ECLI:NL:RBALK:2004:AR2058

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
7 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
153637-03-5176 TvW
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van cursusgeld en vernietiging van overeenkomst wegens dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 7 juli 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een taalcursusaanbieder en een cursist. De cursist, gedaagde in conventie, stelde dat de taalcursus te moeilijk voor hem was en dat de aanbieder, eiser in conventie, het juiste cursusniveau had moeten aanbieden. Hierdoor achtte hij de overeenkomst vernietigbaar op grond van dwaling. De cursist voerde aan dat de aanbieder de overeenkomst vroegtijdig had beëindigd en dat hij recht had op restitutie van het cursusgeld. De aanbieder vorderde op zijn beurt betaling van het resterende cursusgeld, dat door de cursist gedeeltelijk was voldaan.

De rechtbank oordeelde dat het beroep op dwaling faalde, omdat de cursist niet had aangetoond dat de overeenkomst was gesloten op basis van onjuiste informatie van de aanbieder. De cursist had tijdens een intakegesprek zijn wensen kenbaar gemaakt en aangegeven dat hij zakelijk Frans wilde leren voor licht gevorderden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van wanprestatie aan de zijde van de aanbieder, aangezien de cursist de cursussen had geaccepteerd en deze had gevolgd. De vordering van de aanbieder tot betaling van het cursusgeld werd toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van de cursist werd afgewezen.

De rechtbank veroordeelde de cursist om aan de aanbieder een bedrag van 4.477,20 euro te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten kwamen voor rekening van de cursist, die in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector kanton - locatie Alkmaar
Vonnis in de zaak van:
[Eiser in conventie] te Alkmaar
h.o.d.n. "[bedrijf eiser]"
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: [eiser in conventie]
gemachtigde: De Hooge Waerder Bedrijfsjuristen (mr. P.A. van Stempvoort) te Alkmaar
- tegen -
1. De besloten vennootschap [bedrijf gedaagde] B.V. te Alkmaar
2. [Gedaagde in conventie] te Sint Pancras
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [bedrijf gedaagde] en [gedaagde in conventie]
gemachtigde: mr. dr. A.J.J. van der Heiden, advocaat te Den Helder.
Het procesverloop
In conventie en in reconventie
[Eiser in conventie] heeft bij dagvaarding van 16 december 2003 in conventie een vordering ingesteld.
[Bedrijf gedaagde] en [gedaagde in conventie] hebben in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
Vervolgens heeft [eiser in conventie] van repliek in conventie gediend en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd.
Daarna is gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie en van dupliek in reconventie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Het geschil
In conventie en in reconventie
1. [Eiser in conventie] vordert in conventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde in conventie] tot een bedrag ad 3.932,20 euro alsmede de buitengerechtelijke kosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten rechtens.
Zij stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende.
Op 13 augustus 2002 heeft [eiser in conventie] in opdracht van [gedaagde in conventie] aan deze een taalcursus Frans gegeven door inschakeling en tussenkomst van een docente [docente], tegen een uurtarief van 68,00 euro per les van één uur. Voor bedoelde taalcursus heeft [eiser in conventie] [bedrijf gedaagde] op 21 maart 2003 gefactureerd voor een bedrag van 8.932,20 euro. [bedrijf gedaagde] heeft daarop een bedrag van 5.000,00 euro voldaan en bij brief van 18 juni 2003 heeft [gedaagde in conventie] aangeboden tegen financiële kwijting nog een bedrag van 2.700,00 euro aan [eiser in conventie] te voeldoen, hetgeen laatstgenoemde heeft geweigerd.
2. [Gedaagde in conventie] verweert zich en voert daartoe -zakelijk samengevat - aan dat de cursus voor hem te moeilijk was. [Eiser in conventie] had als deskundige het juiste cursusniveau moeten aanbieden aan hem als beginnende cursist. [Gedaagde in conventie] acht de overeenkomst met [eiser in conventie] vernietigbaar op grond van dwaling. Tevens heeft [eiser in conventie] nagelaten tijdig het cursusmateriaal te leveren. [Gedaagde in conventie] acht voorts de door [eiser in conventie] gehanteerde tarieven en voorwaarden deels nietig c.q. vernietigbaar en verwijt [eiser in conventie] eveneens de overeenkomst vroegtijdig te hebben beëindigd (te weten 9 juli 2003).
3. [Eiser in conventie] heeft volgens [gedaagde in conventie] de overeenkomst in strijd met artikel 7:411 jo 7:413 BW vroegtijdig beëindigd, het volledige cursusgeld ineens opgeëist en restitutie uitgesloten. Reconventioneel vordert [gedaagde in conventie] betaling van een bedrag van 5.000,00 euro wegens nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de overkomst tussen partijen.
4. Nu de tegeneis voortvloeit uit het verweer in conventie en de vorderingen in nauw verband tot elkaar staan, worden deze hierna gezamenlijk behandeld.
De beoordeling
In conventie en in reconventie
5. Uit het door [eiser in conventie] overgelegde inschrijfformulier blijkt dat [gedaagde in conventie] heeft gecontracteerd met [eiser in conventie]. Alleen hij heeft getekend. De naam van de werkgever J.T. van de Pal Beheer B.V. is ingevuld op het formulier, maar ondertekening door deze werkgever heeft, hoewel daartoe ruimte op het contract is gereserveerd, niet plaatsgevonden. [Eiser in conventie] is in haar vordering tegen [gedaagde in conventie] ontvankelijk.
6. Het beroep op dwaling faalt, alleen al omdat geen feiten zijn gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten op grond van onjuiste tot dwaling leidende inlichtingen van [eiser in conventie] dan wel het onthouden van inlichtingen. [Gedaagde in conventie] schiet in zijn stelplicht dienaangaande te kort. Omstandigheden op grond waarvan een vergaande onderzoeksplicht naar de taalvaardigheid op [eiser in conventie] zou rusten, zijn niet gesteld. [Gedaagde in conventie] heeft tijdens een intake gesprek zijn wensen kenbaar gemaakt en aangegeven zakelijk Frans te willen leren voor licht gevorderden. Van strijd met artikel 7:401 BW is aldus geen sprake.
7. Daarbij brengt de aard van de opdracht, die voorziet in opeenvolgende cursussen van een uur, met zich mee dat de cursist die kritiek heeft op de cursus, die kritiek onomwonden laat blijken en bij uitblijven van verbetering aanstonds in gebreke stelt.
Weliswaar voert [gedaagde in conventie] aan mondeling en telefonisch te hebben geklaagd, doch hij heeft de cursussen verder kennelijk geaccepteerd en bleef die bezoeken, zodat niet kan worden aangenomen dat zijn klachten, zo die al zijn geuit, zo ernstig waren dat van wanprestatie aan de zijde van [eiser in conventie] sprake is die partiële ontbinding van de overeenkomst tussen partijen kan rechtvaardigen. Niet bestreden is tevens dat [gedaagde in conventie] van begin af aan al de beschikking kreeg over lesboeken voor beginners en na enkele weken de lesboeken voor zakelijk Frans. Van wanprestatie als door [gedaagde in conventie] betoogd kan op grond van de door hem aangedragen feiten niet worden geconcludeerd.
Niet blijkt dat [gedaagde in conventie] het aantal afgesproken cursussen van 54 sessies van 2 uur niet heeft gevolgd. Van voortijdige beëindiging als door hem aangevoerd is dan ook geen sprake. Niet blijkt dat [gedaagde in conventie] gedurende de termijn waarin die cursussen werden gegeven, 13 augustus 2002 tot 25 maart 2003, [eiser in conventie] in gebreke heeft gesteld dan wel buitengerechtelijke ontbinding of opschorting heeft nagestreefd.
Slotsom dient te zijn dat [gedaagde in conventie] dient te betalen voor de door hem gevolgde cursus. Derhalve is de conventionele vordering ten aanzien van [gedaagde in conventie] toewijsbaar. Uit de door [eiser in conventie] in het geding gebrachte producties blijkt voldoende van door de gemachtigde verrichte inspanningen ter verkrijging van voldoening buiten rechte, en dat de daaraan verbonden kosten conform de gebruikelijke, landelijke richtlijnen (rapport voorwerk II) worden vastgesteld op 545,00 euro. De reconventionele vordering wordt afgewezen.
8. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde in conventie] als de in het ongelijk gestelde partij, terwijl de proceskosten in reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak in conventie en die in reconventie worden vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
Verklaart [eiser in conventie] niet ontvankelijk in haar vordering tegen [bedrijf gedaagde] B.V.
Veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] tegen kwijting te betalen 4.477,20 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over 3.932,20 euro vanaf de dag dat [gedaagde in conventie] in verzuim is tot de dag van betaling.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
Wijst de vordering af.
In conventie en in reconventie
Veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, die tot heden voor [eiser in conventie] worden vastgesteld op een bedrag van 680,20 euro [inclusief BTW indien en voorzover door [gedaagde in conventie] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van 450,00 euro voor salaris van de gemachtigde van [eiser in conventie] [waarover [gedaagde in conventie] geen BTW verschuldigd is].
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2004.
De griffier
De kantonrechter
Rolnummer: 153637-03-5176 TvW
Uitspraakdatum: 7 juli 2004