Parketnummer : 14/810129-05
Datum uitspraak : 28 juni 2005
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [woonplaats] Somalië op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Noord Holland Noord - Huis van Bewaring Schutterswei te Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2005.
De rechtbank heeft kennis genomen van
- de vordering van de officier van justitie die er toe strekt dat de rechtbank het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en aan de verdachte onvoorwaardelijk zal opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden. Voorts vordert de officier van justitie de teruggave aan Albert Heijn van de drie onder de verdachte in beslag genomen blikjes bier.
- hetgeen door de verdachte en mr. H. Teunisse, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 maart 2005 in de gemeente Den Helder, in/uit een
winkel aan het Julianaplein, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een sixpack bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan "Albert Heijn", in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 maart 2005 in de gemeente Den Helder, uit een winkel aan het Julianaplein, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sixpack bier, toebehorende aan Albert Heijn.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. DE MAATREGEL EX ARTIKEL 38m WETBOEK VAN STRAFRECHT
De rechtbank zal aan de verdachte de door de officier van justitie gevorderde ISD- maatregel opleggen. De rechtbank grondt dit op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een zeer ergerlijke fei-t, dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf en de betrokken perso(o)-n(en). Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is, blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 3 maart 2005, in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezen verklaarde feit vijftien maal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld. Op 9 november 2004 is hij terzake van een poging tot diefstal met geweld veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf. Op 24 februari 2005 is verdachte in vrijheid gesteld en op 1 maart 2005 heeft hij onderhavig strafbaar feit gepleegd. Gelet hierop, alsmede op grond van de vele eerdere veroordelingen en de persoon van de verdachte, zoals gebleken uit de rapportages, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Er zijn geen onherroepelijke vrijheidsstraffen die nog moeten worden ten uitvoer gelegd.
In het maatregelrapport van de Brijder Verslavingszorg van 2 juni 2005 wordt verdachte gekenschetst als een langdurig en ernstig alcoholverslaafde man, die de door hem begane delicten stelselmatig ontkent. Bij verdachte ontbreekt iedere wens tot behandeling. Verdachte wordt omschreven als een ‘zorgwekkend zorgmijder’. De kans op recidive wordt zeer groot geacht, te meer nu verdachte net uit detentie was ontslagen toen hij onderhavig strafbaar feit beging. De Brijder Verslavingszorg geeft de rechtbank in overweging om verdachte de ISD-maatregel op te leggen, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om aanhouding van de behandeling ter terechtzitting teneinde een onderzoek te doen verrichten naar de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank overweegt dienaangaande dat uit het dossier noch uit de behandeling ter terechtzitting is gebleken van omstandigheden op grond waarvan verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. Er is dan ook geen sprake van een contra-indicatie voor oplegging van de maatregel. Gelet hierop wordt het verzoek om aanhouding afgewezen.
Verdachte heeft op de terechtzitting laten weten dat hij de ISD-maatregel niet wil. De rechtbank stelt voorop dat de wetgever de oplegging van de ISD-maatregel niet afhankelijk heeft gesteld van de instemming van verdachten. Het is veeleer zo dat deze maatregel is geïndiceerd bij verdachten die niet bereid zijn om mee te werken aan trajecten die er op zijn gericht om een eind te maken aan hun verslaving en hun veelvuldig criminele gedrag. Op grond van het bepaalde in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht strekt de maatregel ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de veroordeelde. Indien veroordeelde verslaafd is, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek.
Gelet op de door verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans de bescherming van de samenleving voorop. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Nu ook overigens aan de wettelijke voorwaarden voor de maatregel is voldaan, zal de rechtbank gelasten dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. Op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden verbindt de rechtbank daaraan de maximale duur van twee jaar.
Gelet op het karakter van deze maatregel en op het feit dat het van groot belang is dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel ten uitvoer te leggen, ziet de rechtbank aanleiding om de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering te brengen.
Voorts zal de rechtbank in afwijking van het advies van de Brijder Verslavingszorg en de vordering van de officier van justitie bepalen dat na negen maanden een tussentijdse beoordeling plaatsvindt. De officier van justitie dient derhalve negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank te berichten over de noodzakelijkheid of wenselijkheid van het voortduren van de maatregel.
7. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- drie blikjes bier, merk Pilsener,
(nr. 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen)
dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde Albert Heijn.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat Albert Heijn als rechthebbende dient te worden aangemerkt.
8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
I Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
II Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
III Bepaalt dat het openbaar ministerie 9 (negen) maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de noodzakelijkheid of wenselijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
IV Gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde Albert Heijn, van drie blikjes bier, merk Pilsener.
(nr. 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr F.J. Lourens en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.W. Verhaagh, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2005.