ECLI:NL:RBALK:2005:AS6281

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG nummer 32/2005
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van onrechtmatige uitlatingen door gedaagden over DSB

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 17 februari 2005, vorderde DSB c.s. rectificatie van onrechtmatige uitlatingen gedaan door gedaagden, waaronder de directeur van Xeeper. De vordering was deels toegewezen. DSB c.s. stelde dat gedaagden hen onterecht als 'corrupte boevenbende' hadden bestempeld en hen beschuldigden van intimidatie en betrokkenheid bij een poging tot inbraak. De voorzieningenrechter oordeelde dat deze uitlatingen onrechtmatig waren en dat er geen bewijs was voor de beschuldigingen. Gedaagden werden bevolen om een rectificatie te plaatsen in het blad Quote en een dwangsom werd opgelegd voor het geval deze rectificatie niet zou verschijnen. De rechter wees ook de vordering tot schadevergoeding af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kosten van het geding werden toegewezen aan de gedaagden, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in publicaties en de bescherming van de reputatie van bedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JJ
KG nummer: 32/2005
datum: 17 februari 2005
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap DSB GROEP N.V.,
statutair gevestigd te Wognum,
2. de besloten vennootschap DSB ONLINE B.V.,
statutair gevestigd te Wognum,
3. [EISER SUB 3],
wonende te Hensbroek, gemeente Obdam,
4. [EISER SUB 4],
wonende te Wognum,
5. [EISER SUB 5],
wonende te Spanbroek, gemeente Opmeer,
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. A.W.J. Castelijns,
advocaat mr. J.K. van Hezewijk te Amsterdam,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaatsnaam],
2. de besloten vennootschap DEBET CARD SERVICES EUROPE B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Uden,
3. de besloten vennootschap XEEPER B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Uden,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam.
Partijen zullen verder ook worden genoemd eisers enerzijds gezamenlijk "DSB c.s." en gedaagden anderzijds gezamenlijk "[gedaagde sub 1] c.s.".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 7 februari 2005 heeft DSB c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eisers de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Eisers exploiteren een financieringsmaatschappij. Tussen partijen bestond sinds 2001 een samenwerkingsverband die zag op een internetwinkel onder de naam Go Shop. Het kwam erop neer dat gedaagden cliënten aanbrachten die om financiering verzochten en dat zij daarvoor een vergoeding ontvingen.
2.2 De samenwerking begon in de loop van 2004 problemen op te leveren en zij is uiteindelijk medio 2004 tot een definitief einde gekomen.
2.3 Tussen partijen bestaat een verschil van mening over de beëindiging en de financiële afwikkeling daarvan. Gedaagden hebben beslagen doen leggen en gerechtelijke procedures zijn gevolgd.
2.4 In dat kader is in de pers berichtgeving ontstaan, waarbij onder meer uitingen werden opgenomen gedaan door of namens gedaagden. Zo werd er in het Noord-Hollands Dagblad een drietal publicaties opgenomen en werden in het blad Quote van december 2004 enkele uitspraken van[gedaagde sub 1]vastgelegd.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
1.1 Eiseres vorderen, samengevat en zakelijk weergegeven, (a) bevel aan gedaagden zich te onthouden van beschuldigingen die de goede naam en reputatie van eisers kunnen aantasten, (b, c en d) rectificatie van publicaties, (e) oplegging van een dwangsom en (f) betaling van schadevergoeding van Euro 60.000,-.
1.2 Volgens eisers handelen gedaagden zowel in algemene zin als specifiek onrechtmatig door het uiten van de desbetreffende onjuiste beschuldigingen.
1.3 Volgens gedaagden zijn jegens de pers geen onjuiste mededelingen gedaan, maar is hetgeen is gepubliceerd een weergave van de desbetreffende journalisten. Gedaagden bestrijden dat eisers enige schade hebben geleden.
1.4 Partijen hebben hun standpunten ter zitting onder meer aan de hand van de uitgebreide dagvaarding en pleitnotities toegelicht. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De vordering onder (a) is te vaag om voor toewijzing in aanmerking te komen. Ook in het algemeen dienen gedaagden zich te onthouden van jegens eisers als onrechtmatig aan te merken handelingen. Een in een vonnis opgenomen algemeen verbod daartoe zou bovendien wellicht alleen maar reden kunnen geven voor executiegeschillen.
4.2 De rectificatie in het Noord-Hollands Dagblad als onder (c) en het persbericht als onder (d) bedoeld, komen niet voor toewijzing in aanmerking. Vast staat dat partijen een geschil hebben over de beëindiging van hun samenwerkingsverband en eveneens is niet in geding dat het met de - apparatuur ten behoeve van - de administratieve afwerking van gegevens aan de zijde van eisers niet altijd even gladjes verliep. Dat daardoor onvrede is ontstaan aan de zijde van gedaagden is niet als opmerkelijk te kwalificeren en het feit dat zij de publiciteit hebben opgezocht kan in het verlengde daarvan op zichzelf niet als onrechtmatig worden aangemerkt. De opmerking dat "gegevens zoek zouden zijn geraakt" en dat "niet zou worden voldaan aan uitspraken van de belastingdienst" kunnen niet als zodanig smadelijk worden aangemerkt dat daaromtrent rectificatie op haar plaats zou zijn. De opmerking inhoudende dat "valsheid in geschrift zou zijn gepleegd" lijkt niet direct uit de mond van[gedaagde sub 1] te zijn opgetekend, zodat laatstgenoemde vooralsnog hieromtrent geen verwijt kan worden gemaakt.De melding van het feit dat er tussen partijen een kort geding speelt en welke vorderingen aldaar zullen worden behandeld, kan evenmin als onrechtmatig worden aangemerkt.
4.3 Geheel anders ligt dat ten aanzien van de uitspraken van[gedaagde sub 1], zoals die in het blad Quote zijn verwoord. Diens in dat blad gedane uitspraken inhoudende dat de Raad van Bestuur van DSB als een ""corrupte boevenbende"" wordt aangeduid en dat DSB zich zou schuldig maken aan intimidatie en poging tot inbraak, moeten zonder meer als smadelijk en dus als onrechtmatig jegens eisers worden aangemerkt. Onaannemelijk is dat die terminologie uitsluitend is gebezigd door de journalist en dat de bewoordingen niet uit de mond van [gedaagde sub 1] zijn opgetekend. Deze uitspraken lijken doelbewust beledigend en diffamerend te zijn, juist voor een financiële instelling wier reputatie grotendeels afhankelijk is van de betrouwbaarheid die zij tentoonspreidt. Van enig feit en/of omstandigheid die in de richting van het standpunt van gedaagden zou wijzen, in die zin dat DSB zich schuldig zou maken aan misdrijven, is in het geheel niet gebleken. Een rectificatie wat dat betreft zal dan ook worden toegewezen. De tekst daarvan zal op de wijze worden aangepast als hierna gemeld. Een dwangsom is mede geïndiceerd, als prikkel dat gedaagden daadwerkelijk aan de uitspraak zullen voldoen. Er zal een maximum worden gesteld aan het totaal der te verbeuren dwangsommen. Omdat onduidelijk is mede namens wie van de gedaagden de gewraakte mededelingen zijn gedaan, zal de veroordeling tegen alle gedaagden worden uitgesproken.
4.4 De gevorderde schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking. Buiten de omstandigheid dat een spoedeisend belang ter zake ontbreekt, hebben gedaagden die vordering bestreden en hebben eisers vervolgens die gepretendeerde schadepost onvoldoende onderbouwd.
4.5 Gedaagden zullen, als de voor een aanmerkelijk deel in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- Beveelt gedaagden het ertoe te leiden, zonodig door het op eigen kosten betrekken van advertentieruimte van ten minste 1/4 pagina, dat in het blad Quote een goed leesbare rectificatie verschijnt van het bericht "Vuil spel", met enkele de volgende tekst: "RECTIFICATIE. In het decembernummer van Quote verscheen in de rubriek Bijzaken onder de titel "Vuil spel" een artikel over een geschil tussen het internetbedrijf Xeeper en de financiële dienstverlener DSB. In het artikel noemt de heer [gedaagde sub 1], de directeur van Xeeper, de Raad van Bestuur van DSB "corrupte boevenbende" en suggereert hij dat DSB zich schuldig zou hebben gemaakt aan intimidatie en betrokken geweest zou zijn bij een poging tot inbraak. Bij vonnis van 17 februari 2005 heeft de Voorzieningenrechter te Alkmaar geoordeeld dat de heer[gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens DSB door het doen van deze uitlatingen en dat van betrokkenheid van DSB of van de Raad van Bestuur bij enig strafbaar feit niet is gebleken. Op bevel van de rechter worden de uitspraken van de heer[gedaagde sub 1] daarom bij deze gerectificeerd"
- beveelt gedaagden om van voornoemde rectificatie een afschrift te sturen aan de advocaat van DSB en bepaalt dat zij een dwangsom zullen verbeuren van Euro 10.000,- voor iedere editie dat de rectificatie in Quote niet verschijnt, met dien verstande dat de dwangsom voor het eerst verschuldigd zal zijn indien de rectificatie niet uiterlijk in het aprilnummer verschijnt, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van Euro 50.000,-;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op Euro 1.391,93 aan verschotten en op Euro 816,- aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2005 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.