Sector kanton - locatie Alkmaar
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
eisende partij in (voorwaardelijke) conventie/gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: Dexia
gemachtigde: P. de Ruijter van Snijder Gerechtsdeurwaarders GGN te Hoorn
[gedaagde] te Heerhugowaard
gedaagde partij in (voorwaardelijke) conventie/eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn.
Bij incidenteel vonnis d.d. 24 maart 2004 heeft de rechter van de civiele sector, enkelvoudige kamer, van deze rechtbank zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin zij zich bevond, verwezen naar de sector kanton, locatie Alkmaar van deze rechtbank.
Het verdere procesverloop
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
- Bij exploot van 13 april 2004 (met als bijlage het incidenteel vonnis van 24 maart 2004) is [gedaagde] opgeroepen voor deze rechtbank, sector kanton, locatie Alkmaar, ter openbare civiele terechtzitting (rolzitting) van 21 april 2004 om voort te procederen.
- Op laatst vermelde datum heeft [gedaagde] in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
- Vervolgens heeft Dexia van repliek in conventie gediend, tevens akte wijziging van eis, en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd.
- Daarna is gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie (tevens vermeerdering grondslag) en van dupliek in reconventie.
- Bij akte heeft [gedaagde] zich uitgelaten over producties die bij dupliek in reconventie in het geding waren gebracht.
- De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
- Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
1. Ter zake wordt kortheidshalve verwezen naar de feiten, zoals die onder 1a t/m i in het incidenteel vonnis van 24 maart 2004 zijn vermeld.
In aanvulling op de in het incidenteel vonnis van 24 maart 2004 vastgestelde feiten wordt van het volgende uitgegaan:
2. [gedaagde] heeft de tijdens de looptijd van de overeenkomst verschuldigde bedragen tijdig voldaan.
3. Door het verstrijken van de looptijd is de overeenkomst geëindigd. Dexia heeft de aandelen die ten grondslag lagen aan de overeenkomst verkocht. De opbrengst van de aandelen was echter niet voldoende om het restant c.a. ad € 39.163,-- aan Dexia te voldoen, waardoor een bedrag ad € 22.785,16 resteerde.
4. Dexia heeft aan [gedaagde] voor laatstvermeld bedrag een eindafrekening gezonden.
De vordering en de grondslag daarvan
in (voorwaardelijke) conventie
5. Dexia vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 24.902,85, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 22.785,16 vanaf 12 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, waaronder de proceskosten.
6. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Dexia - zakelijk weergegeven - dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst door de hem toegezonden eindafrekening ad € 22.785,16 ondanks sommaties onbetaald te laten. Daarom wordt tevens aanspraak gemaakt op € 927,69 aan vervallen contractuele rente ad 0,96% per maand, berekend vanaf 21 maart 2003 tot en met 11 augustus 2003, en op € 1.190,-- inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten.
7. Onder de voorwaarde dat haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep van [gedaagde] op vernietiging of ontbinding geheel of deels slaagt, beroept Dexia zich op het bepaalde in art. 6:278 BW. Op grond daarvan vordert Dexia [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in art. 1 van de overeenkomst genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van vernietiging of ontbinding van de overeenkomst, althans minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van verkoop.
De vordering en de grondslag daarvan
in reconventie
primair:
voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomst rechtsgeldig is vernietigd en/of rechtsgeldig is ontbonden;
subsidiair: de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomst te vernietigen, althans te ontbinden en, indien de vernietiging zou worden uitgesproken wegens onvoorziene omstandigheden, aan de uit te spreken vernietiging terugwerkende kracht te verlenen tot de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen;
primair en subsidiair: Dexia ten titel van schadevergoeding en/of ten titel van uit de ontbinding van de effectenleaseovereenkomst voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen te veroordelen tot het tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] voldoen van een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
veroordeling van Dexia in de kosten van het geding.
9. Ter zake voert [gedaagde] - zakelijk weergegeven - in de eerste plaats aan dat bedoelde overeenkomst zonder toestemming van zijn echtgenote, [echtgenote], is aangegaan (de overeenkomst is ook niet door haar medeondertekend), op grond waarvan zijn echtgenote bij aangetekende brief van 6 februari 2003 onder verwijzing naar art. 1:89 BW de vernietiging van de overeenkomst (buitenrechtelijk) heeft ingeroepen. Met een verwijzing naar art. 1:88 BW, het ontbreken van de toestemming van [echtgenote], beroept hij zich er dan ook op dat de effectenleaseovereenkomst op rechtsgeldige wijze door zijn echtgenote is vernietigd.
Verder stelt [gedaagde] dat Dexia toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat zij niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplichtingen. Hij verwijst ter zake onder meer naar de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR 1999). Tevens doet hij een beroep op schending van art. 28 Wet op het consumentenkrediet (Wck).
Het verweer
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
10. Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer gemotiveerd bestreden. Daarop zal - voor zover van belang - bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
De beoordeling van de geschillen
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
11. Vooreerst zij opgemerkt, dat het wijzen van vonnis in deze een aantal malen is aangehouden, mede uit proceseconomisch oogpunt (ontwikkeling van de jurisprudentie ter zake) en vanwege de veelheid aan zaken.
[gedaagde] heeft het aanhoudingsverzoek van Dexia, op grond waarvan de zaak is aangehouden tot december 2006, niet geaccepteerd en derhalve is het vonnis op heden bepaald.
12. De vorderingen in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
13. Als meest vertrekkende verweer tegen de vordering van Dexia heeft [gedaagde] aangevoerd dat de overeenkomst, waarvan sprake, door middel van een aangetekend verzonden brief van zijn echtgenote d.d. 6 februari 2003 buitenrechtelijk onder verwijzing naar de artt. 1:88 en 1:89 BW is vernietigd.
14. Met betrekking tot de vraag of de op 22 maart 2000 tussen partijen gesloten leaseovereenkomst met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummer 74482850 is aan te merken als een huurkoopovereenkomst overweegt de kantonrechter dat die overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van huurkoop in art. 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar het vonnis van de sector civiel van deze rechtbank d.d. 24 maart 2004 in het in deze zaak door [gedaagde] opgeworpen bevoegdheidsincident en de daarin genoemde processtukken, welke rechtsoverwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de hare maakt.
15. De vervolgens te beantwoorden vraag of art. 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is op de onderhavige aandelenleaseovereenkomst is bevestigend beantwoord in rov. 9 van het vonnis van 25 augustus 2004 van de kantonrechter te Amsterdam, rolnummer 03-5323, op www.rechtspraak.nl te vinden onder LJN AQ 7412. De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten, zoals die van de onderhavige aandelen.
16. Weliswaar heeft Dexia nog bewijs aangeboden van haar stelling dat de echtgenote van [gedaagde] wel toestemming ex art. 1:88 BW heeft gegeven en wel door het horen van [gedaagde], de echtgenote van [gedaagde] en hun eventuele overige gezinsleden, maar aan dat bewijsaanbod wordt voorbijgegaan. Daargelaten dat Dexia haar stelling dienaangaande naar dezerzijds oordeel onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft, zodat reeds daarom aan bewijslevering niet kan worden toegekomen, vergt art. 1:88 lid 3 BW dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven.
17. Het vorenstaande resulteert erin dat in deze moet worden uitgegaan van een op de voet van de artt. 1:88 en 1:89 BW rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging door [gedaagde]s echtgenote ([echtgenote]) van de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomst met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummer 74482850, welke vernietiging de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Dexia rechtstreeks treft en tot gevolg heeft dat de vordering van Dexia dient te worden afgewezen.
18. Het beroep van Dexia op toepassing van art. 6:278 BW wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in gemeld artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat de echtgenote van [gedaagde] eerst een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, nu die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
19. Gelet op al het vorenstaande heeft [gedaagde] bij bespreking van hetgeen hij overigens in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie nog heeft doen aanvoeren geen belang meer, zodat zijn betoog in zoverre verder buiten beschouwing zal blijven.
20. Dexia zal zowel in (voorwaardelijke) conventie als in reconventie als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld (waarin begrepen is het door [gedaagde] betaalde vastrecht nu de zaak ten onrechte is aangebracht bij de sector civiel van deze rechtbank), met dien verstande dat de proceskosten in reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak in (voorwaardelijke) conventie en die in reconventie worden vastgesteld op nihil.
in conventie en in voorwaardelijke conventie
Wijst de vorderingen van Dexia af.
in reconventie
Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomst met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummer 74482850 rechtsgeldig is vernietigd.
Veroordeelt Dexia ten titel van schadevergoeding en/of ten titel van uit de ontbinding van de effectenleaseovereenkomst voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenissen te veroordelen tot het tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] voldoen van een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt Dexia in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 475,-- aan verschotten (zijnde door [gedaagde] betaald griffierecht sector civiel) en op € 820,-- voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde] (waarover Dexia geen BTW verschuldigd is).
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Friedberg, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 25 mei 2005.
De griffier
De kantonrechter
Rolnummer: 160555\04-1408 (CP)
Uitspraakdatum: 25 mei 2005