1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (verder te noemen: Labouchere), gevestigd te Amsterdam, eveneens handelend onder de naam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V. (verder te noemen: Legio Lease).
2. Dexia (althans Labouchere) en [gedaagde] hebben op 17 februari 2000, met ondertekening op 21 februari 2000, een lease-overeenkomst gesloten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummer 74481437 voor de duur van 36 maanden (verder te noemen: de overeenkomst). [Gedaagde] heeft van Dexia een uit drie tranches bestaand aandelenpakket met een totaal aankoopbedrag van € 19.344,-- geleast voor een leasesom van € 23.402,64. De leasesom bestaat naast het genoemde aankoopbedrag uit een bedrag van € 4.058,64 aan totaal te betalen rente tijdens de looptijd van de overeenkomst.
3. Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de overeenkomst was [gedaagde] gehouden de leasesom als volgt te voldoen:
a. 36 gelijke maandtermijnen van € 112,74 (via automatische incasso), de eerste maandtermijn te betalen op of omstreeks de eerste van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de aandelen en daarna telkens op of omstreeks de eerste dag van de daaropvolgende maand,
b. een bedrag ad € 45,38 op of omstreeks de 35e maand,
c. het restant ad € 19.298,62 aan het einde van de overeenkomst, waarbij is aangetekend dat dit restant in principe wordt verrekend met de verkoopopbrengst van de aandelen.
4. Op de overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (verder te noemen: de Bijzondere Voorwaarden) van toepassing.
5. In de overeenkomst en in de Bijzondere Voorwaarden wordt Labouchere aangeduid als "Legio-Lease" of de "Bank", [gedaagde] wordt aangeduid als lessee en de geleaste aandelen worden aangeduid met waarden.
6. [Gedaagde] heeft de tijdens de looptijd van de overeenkomst verschuldigde bedragen tijdig voldaan.
7. Door het verstrijken van de looptijd is de overeenkomst geëindigd. Dexia heeft de aandelen die ten grondslag lagen aan de overeenkomst verkocht. De opbrengst van de aandelen was echter niet voldoende om het restant ad € 19.344,-- aan Dexia te voldoen, waardoor een bedrag ad € 11.159,85 resteerde.
8. Dexia heeft aan [gedaagde] voor laatstvermeld bedrag op 24 maart 2003 een eindafrekening verzonden, die onbetaald is gebleven.
9. Bij (aangetekend en per telefax verzonden) brief van 31 augustus 2004 heeft (mr. Bonefaas voornoemd namens) de echtgenoot van [gedaagde] (de heer [echtgenoot]) onder verwijzing naar art. 1:89 BW buitengerechtelijk een beroep op de vernietigbaarheid van de overeenkomst gedaan. Tevens is Dexia daarbij gesommeerd de door [gedaagde] ingelegde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, uiterlijk binnen tien dagen na dagtekening van de brief terug te betalen.