ECLI:NL:RBALK:2005:AU0073
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de deugdelijkheid van een verklaring ex artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in een civiele procedure
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 20 juli 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap [eiser] B.V. en de commanditaire vennootschap [gedaagde 1] en de vennootschap Snow Europe Limited, die gezamenlijk als gedaagde c.s. worden aangeduid. De zaak betreft de vraag of gedaagde sub 1 een deugdelijke verklaring heeft afgelegd conform artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (BRv). De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 niet aan de eisen van dit artikel heeft voldaan en heeft gedaagde c.s. in de gelegenheid gesteld om alsnog een deugdelijke verklaring in te dienen. Indien gedaagde c.s. hierin niet slaagt, zullen zij worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, alsof zij zelf schuldenaar zijn.
De procedure is gestart door [eiser], die bij verstekvonnis op 11 september 2002 door de kantonrechter te Alkmaar is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.881,43, vermeerderd met rente en proceskosten. Op 24 september 2004 heeft [eiser] beslag gelegd op de goederen van gedaagde c.s. Gedaagde c.s. heeft op 25 oktober 2004 een verklaring ingevuld waarin zij ontkennen enige rechtsverhouding te hebben met [eiser]. [Eiser] heeft deze verklaring betwist en stelt dat er wel degelijk een rechtsverhouding bestaat, onderbouwd met bewijsstukken.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat gedaagde c.s. huurpenningen en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan [naam] verschuldigd zijn. De door gedaagde c.s. ingevulde verklaring voldoet niet aan de eisen van artikel 476a lid 2 sub a BRv, omdat zij niet hebben ingevuld wat zij aan [naam] verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft gedaagde c.s. de kans gegeven om een deugdelijke gerechtelijke verklaring in te dienen, met de waarschuwing dat bij gebreke daarvan een veroordeling zal volgen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de verdere beslissingen zijn aangehouden, waarbij gedaagde c.s. uiterlijk op 17 augustus 2005 een deugdelijke verklaring moet indienen.