ECLI:NL:RBALK:2004:AZ3699

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 december 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/6
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van vrijstelling voor gebruik als parkeerterrein en de juridische status van onbebouwde grond

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Alkmaar op 27 december 2004, gaat het om de verlening van een vrijstelling op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor de uitbreiding van een parkeerterrein. Eisers, wonende nabij het parkeerterrein, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente Andijk om deze vrijstelling te verlenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de vrijstelling heeft verleend voor het gebruik van onbebouwde grond, wat volgens de wet niet als een opstal kan worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de bepalingen van de WRO en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) alleen van toepassing zijn op opstallen en niet op onbebouwde grond. Hierdoor kon de gemeente geen vrijstelling verlenen voor de uitbreiding van het parkeerterrein. De rechtbank verklaart het beroep van eisers gegrond en vernietigt het bestreden besluit van de gemeente. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 644,-. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om af te wijken van de standaard regels voor proceskostenvergoeding, en dat er geen kosten voor de bezwaarprocedure vergoed hoeven te worden. De gemeente moet nu een nieuw besluit nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, waarbij eisers binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift moeten indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: WRO 04/6
Inzake: [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], wonende te [woonplaats], eisers,
vertegenwoordigd door mr. C.W. Kniestedt te Utrecht,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Andijk, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het besluit van verweerder van 27 november 2003.
2. Zitting
Datum: 23 september 2004.
Eisers zijn ambtshalve opgeroepen. Van hen zijn [eiser 1], [eiser 3] en [eiser 4] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Utrecht.
Verweerder is, daartoe ook ambtshalve opgeroepen, verschenen bij gemachtigde mr. drs. P.B. Klaver, gemeentesecretaris, bijgestaan door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam.
3. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 23 juli 2003 heeft verweerder aan de gemeente Andijk vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend voor de uitbreiding van het parkeerterrein aan de [straatnaam] te [woonplaats].
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 2 september 2003, bij verweerder ingekomen op 3 september 2003, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 november 2003 heeft verweerder het bezwaar, in afwijking van het advies van de commissie voor bezwaarschriften, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 23 december 2003, bij de rechtbank ingekomen op die dag, beroep ingesteld.
Bij brieven van 19 januari 2004 en 3 februari 2004 heeft verweerder achtereenvolgens de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden en een verweerschrift ingediend.
4. Motivering
4.1. Aan de [straatnaam] lag al een openbaar parkeerterrein dat de gemeente wenste uit te breiden. Omdat die uitbreiding in strijd was met het bestemmingsplan heeft verweerder daarvoor vrijstelling verleend. Eisers wonen in de nabijheid van het parkeerterrein en zijn tegen de uitbreiding.
4.2.1. Ingevolge artikel 19, derde lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen.
Deze gevallen zijn aangegeven in artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro).
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bro komen voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in aanmerking: een wijziging in het gebruik van opstallen in de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft en het gebruik niet meer omvat dan een bruto-vloeroppervlak van 1500 m².
4.2.2. De gronden waarop de uitbreiding van het parkeerterrein is voorzien, hebben ingevolge het bestemmingsplan “Buurtje-Munnikij 1988” de bestemming “Agrarische doeleinden I”. Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften zijn ze daarmee bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in dit plan begrepen gronden te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
4.3. Gezien de stukken kan er geen misverstand over bestaan dat verweerder heeft bedoeld vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO in samenhang met artikel 20, eerste lid, onder e, van het Bro. De rechtbank stelt vast dat toepassing van deze bepalingen alleen mogelijk is om vrijstelling te verlenen voor een gebruik van opstallen. Hier gaat het om het gebruik van onbebouwde grond - en dat is wat anders. Verweerders betoog dat het parkeerterrein moet worden aangemerkt als een opstal in de zin van artikel 20, eerste lid, onder e, van het Bro, kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2004, 200303404/1 (met name overweging 2.5), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AO4355.
Verweerder kon met toepassingen van deze bepalingen dus geen vrijstelling verlenen voor de uitbreiding van het parkeerterrein.
Gelet hierop is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd omdat dit is genomen in strijd met de wet.
4.4. Aangezien verweerder ingevolge artikel 19 van de WRO nog andere vrijstellingsmogelijkheden ter beschikking staan en nog niet is bezien of aan de voorwaarden voor toepassing van die bepalingen is voldaan en of verweerder daarvan gebruik wil maken ziet de rechtbank geen aanleiding nu al te oordelen dat de door de gemeente Andijk aangevraagde vrijstelling had moeten worden geweigerd. Daarbij overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel de bezwaren van eisers tegen de uitbreiding van het parkeerterrein op zichzelf geen reden geven om te zeggen dat vrijstelling niet kan worden verleend.
4.5. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers voor de behandeling van hun beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft de rechtbank met toepassing van het bepaalde in de bijlage bij dit besluit zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eisers hebben gevraagd, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht af te wijken van de in dit Besluit neergelegde regels voor berekening van de te vergoeden proceskosten. Anders dan eisers ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat verweerder willen en wetens onrechtmatig heeft gehandeld en eisers daarmee onnodig op kosten heeft gejaagd.
Voor een vergoeding van de kosten gemaakt in de bezwaarprocedure is geen aanleiding. Aan de voorwaarden die in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn gesteld voor zo’n veroordeling is nu niet voldaan. Gezien de overwegingen onder 4.4. zal verweerder eerst een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers moeten nemen. Daarbij is de rechtbank niet gebleken dat in de bezwaarprocedure aan eisers beroepsmatig rechtsbijstand is verleend die voor vergoeding in aanmerking komt.
Toepassing van artikel 8:73 van de Awb om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten die eisers hebben gemaakt voor hun advocaat, is niet mogelijk. Daarvoor is artikel 8:75 immers - bij uitsluiting - bedoeld.
5. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,-; dit bedrag dient door de gemeente Andijk te worden betaald aan eisers;
- gelast dat de gemeente Andijk aan eisers het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 116,- vergoedt.
Aldus gewezen door mr. M. Kraefft, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Riemijer, als griffier.
Uitgesproken in het openbaar op:
door voornoemd lid, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beroepschrift en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.