Sector kanton - locatie Alkmaar
de stichting Woonwaard Noord Kennemerland te Alkmaar
eisende partij
verder ook te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. K. van der Meij, advocaat te Alkmaar
1. [gedaagde 1] en 2. [gedaagde 2], beiden wonende te Alkmaar, [adres]
gedaagde partijen
verder ook te noemen: [gedaagden]
in persoon procederende.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 13 december 2004 een vordering ingesteld.
[Gedaagden] hebben bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, die gehouden is op 19 april 2005. Verschenen zijn namens Woonwaard [naam] en de gemachtigde en [gedaagde 1]. [Gedaagde 1] heeft verklaard ook namens [gedaagde 2] te zijn verschenen en het woord te voeren.
Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht. Mr. Van der Meij aan de hand van pleitaantekeningen. Woonwaard heeft voorafgaand aan de comparitie nog producties in het geding gebracht.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
1. [Gedaagden] hebben sinds 1 augustus 1996 in huur de woning aan de [adres] te Alkmaar. Thans is Woonwaard de verhuurster van de woning. Het gezin van [gedaagden] bestaat uit man, vrouw en drie kinderen. Daarnaast woonde sinds het begin van de huurovereenkomst ook de jongere broer van [gedaagden] in de woning.
2. Blijkens uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie stonden op 23 maart 2004 12 personen op het adres van [gedaagden] ingeschreven. Op 26 januari 2005 stonden er nog 9 personen ingeschreven.
3. Bij brieven van 25 maart en 5 augustus 2004, die aangetekend aan [gedaagden] zijn verzonden, maar die [gedaagden] niet in ontvangst hebben genomen, heeft Woonwaard [gedaagden] medegedeeld dat zij niet bereid is de huurovereenkomst voort te zetten indien aan de door Woonwaard beweerde overbewoning geen eind zou worden gemaakt en voorts heeft zij [gedaagden] gewezen op de mogelijkheid om aan de niet gewenste inschrijving van personen op zijn adres iets te doen.
4. [Gedaagden] hebben in de jaren 2001 tot 2005 steeds geen gehoor gegeven aan schriftelijke verzoeken om onderhoud aan de CV- en/of warmwaterinstallatie te laten verrichten.
5. Zakelijk weergegeven heeft Woonwaard gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagden] zal veroordelen tot ontruiming van de in dit geding bedoelde woning met alle daarin aanwezige personen en zaken, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
6. Aan haar vordering heeft Woonwaard ten grondslag gelegd dat [gedaagden] handelen in strijd met de op hen rustende verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij de woning geheel of gedeeltelijk hebben onderverhuurd dan wel in gebruik hebben gegeven aan andere personen.
7. [Gedaagden] hebben de vordering gemotiveerd bestreden, stellende dat zij alleen met hun kinderen in de woning wonen. Op hun verweer zal bij de beoordeling van het geschil - voor zover nodig - worden ingegaan.
8. Het verweer van [gedaagden] wordt verworpen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
9. Allereerst staat vast dat op het adres van [gedaagden] geruime tijd veel meer personen ingeschreven hebben gestaan (en nog staan) dan alleen [gedaagden] en hun kinderen en de broer van [gedaagden]. [Gedaagden] hebben zich in dit verband erop beroepen dat zij niet kunnen voorkomen dat vreemden zich zonder hun toestemming op hun adres inschrijven, doch die stelling wordt gepasseerd. Woonwaard heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een persoon zich alleen dan op een adres kan laten registreren als hij/zij in het bezit is van een woonvergunning voor dat adres of met toestemming van de hoofdbewoner van dat adres. Daar komt dan nog bij dat vaststaat dat Woonwaard [gedaagden] reeds in mei 2004 heeft gemaand om aan de gestelde overbewoning een einde te maken en uitgelegd hoe ingeschreven personen uitgeschreven kunnen worden zonder dat zij dat zelf doen. [Gedaagden] hebben daar geen gevolg aan gegeven. Het door [gedaagden] geproduceerde briefje van 27 november 2004 aan de gemeente is onvoldoende om aan te nemen dat zij serieuze pogingen hebben ondernomen om aan de eis van Woonwaard te voldoen. Bovendien blijkt uit de twee uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie dat zich nog op 9 november 2004 een nieuwe persoon op het adres van [gedaagden] heeft ingeschreven; voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagden] voor die inschrijving opnieuw toestemming hebben gegeven.
10. Woonwaard heeft verder ter onderbouwing van haar vordering tijdens de comparitie van partijen foto's van het interieur van een slaapkamer van de woning getoond die zijn gemaakt tijdens de inval van de politie op 3 november 2004. Bij monde van de heer [naam] heeft Woonwaard gesteld dat zich 7 bedden in de woning bevonden die allen beslapen leken, voor de ramen van de woning hingen vuilniszakken en in de woning was geen kinderspeelgoed of kinderkleding aanwezig. De inval is gedaan omdat het energiegebruik excessief was gestegen. De gestelde situatie en de omstandigheid dat [gedaagden] nooit reageren op hun toegezonden brieven, vormen voor Woonwaard voldoende aanwijzingen voor haar stelling dat [gedaagden] misschien zelf helemaal niet meer in de woning wonen, doch deze in gebruik hebben gegeven als pension. In elk geval - zo stelt Woonwaard - is daarmee duidelijk geworden dat [gedaagden] niet alleen met hun kinderen en mogelijk een logé in de woning wonen.
11. [Gedaagden] hebben, geconfronteerd met de foto's, de hierboven beschreven toestand in hun woning bestreden. [Gedaagden] zijn daarin echter niet geloofwaardig. Tijdens de comparitie van partijen is uitvoerig met [gedaagden] gesproken over de door Woonwaard gestelde situatie in zijn woning, mede aan de hand van de getoonde foto's. [Gedaagden] hebben desgevraagd tot drie keer toe geweigerd om met de kantonrechter, griffier en de wederpartij naar hun woning te gaan teneinde de kantonrechter de gelegenheid te geven de situatie zelf in ogenschouw te nemen, zonder dat zij daarvoor een goede reden hadden.
12. Dit alles leidt er toe dat het verweer van [gedaagden] wordt verworpen. Nu niet betwist is dat de door Woonwaard gestelde situatie van (administratieve) overbewoning op zichzelf strijdig is met de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, is daarmee komen vast te staan dat [gedaagden] handelen in strijd met hun verplichtingen. Vaststaat dat zij in ruime mate door Woonwaard in de gelegenheid zijn gesteld om meer openheid te geven en aan de onrechtmatige situatie een einde te maken, doch zij hebben daaraan steeds geen gehoor gegeven. De handelwijze van [gedaagden] rechtvaardigt, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de gevorderde ontbinding en ontruiming. De vordering zal derhalve worden toegewezen en [gedaagden] zullen worden veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat zij in het ongelijk worden gesteld.
Ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst.
Veroordeelt [gedaagden] om de woning aan de [adres] te Alkmaar binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin van haar aanwezige personen en zaken onder afgifte van de sleutels aan Woonwaard, met machtiging aan Woonwaard om, zo [gedaagden] daarmede in gebreke mochten blijven, [gedaagden] daartoe te noodzaken met behulp van de sterke arm.
Veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, die tot heden voor Woonwaard worden vastgesteld op een bedrag van € 626,78 [inclusief BTW], waaronder begrepen een bedrag van € 270,00 voor salaris van de gemachtigde van Woonwaard (waarover [gedaagden] geen BTW verschuldigd zijn).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2005.
De griffier
De kantonrechter
Rolnummer: 176585-04-5583 (WG)
Uitspraakdatum: 18 mei 2005