ECLI:NL:RBALK:2005:AU1168

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
18 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
282/2005
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 18 augustus 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting SVA (eiseres) en een huurder (gedaagde). De eiseres vorderde ontruiming van de door gedaagde gehuurde woning, omdat gedaagde herhaaldelijk ernstige overlast aan omwonenden zou hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2004 diverse overlastmeldingen van omwonenden zijn ontvangen, die betrekking hebben op schreeuwen, schelden, dreigen en ander agressief gedrag van gedaagde. Ondanks eerdere gesprekken en afspraken tussen partijen over het gedrag van gedaagde, is de overlast niet gestopt. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was, gezien de ernst en de duur van de overlast. Gedaagde heeft betoogd dat hij maatregelen heeft genomen om overlast te voorkomen en dat er geen spoedeisend belang zou zijn, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis, met machtiging voor SVA om de ontruiming desnoods zelf te bewerkstelligen. Tevens is gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op Euro 329,60 aan verschotten en Euro 816,- aan salaris procureur. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
KG nummer: 282/2005
datum: 18 augustus 2005
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING SVA,
gevestigd te Alkmaar,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. J. de Haan,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Alkmaar,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. E. Hoekstra.
Partijen zullen verder ook worden genoemd "SVA" respectievelijk "[gedaagde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 12 augustus 2005 heeft SVA gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden, waarbij namens hem ter zitting het woord is gevoerd door mr. K. Meijer, juridisch medewerker ten kantore van de procureur van [gedaagde].
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van SVA de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 SVA is eigenares van de woning, staande en gelegen aan de [straat- en plaatsnaam] (hierna ook: de woning).
2.2 Sedert 1 september 1996 verhuurt SVA de woning aan [gedaagde].
2.3 In 2004 heeft SVA van verschillende omwonenden ten aanzien van [gedaagde] diverse overlastmeldingen ontvangen.
2.4 In oktober 2004 heeft er tussen partijen een gesprek plaatsgevonden, ter zake van de vermeende door [gedaagde] veroorzaakte overlast. Bij brief van 21 oktober 2004 bevestigt SVA aan [gedaagde] de inhoud van dat gesprek. In die brief vermeldt zij, voor zover in de onderhavige zaak van belang, het volgende:
"(...)
Tijdens dit huisbezoek zijn er duidelijke afspraken met u gemaakt voor wat betreft de geluidsoverlast, het woongedrag en de honden. (...)"
2.5 Nadien heeft SVA wederom diverse meldingen van overlast omtrent [gedaagde] ontvangen.
2.6 Bij exploot van 14 juni 2005 heeft SVA [gedaagde] gedagvaard voor deze rechtbank, sector kanton, locatie Alkmaar. In die procedure vordert SVA ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door [gedaagde].
2.7 In de maanden juni en juli 2005 zijn er bij SVA nogmaals verschillende meldingen van overlast betreffende [gedaagde] binnengekomen.
2.8 Op 22 juli 2005 heeft [gedaagde] bij de politie aangifte gedaan wegens bedreiging. In verband met die vermeende bedreiging heeft [gedaagde] enige dagen elders doorgebracht.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 SVA vordert, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] om de woning te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van alle sleutels geheel ontruimd aan haar op te leveren, onder de bepaling de woning ook ontruimd en verlaten te houden, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2 SVA legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagde] bij het aangaan van de huurovereenkomst is overeengekomen dat hij geen overlast aan omwonenden mag veroorzaken en dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van die verplichting. SVA stelt herhaaldelijk ten aanzien van [gedaagde] overlastmeldingen te ontvangen van verschillende omwonenden, waaruit zij afleidt dat [gedaagde] structureel overlast veroorzaakt. Die overlast is dusdanig ernstig dat een ontruiming thans gerechtvaardigd is, aldus SVA. Ten aanzien van de spoedeisendheid van haar vordering, stelt SVA zich op het standpunt dat er inmiddels een onhoudbare situatie is ontstaan en dat zij vreest dat omwonenden binnenkort omtrent [gedaagde] het heft in eigen handen zullen nemen.
3.3 [gedaagde] voert tegen de vordering aan dat hij met SVA heeft afgesproken dat SVA bij overlast eerst contact op zou nemen met zijn familie, hetgeen SVA tot op heden niet heeft gedaan. Reeds daaruit blijkt dat SVA van mening was dat [gedaagde] geen overlast heeft veroorzaakt, op welke mening [gedaagde] mocht vertrouwen. Dat die afspraak is gemaakt blijkt onder meer uit de brief van SVA d.d. 21 oktober 2004, alles aldus [gedaagde]. Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij overlast zou hebben veroorzaakt. In dat kader betoogt hij dat hij diverse maatregelen heeft genomen om eventuele overlast aan omwonenden te voorkomen en te vermijden. Vanwege deze maatregelen gedraagt [gedaagde] zich als een goed huurder, aldus [gedaagde]. Verder plaatst [gedaagde] vraagtekens bij de waarde van de door SVA overgelegde overlastmeldingen, onder meer aangezien enkele van de melders inmiddels zijn verhuisd en er door de politie bij herhaalde bezoeken geen overlast geconstateerd is. Ten slotte bestrijdt [gedaagde] dat SVA een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, omdat er reeds een bodemprocedure aanhangig is en de rust in de buurt is teruggekeerd.
3.4 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Ter beantwoording ligt thans de vraag voor of [gedaagde] overlast jegens omwonenden veroorzaakt en of die overlast dusdanig ernstig is dat thans een ontruiming van de woning door [gedaagde] gerechtvaardigd is.
4.2 [gedaagde] heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat, gelet op de aanhangige bodemprocedure, SVA geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dit betoog faalt, gelet op de aard en inhoud van de door SVA ontvangen overlastmeldingen en de aard van de onderhavige vordering. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de stelling van SVA, inhoudende dat zij vreest dat omwonenden binnenkort het heft in eigen handen zullen nemen, onvoldoende door [gedaagde] is weersproken. Het feit dat [gedaagde] enige tijd de woning heeft verlaten en elders verbleef in verband met vermeende gedragingen van omwonenden, alsmede de door hem gedane aangifte, wijzen ook in de richting van de gegrondheid van de vrees van SVA.
4.3 Uitgangspunt bij de verdere beoordeling van het geschil is dat, in verband met de aanhangige bodemprocedure, de onderhavige vordering in beginsel slechts in kort geding kan worden toegewezen indien thans voldoende aannemelijk wordt dat de vordering in die bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen.
4.4 SVA heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] structureel overlast aan omwonenden veroorzaakt, hetgeen door [gedaagde] is bestreden. Vast staat dat er tussen partijen in oktober 2004 een gesprek heeft plaatsgevonden, naar aanleiding van door SVA ontvangen overlastmeldingen. In dit gesprek hebben partijen met elkaar afspraken gemaakt ten aanzien van die overlast. Voldoende is komen vast te staan dat dit gesprek niet tot het door SVA gewenste resultaat heeft geleid, nu aannemelijk is geworden dat omwonenden ook nadien overlast van [gedaagde] hebben ondervonden. De door SVA overgelegde overlastmeldingen dateren immers mede van na oktober 2004 en daarmee van na vorenbedoeld gesprek. Ook de meldingen die dateren van na de datum waarop de dagvaarding in de bodemprocedure is uitgebracht zijn van belang. Gelet op het feit dat de overlastmeldingen afkomstig zijn van verschillende omwonenden, de inhoud van die meldingen en het feit dat die meldingen betrekking hebben op een langere periode, is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] jegens omwonenden structureel ernstige overlast heeft veroorzaakt.
4.5 [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat enkele overlastmeldingen afkomstig zijn van mensen die inmiddels zijn verhuisd, zodat die meldingen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Aan dit verweer wordt voorbijgegaan, nu dit op zich zelf niet afdoet aan het bestaan van die meldingen en de inhoud daarvan. De desbetreffende mensen hebben het gedrag van [gedaagde] kennelijk als overlast ervaren. Hetzelfde geldt ten aanzien van de meldingen van de inmiddels overleden [naam].
4.6 Dat de politie slechts éénmaal daadwerkelijk een situatie van overlast heeft geconstateerd, doet aan het voorgaande niet af. Immers, [gedaagde] heeft erkend dat de politie herhaaldelijk bij hem aan de deur is geweest. Reeds dit gegeven levert een aanwijzing op dat er daadwerkelijk sprake was van overlast. [gedaagde] heeft onvoldoende bestreden dat door hem aan die overlast in de periode tussen de ontvangst van de melding door politie en het ter plaatse arriveren van de politie, op relatief eenvoudige wijze een einde kon worden gemaakt, door bijvoorbeeld het zachter zetten van de geluidsinstallatie.
4.7 Het verweer van [gedaagde], inhoudende dat partijen zouden hebben afgesproken dat SVA bij overlast eerst contact opneemt met ouders van [gedaagde], wordt eveneens gepasseerd. Ter zake wordt het volgende overwogen. Uit de brief van SVA d.d. 21 oktober 2004 blijkt weliswaar in zijn algemeenheid dat er afspraken zijn gemaakt tussen partijen, maar daarin wordt niet gerept over de concrete inhoud van die afspraken. Omdat [gedaagde] verder, na gemotiveerde betwisting daarvan door SVA, heeft nagelaten zijn standpunt in dat kader nader te onderbouwen, is vooralsnog onvoldoende aannemelijk geworden dat partijen de door [gedaagde] bedoelde afspraak hebben gemaakt.
4.8 Gelet op de duur, de ernst en de aard van de overlast, waaronder schreeuwen, schelden, dreigen en ander agressief gedrag jegens omwonenden, acht de voorzieningenrechter het in hoge mate waarschijnlijk dat de vordering van SVA in de bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit brengt mee dat de onderhavige vordering van SVA voor toewijzing gereed ligt, behoudens het navolgende. SVA heeft aan de gevorderde ontruiming geen termijn verbonden. Het komt evenwel geraden voor om [gedaagde] een nadere termijn te gunnen, ten einde hem in de gelegenheid te stellen andere woonruimte te betrekken. Een termijn van twee weken wordt daarbij redelijk geacht. De gevorderde ontruiming wordt derhalve op na te melden wijze toegewezen.
4.9 [gedaagde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tot ontruiming en verlating van de door hem gehuurde woning en deze in goede staat, bezemschoon en onder afgifte van alle daarbij behorende sleutels geheel ontruimd weer op te leveren aan SVA, een en ander binnen twee weken na betekening van dit vonnis, onder bepaling voorts de onderhavige woning daarbij ook ontruimd en verlaten te houden;
- machtigt SVA deze ontruiming en verlating van de woning desnoods zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van politie en justitie;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van SVA begroot op Euro 329,60 aan verschotten en op Euro 816,- aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. R.C. Schlingemann, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2005 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.