ECLI:NL:RBALK:2004:AR8110

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/010457-04
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot moord op echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 21 december 2004 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot moord op zijn echtgenote. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 15 september 2004 te De Rijp, waar de verdachte zijn echtgenote zou hebben geslagen met een hard voorwerp en haar zou hebben vastgehouden. Tijdens de zitting op 14 december 2004 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.E. Helder, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk handelde en dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet om zijn echtgenote te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kon herinneren wat er precies was gebeurd en dat hij in een verwarde toestand verkeerde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het opzet niet bewezen kon worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen, waarbij een houten stok werd onttrokken aan het verkeer en een shirt werd teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/010457-04
Datum uitspraak: 21 december 2004
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1970,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en mr. G.E. Helder, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
Primair:
hij op of omstreeks 15 september 2004 te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade zijn echtgenote [echtgenote] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een of meermalen met een (hard) voorwerp op/tegen het hoofd van die (in bed liggende) [echtgenote] heeft geslagen en/of (vervolgens) (een) hand(en) op de neus en/of de mond van die [echtgenote] heeft geplaatst en/of geduwd en/of gehouden en/of (daarna) het hoofd van die [echtgenote] met het gezicht naar beneden op de matras heeft geduwd en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2004 te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [echtgenote] (zijn echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen met een (hard) voorwerp op/tegen het hoofd van die (in bed liggende) [echtgenote] heeft geslagen en/of (vervolgens) (een) hand(en) op de neus en/of de mond van die [echtgenote] heeft geplaatst en/of geduwd en/of gehouden en/of (daarna) het hoofd van die [echtgenote] met het gezicht naar beneden op de matras heeft geduwd en/of gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. MOTIVERING VRIJSPRAAK
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het primair (poging tot moord), het subsidiair (poging tot doodslag) en het meer subsidiair (poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) ten laste gelegde feit heeft begaan, nu het bestanddeel "opzettelijk" niet kan worden bewezen. Niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzet had op het teweegbrengen van de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft diverse verklaringen afgelegd over het gebeurde in de nacht van 14 op 15 september 2004. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij die nacht thuis kwam toen zijn echtgenote [echtgenote] al in bed lag. Verdachte heeft onder meer verklaard: "Gisteravond had ik een feessie en [echtgenote] ging eerder naar huis met de buuf. Ik ging een tijdje later en toen heb ik nog effe een rondje gelopen en toen ben ik in slaap gevallen op de bank. Ik werd wakker van het geschreeuw van [echtgenote] zeg maar en het vreemde was, het... Ik schrok ervan dat ik het deed. Ik dacht 'Jezus, wat ben ik nu aan het doen' en toen was het al klaar denk."
"Toen ik zeg maar bij mijn positieven kwam wist ik wel dat het niet goed was."
Bij de rechter-commissaris voor strafzaken in deze rechtbank heeft verdachte verklaard dat het sinds hij overspannen is wel vaker voorkomt dat hij stukken kwijt is. Hij heeft aangegeven zich niets te kunnen herinneren van de gebeurtenissen zoals beschreven in de aangifte van zijn echtgenote. Hij heeft verklaard alleen nog te weten van geschreeuw en de geluiden die zij maakte.
Verdachte heeft ook ter zitting dienovereenkomstig verklaard. Samengevat verklaarde hij ter zitting dat hij zich van hetgeen heeft plaatsgevonden niet meer kan herinneren dan dat hij "weer wakker werd" op het moment dat zijn echtgenote tegen hem schreeuwde.
Uit de aangifte van [echtgenote] komt naar voren dat verdachte, nadat zij tegen hem had geroepen 'Ik ben het, het komt goed', tegen haar zei: 'Wat heb ik gedaan, waar ben ik mee bezig?' en 'Ik wil je beschermen'. Verder komt uit haar verklaring naar voren dat verdachte niet eerder agressief is geweest tegen haar. Vast staat dat verdachte reeds geruime tijd overspannen was en voorts verslaafd was geraakt aan diverse middelen.
De rechtbank heeft in de overige verklaringen die zich in het dossier bevinden en in het rapport van de psychiater geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat hetgeen verdachte verklaart over de manier waarop hij het gewelddadig optreden tegenover zijn echtgenote heeft ervaren niet op waarheid berust. In de aangifte van de echtgenote is bevestiging te vinden van de gemoedstoestand van verdachte ten tijde van het plegen van het geweld. Uitgaande van de verklaringen van verdachte kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte de wil had om zijn echtgenote om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en evenmin dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood dan wel van het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Gelet op het hiervoor overwogene dient de verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
3. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een stok, hout, met handvat gelijkend op een stuurhandvat
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
Het voorwerp behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het misdrijf waarvan de verdachte wordt verdacht, aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
4. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een shirt, kleur blauw
dient te worden teruggegeven aan verdachte.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 2 stuks handschoenen
- 1 waterpas
- 1 reinigingsdoek, kleur blauw
- een stok (hout)
dienen te worden teruggegeven aan: [echtgenote]
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze voorwerpen onder haar in beslag zijn genomen.
5. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFT
De op te leggen maatregel is gegrond op het artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
6. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een houten stok met handvat.
Gelast de teruggave aan de verdachte: van: een shirt, kleur blauw.
Gelast de teruggave aan [echtgenote]: van:
- 2 stuks handschoenen
- 1 waterpas
- 1 reinigingsdoek, kleur blauw
- een stok (hout)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. B.A.E.G Geel-Cieraad, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2004.