staan, kortom de mogelijkheden om zijn persoonlijkheidsproblematiek te hanteren en zijn parafilie (tijdelijk) te controleren, duidelijk minder geworden. Op grond van het voorgaande is ondergetekende van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde weliswaar de wederrechtelijkheid daarvan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid –overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen.
Ondergetekende concludeert dat onderzochte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde lijdende was aan een zodanige ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat deze feiten, indien bewezen, hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met voornoemde conclusies van zowel de psycholoog als de psychiater verenigen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de onder parketnummer 14/810205-05
1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens verminderd kunnen worden toegerekend.
Gelet op het karakter van de diagnostische beschouwingen van de rapporteurs ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen over de strafbaarheid van de feiten vermeld onder parketnummer 14/732077-06.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft in maart 2005 tweemaal ontuchtige handelingen gepleegd met vier zeer jonge meisjes. Voorts heeft verdachte zich in het voorjaar van 2005 in een tijdsbestek van ongeveer zes weken vijf maal schuldig gemaakt aan het plegen van schennis. Na te zijn geschorst uit zijn voorlopige hechtenis, heeft verdachte tussen begin oktober 2005 en eind december 2005 nogmaals drie maal schennis gepleegd. Ook de slachtoffers van de schennispleging waren veelal zeer jonge kinderen.
Teneinde voornoemde feiten te kunnen plegen, zocht verdachte veelal plaatsen op waarvan hij wist dat zich daar jonge kinderen bevonden, zoals speeltuinen en schoolpleinen. Aldaar heeft hij de slachtoffers zijn penis en zijn ontblote achterwerk laten bespugen, zijn penis laten betasten en de slachtoffers op zijn ontblote achterwerk laten slaan. Tevens heeft hij zich op voornoemde plaatsen opgehouden met ontbloot geslachtsdeel en met ontbloot achterwerk.
De verdachte heeft door het plegen van ontuchtige handelingen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en in het geheel geen rekening gehouden met de uiterst nadelige psychische gevolgen, die een jong kind van dergelijk handelen kan ondervinden. Voorts heeft verdachte daarmee het schaamtegevoel van zijn slachtoffers gekwetst en hen onvrijwillig in een ongemakkelijke situatie gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatie-register, gedateerd 13 december 2005, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van zedendelicten is veroordeeld.
- het advies betreffende een eventuele strafoplegging ten aanzien van verdachte, zoals weergegeven in de reeds hierboven genoemde pro justitia rapportage.
H.C.J. Delpeut adviseert hieromtrent, zakelijk weergegeven:
Onderzochte kan worden beschouwd als recidivist. Hij heeft een uitgebreid hulpverleningsverleden met therapieën, begeleidingen en medicamenteuze behandeling. Met de huidige behandeling (medicamenteus en psychotherapeutisch) lijken gewenste resultaten geboekt te worden in de zin van fors afgenomen libido en de ontwikkeling van enig inzicht in de consequenties van het exhibitioneren en de pedofilie. Op grond van het bovenstaande dient te worden geconcludeerd dat er een aanzienlijke kans is dat onderzochte opnieuw een soortgelijk delict (indien bewezen) pleegt wanneer zijn psychische gesteldheid niet aanmerkelijk is verbeterd, in dit geval, wanneer hij zijn huidige medicatie niet meer krijgt.
Dit overwegende moge ik u adviseren om wanneer schuld wordt bewezen over te gaan tot sanctie en zodanige maatregelen te nemen dat betrokkene (nog) een langere periode een externe structuur krijgt met mogelijkheden van een noodzakelijke behandeling/begeleiding waaraan hij zich niet kan onttrekken. Daarbij zou dan gedacht kunnen worden om, wanneer wordt besloten tot een vrijheidsstraf, deze gedeeltelijk of geheel om te zetten in een voorwaardelijke vrijheidsstraf met als voorwaarde dat onderzochte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Als meest belangrijke aanwijzing moet dan gedacht worden aan het voortzetten van de huidige behandeling, zowel de medicamenteuze behandeling, als de gesprekken.
- het advies betreffende een eventuele strafoplegging ten aanzien van verdachte, zoals weergegeven in de reeds hierboven genoemde pro justitia rapportage.
Drs. J.M. Oudejans adviseert hieromtrent, zakelijk weergegeven:
Indien onderzochte geen adequate en effectieve behandeling krijgt, is de kans op herhaling groot. Het ligt in de aard en ernst van zijn pathologie –en de relatief geringe innerlijke controlemogelijkheden- besloten dat onderzochte onbehandeld ook in de toekomst onvoldoende weerstand zal kunnen bieden aan zijn drangmatige seksuele verlangens en impulsen. Teneinde de recidivekans te verkleinen, is het noodzakelijk dat onderzochte behandeld wordt. De combinatie van medicamenteuze behandeling, cognitieve psychotherapeutische begeleiding en begeleiding van de reclassering, die betrokkene nu al krijgt en die gericht is op regulatie van het gedrag en de seksuele impulsen en het steunen en structureren van onderzochte, lijkt passend en voldoende effectief en dient naar de mening van ondergetekende zeker voortgezet te worden. Onderzochte is zeer gemotiveerd voor deze behandeling, waar hij veel baat bij zegt te hebben.
Ondergetekende heeft recent van mevrouw A. Kok van de reclassering vernomen dat betrokkene gerecidiveerd is. Hoewel ondergetekende niet op de hoogte is van de aard, ernst en de toedracht van de recidive, ziet hij hierin op voorhand geen aanleiding om grote veranderingen aan te brengen in de reeds bestaande behandelconstructie.
Wat betreft het juridisch kader zou de voorgestelde (voortgezette) behandeling kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank kan zich met voornoemde adviezen van zowel de psycholoog als de psychiater verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 januari 2006 van mevrouw M.C. de Vries, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft de algemene schorsingsvoorwaarde overtreden door tussen oktober en december 2005 driemaal te exhibitioneren in het bijzijn van kinderen. Ondanks bovengenoemde recidive/terugval willen de behandelende therapeut en psychiater van de FPA De Dijk de behandeling voortzetten. Betrokkene is behandelingstrouw.
Wij conformeren ons aan het advies van de FPD rapportages om cliënt zijn huidige ambulante behandeling bij de FPA te continueren en als bijzondere voorwaarde bij vonnis op te leggen. Tevens adviseren wij cliënt zijn huidige verplichte reclasseringscontact eveneens te continueren en ook als bijzondere voorwaarde bij vonnis op te leggen. Dit contact, gekoppeld aan een voorwaardelijke gevangenisstraf, fungeert dan mogelijk als ‘stok achter de deur’ voor cliënt. Voor het overige adviseren wij cliënt een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting van 1 februari 2006 heeft mevrouw M.C. de Vries als getuige-deskundige verklaard dat zij blijft bij het advies dat zij in haar rapport van 12 januari 2006 heeft gegeven. Mevrouw De Vries heeft voorts verklaard dat zij de rechtbank adviseert om in plaats van een algemene aanwijzing aan de reclassering de bijzondere voorwaarden, waaraan verdachte zich in het kader van diens behandeling zal dienen te houden, in het vonnis op te nemen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
Nu verdachte reeds wordt behandeld door de psychiater dr. Nol en een forensisch therapeut van de FPA en zowel de psycholoog en de psychiater die verdachte hebben onderzocht, concluderen tot voortzetting van deze behandeling, laat de rechtbank de nadere invulling van de behandeling aan voornoemde behandelaars in samenwerking met de Reclassering over en zal zij volstaan met de in de rubriek BESLISSING nader te noemen bijzondere voorwaarde.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op haar plaats is. Voorts is een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur geboden om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank ambulante behandeling bij de FPA gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal worden opgenomen in de bijzondere voorwaarde die aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf zal worden verbonden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid en in staat verklaard tot het verrichten van een dergelijke straf.
7. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 239, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIEHONDERDZESTIG (360) DAGEN.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot DRIEHONDERDZEVENENVEERTIG (347) DAGEN niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij met betrekking tot nader te noemen algemene voorwaarde een proeftijd van twee jaren vast.
Stelt daarbij met betrekking tot nader te noemen bijzondere voorwaarde een proeftijd van drie jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij de FPA, waaronder begrepen het innemen van de medicatie die aan verdachte in het kader van voornoemde behandeling wordt voorgeschreven.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van HONDERD (100) UREN.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op VIJFTIG (50) DAGEN.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. M.E.J. Lieshout-Segers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Eggink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2006.