De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair (poging tot moord), het subsidiair (poging tot doodslag) en het meer subsidiair (poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) ten laste gelegde feit heeft begaan, nu het bestanddeel "opzettelijk" niet kan worden bewezen. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzet had op het teweegbrengen van de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft diverse verklaringen afgelegd over het gebeurde in de nacht van 14 op 15 september 2004. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die nacht thuis kwam toen zijn echtgenote [echtgenote] al in bed lag. Verdachte heeft onder meer verklaard: "Gisteravond had ik een feessie en [echtgenote] ging eerder naar huis met de buuf. Ik ging een tijdje later en toen heb ik nog effe een rondje gelopen en toen ben ik in slaap gevallen op de bank. Ik werd wakker van het geschreeuw van [echtgenote] zeg maar en het vreemde was, het... Ik schrok ervan dat ik het deed. Ik dacht 'Jezus, wat ben ik nu aan het doen' en toen was het al klaar denk."
"Toen ik zeg maar bij mijn positieven kwam wist ik wel dat het niet goed was."
Bij de rechter-commissaris voor strafzaken in deze rechtbank heeft verdachte verklaard dat het sinds hij overspannen is wel vaker voorkomt dat hij stukken kwijt is. Hij heeft aangegeven zich niets te kunnen herinneren van de gebeurtenissen zoals beschreven in de aangifte van zijn echtgenote. Hij heeft verklaard alleen nog te weten van geschreeuw en de geluiden die zij maakte.
Verdachte heeft ook ter zitting dienovereenkomstig verklaard. Samengevat verklaarde hij ter zitting dat hij zich van hetgeen heeft plaatsgevonden niet meer kan herinneren dan dat hij "weer wakker werd" op het moment dat zijn echtgenote tegen hem schreeuwde.
Uit de aangifte van [echtgenote] komt naar voren dat verdachte, nadat zij tegen hem had geroepen 'Ik ben het, het komt goed', tegen haar zei: 'Wat heb ik gedaan, waar ben ik mee bezig?' en 'Ik wil je beschermen'. Verder komt uit haar verklaring naar voren dat verdachte niet eerder agressief is geweest tegen haar. Vast staat dat verdachte reeds geruime tijd overspannen was en voorts verslaafd was geraakt aan diverse middelen.
De rechtbank heeft in de overige verklaringen die zich in het dossier bevinden en in het rapport van de psychiater geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat hetgeen verdachte verklaart over de manier waarop hij het gewelddadig optreden tegenover zijn echtgenote heeft ervaren niet op waarheid berust. In de aangifte van de echtgenote is bevestiging te vinden van de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van het plegen van het geweld. Uitgaande van de verklaringen van verdachte kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte de wil had om zijn echtgenote om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en evenmin dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood dan wel van het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.