ECLI:NL:RBALK:2005:AU2727

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
79586/FA RK 05-245
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale alimentatiekwestie met betrekking tot Turkse echtscheiding en Nederlandse rechtsmacht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar, is op 14 september 2005 een beschikking gegeven in een alimentatiekwestie na een Turkse echtscheiding. De vrouw heeft op 25 maart 2005 een verzoekschrift ingediend om een bijdrage van de man vast te stellen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, met een verzoek om Euro 425,-- per kind per maand, ingaande op 20 december 2004. De man heeft hiertegen verweer gevoerd, waarbij hij zijn draagkracht betwistte en stelde dat hij niet in staat was om een bijdrage te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2005 was de vrouw aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de man niet verscheen, wat werd toegeschreven aan het gebrek aan communicatie met zijn raadsman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak een internationaal karakter heeft, aangezien de vrouw de Turkse nationaliteit heeft en de echtscheiding volgens Turks recht is uitgesproken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de woonplaats van de man in Nederland en de gewone verblijfplaats van de kinderen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het Turkse vonnis niet in de weg staat aan de vaststelling van de alimentatie volgens Nederlandse maatstaven.

Na beoordeling van de financiële situatie van de man, die als zelfstandig ondernemer in Enschede werkzaam is, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de man voldoende draagkracht heeft om de verzochte alimentatie te betalen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat de man Euro 425,-- per kind per maand moet betalen, met ingang van 20 december 2004, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rekestnummer: 79586/FA RK 05-245
datum: 14 september 2005
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[verzoekster], blijkens een overgelegde betaalspecificatie van de gemeente Alkmaar genaamd [naam],
wonende te Alkmaar,
verzoekende partij,
procureur: mr. A.W.J. Castelijns,
advocaat: mr. N.N. Gründlehner te Amsterdam,
tegen:
[gerekwestreerde],
wonende te Enschede,
gerekwestreerde,
procureur: mr. H.R.M. Jenné,
advocaat: mr. L.J. Speijdel te Enschede.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 25 maart 2005 een verzoekschrift van de vrouw ingekomen waarin wordt verzocht ten laste van de man een bijdrage vast te stellen in de kosten van verzorging en opvoeding van Euro 425,-- per kind per maand met ingang van 20 december 2004, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag en ingangsdatum, ten behoeve van de minderjarigen [naam kind 1], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] en [naam kind 2], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum].
De man heeft daarop een verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek.
Ingekomen is een brief van 22 augustus 2005 van mr. Jenné met als bijlage een brief van 19 augustus 2005 van mr. Speijdel, waarin wordt meegedeeld dat het contact tussen mr. Speijdel en de man is verbroken, dat de man op geen enkele wijze reageert op verzoeken van mr. Speijdel en dat mr. Speijdel het om die reden niet zinvol acht ter zitting te verschijnen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2005, waarbij is verschenen de vrouw bijgestaan door mr. Gründlehner.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De vrouw voert als gronden voor het verzoek aan dat zij behoefte heeft aan een bijdrage en dat de man thans voldoende draagkracht heeft om een bijdrage te kunnen betalen. Bij het verzoekschrift is een afschrift van een vonnis van 17 mei 2002 van de arrondissementsrechtbank te Akçaabat, Turkije, overgelegd. Met dit vonnis is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en daarbij is bepaald dat de man maandelijks in totaal 2 miljoen (oude) Turkse lira dient te betalen als alimentatie voor de beide kinderen.
De man heeft op 24 mei 2005 een verweerschrift ingediend, waarin hij in zeer algemene termen en zonder onderbouwende bescheiden betwist voldoende draagkracht te hebben om ook maar enige bijdrage te kunnen betalen en dat dit gebrek aan draagkracht voor de gemeente reden is om de aan de vrouw betaalde uitkering niet geheel of gedeeltelijk op hem te verhalen. In het verweerschrift is voorts aangegeven dat de man tot de indiening van het verweerschrift, ondanks herhaalde verzoeken van zijn raadsman, de benodigde stukken ter onderbouwing van het gestelde gebrek aan draagkracht niet aan zijn raadsman heeft verstrekt.
Door de omstandigheid dat de vrouw de Turkse nationaliteit bezit en de echtscheiding is uitgesproken naar Turks recht, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 (EEX-Verordening) in bevestigende zin worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man woonplaats heeft in Nederland.
Nu het hier een verzoek om vaststelling van een onderhoudsbijdrage na echtscheiding betreft en de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben, is op dit verzoek ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Haags Alimentatieverdrag 1973 het Nederlandse rechtsstelsel van toepassing. Hieraan doet het bestaan van het Turkse vonnis van 17 mei 2002 niet af. Nog daargelaten de vraag of de Turkse rechter, gelet op de gewone verblijfplaats van de kinderen en de man en de Nederlandse nationaliteit van de man, destijds rechtsmacht toekwam en of de Turkse rechter terecht het Turkse rechtsstelsel heeft toegepast, is de rechtbank van oordeel dat geen regel van nationaal of internationaal recht zich thans verzet tegen de vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor de kinderen aan de hand van de Nederlandse wettelijke maatstaven. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat het Turkse vonnis niet zonder vorm van proces in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd.
De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of de onderhoudsbijdrage die namens de vrouw wordt verzocht in overeenstemming is met deze wettelijke maatstaven.
De rechtbank beantwoordt vorenstaande vraag bevestigend en heeft daartoe overwogen dat de vrouw gemotiveerd heeft gesteld dat de man voldoende draagkracht heeft om de verzochte onderhoudsbijdrage te betalen. Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat de man in Enschede werkzaam is als zelfstandig ondernemer en eigenaar is van een koffiehuis, een bakkerij en een shoarmazaak. De vrouw heeft gesteld dat zij tijdens haar huwelijk met de man in aanzienlijke welstand leefde. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat deze welstand inmiddels is afgenomen. De rechtbank stelt vast dat de man de stellingen van de vrouw niet, dan wel volstrekt niet onderbouwd, heeft betwist. Het verzoek zal derhalve als rechtmatig en gegrond worden toegewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank :
Bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen [naam kind 1], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] en [naam kind 2], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum] telkens, voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft, bij vooruitbetaling zal betalen Euro 425,-- per kind per maand, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend, een en ander met ingang van 20 december 2004.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, lid van gemelde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2005 in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.