Parketnummer : 14.810193-05
Datum uitspraak: 4 november 2005
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
? het aan verdachte primair ten laste gelegde bewezen verklaart;
? de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
? de teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte zal bevelen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en
mr. G. Lieffijn, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader, voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk
en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en
in vereniging met elkaar, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, het volgende heeft gedaan:
- verdachte en/of zijn mededader is/zijn, in het bezit van een vuurwapen, naar
die [slachtoffer] toegegaan
vervolgens heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader:
- tweemaal, althans eenmaal, geschoten op die [slachtoffer] en/of
- de zoon van die [slachtoffer] tegengehouden om zijn vader te hulp te komen,
- terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van korte afstand
geschoten op die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 maart 2005 te Den Burg, gemeente Texel,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven
te beroven, met dat opzet
het volgende heeft gedaan:
- verdachte en/of zijn mededader is/zijn, in het bezit van een vuurwapen, naar
die [slachtoffer] toegegaan
vervolgens heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader:
- tweemaal, althans eenmaal, geschoten op die [slachtoffer] en/of
- de zoon van die [slachtoffer] tegengehouden om zijn vader te hulp te komen,
- terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van korte afstand
geschoten op die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 1]) op of omstreeks 29 maart 2005 te Den
Burg, gemeente Texel, ter uitvoering van het door hem en/of verdachte [verdachte]
(geboren [geboortedatum]), voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg,
het volgende heeft gedaan:
verdachte is, in het bezit van een vuurwapen, naar die [slachtoffer] toegegaan,
vervolgens heeft verdachte tweemaal, althans eenmaal, geschoten op die
[slachtoffer] en/of terwijl die [slachtoffer] reeds op de grond lag, nogmaals van
korte afstand geschoten op die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
heeft verschaft door
met geweld de zoon van het slachtoffer [slachtoffer] tegen te houden en zo te
verhinderen dat die zoon zijn vader kon helpen en/of kon voorkomen dat er
nogmaals op zijn vader zou worden geschoten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het hem primair of subsidiair te laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Niet is komen vast te staan dat verdachte met zijn vader, [medeverdachte] en medeverdachte, is mee gereden van de [adres] naar de [adres 1]. Verdachte zelf heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid in de auto direct voorafgaand aan het moment waarop is geschoten. De vader van verdachte heeft steeds verklaard dat hij alleen naar de [adres 1] is gereden, alwaar hij op het slachtoffer heeft geschoten. Voor de aanwezigheid van verdachte in de auto is ook overigens onvoldoende steun te vinden in de bewijsmiddelen. De getuige [getuige] heeft slechts verklaard dat zij de contouren van twee personen heeft gezien in de groene Audi van de familie [verdachte], terwijl [getuige 1] op 18 oktober 2005 bij de rechter-commissaris evenmin op dit punt met zekerheid heeft kunnen verklaren.
Wat betreft de rol van verdachte op de plaats van het delict overweegt de rechtbank als volgt. De vader van verdachte heeft verklaard dat hij verdachte pas zag nadat hij geschoten had en terugliep naar de auto. Verdachte zelf heeft steeds ontkend fysiek aanwezig te zijn geweest ten tijde van het schieten en het moment van neervallen van het slachtoffer.
Met betrekking tot de verklaringen van de leden van de familie [slachtoffer] - die de aanknopingspunten moeten bieden voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte zoals ten laste gelegd - overweegt de rechtbank dat de verklaringen van de betrokken getuigen niet eensluidend zijn en op een aantal punten tegenstrijdig zijn. In de eerste week na 29 maart 2005 zijn zowel de zoon [getuige 2], als de dochter [getuige 1] als de echtgenote [getuige 3] van het slachtoffer meermalen gehoord. De eerste verklaringen van deze getuigen vertonen onderlinge verschillen, met name ten aanzien van de rol van verdachte, terwijl de latere verklaringen op dit punt in grote lijnen juist overeenkomen. Tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris is gebleken dat de getuigen in de periode waarin de latere verklaringen bij de politie werden opgenomen, met elkaar over het schietincident hebben gesproken. Bovendien geven de getuigen ten overstaan van de rechter-commissaris aan niet op alle punten even heldere herinneringen te hebben aan de bewuste avond.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank grote behoedzaamheid geboden bij het gebruik van de aangifte van het slachtoffer en van de latere verklaringen van zijn familieleden voor het bewijs. De aangever [slachtoffer], de getuige [getuige 2] en de getuige [getuige 4] hebben op respectievelijk 28 april 2005, 4 april 2005 en 7 april 2005 verklaard over de rol van verdachte. Hij zou aanwezig zijn geweest op de plaats waar en het moment waarop het slachtoffer ten val kwam en verdachte zou [getuige 2] hebben belet om hulp te verlenen aan het slachtoffer en verdachte zou [getuige 2] belet hebben om verdachtes vader ervan te weerhouden om nogmaals op het slachtoffer te schieten. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris heeft de aangever [slachtoffer] op dit punt echter weer anders verklaard. Zo verklaart hij - nadat de vader van verdachte hem twee keer had beschoten en hij tegen een boom was gevallen - dat hij zelf [getuige 2] heeft weggestuurd toen hij hem wilde helpen. Voorts heeft hij verklaard dat verdachte hem niet wilde helpen, maar waar dat niet helpen vervolgens precies uit bestond is niet duidelijk geworden.
Nu het dossier overigens geen bewijsmiddelen bevat die de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen ondersteunen - de verklaringen van de overige getuigen beperken zich tot waarnemingen van de situatie na het moment waarop is geschoten - dient de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs geheel te worden vrijgesproken.
3. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
15 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Rood
NOKIA
35 2.00 STK Schoeisel Kl:Wit
36 1.00 STK Broek Kl:Wit
38 1.00 STK Vest Kl:Grijs
dienen te worden teruggegeven aan: verdachte.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
? Heft op het bevel voorlopige hechtenis;
? Gelast de teruggave aan de verdachte van de navolgende voorwerpen:
15 1.00 STK Telefoontoestel Kl:Rood
NOKIA
35 2.00 STK Schoeisel Kl:Wit
36 1.00 STK Broek Kl:Wit
38 1.00 STK Vest Kl:Grijs
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.H. Franke, voorzitter,
mr. R. Steinhaus en mr F.J. Lourens rechters,
in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2005.