ECLI:NL:RBALK:2005:AV9148
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis in borgstellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 9 november 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, wonende te Alkmaar, heeft zich in verzet gesteld tegen een verstekvonnis dat op 13 oktober 2004 was uitgesproken in een geschil met de geopposeerde, wonende te Amsterdam. De geopposeerde had de opposant aangesproken op een borgstellingsovereenkomst die op 17 juni 2003 was gesloten, waarbij de opposant zich borg had gesteld voor een schuld van de hoofdschuldenaar aan de geopposeerde. De geopposeerde vorderde betaling van een bedrag van € 4.826,26, inclusief wettelijke rente en kosten, omdat de hoofdschuldenaar zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen.
De opposant voerde aan dat hij pas als borg aangesproken kon worden nadat de geopposeerde eerst verhaal had gezocht op de hoofdschuldenaar. De kantonrechter oordeelde echter dat de opposant zich had verbonden tot nakoming van de verbintenis en dat er geen rechtsregel was die vereiste dat de geopposeerde eerst de hoofdschuldenaar moest aanspreken voordat hij de borg kon aanspreken. De kantonrechter verwierp het verweer van de opposant en verklaarde het verzet ongegrond, waarbij het verstekvonnis werd bekrachtigd.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opposant in de proceskosten wordt veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 540 voor het salaris van de gemachtigde van de geopposeerde. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de kantonrechter en de griffier.