ECLI:NL:RBALK:2004:AQ7900

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
160013 CV EXPL 04-849
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst door aanwezigheid van een hond in slagerij

In deze zaak vorderde de verhuurder, [eiser], ontbinding van de huurovereenkomst voor de bovenwoning boven zijn slagerij. De verhuurder stelde dat de huurder, [gedaagde], in strijd met de huurovereenkomst samenwoonde met zijn vriendin, die een hond had. Dit was problematisch omdat de toegang tot de bovenwoning via de slagerij ging, waar de aanwezigheid van een hond wettelijk verboden is. De verhuurder voerde aan dat de aanwezigheid van de hond in de slagerij hem in gevaar bracht voor een boete bij controle. De huurder betwistte de vordering en stelde dat een samenwoningsverbod in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 17 van de Bijzondere Uitvoeringsregeling voor de Huurprijs (BUPO).

De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst expliciet was bedoeld voor gebruik door de huurder alleen. De rechter concludeerde dat de aanwezigheid van de vriendin en de hond in de woning in strijd was met de gemaakte afspraken. De kantonrechter wees erop dat de huurder niet in zijn recht stond om de woning met anderen te delen, en dat de aanwezigheid van de hond in de slagerij een schending van de hygiënevoorschriften met zich meebracht.

De rechter besloot de huurovereenkomst te ontbinden en gaf de huurder vier maanden de tijd om de woning te ontruimen. Tevens werd de huurder veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 augustus 2004 door kantonrechter P.J. van de Sande in de Rechtbank Alkmaar.

Uitspraak

Rolnummer: 160013 CV EXPL 04-849
Uitspraakdatum: 9 augustus 2004
Rechtbank Alkmaar
sector kanton - locatie Hoorn
Vonnis in de zaak van:
[eiser], wonende te Hoorn
eisende partij, verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn,
alsmede J.H. Kerckhoffs, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
- tegen -
[gedaagde], wonende [adres] te [postcode] Hoorn
gedaagde partij, verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Enkhuizen
Het procesverloop
[Eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 15 maart 2004 met bijbehorende producties. [Gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie na antwoord gelast, welke is gehouden op 5 juli 2004. Heden is vonnis bepaald. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
De uitgangspunten
- [Eiser] heeft bij schriftelijke huurovereenkomst d.d. 4 augustus 1988 aan [gedaagde] (onder)verhuurd de boven de slagerswinkel van [eiser] gelegen woning aan de [adres] te Hoorn.
- Er is geen afzonderlijke opgang of entree tot de woning. De toegang geschiedt door het winkelgedeelte.
- In de huurprijs zijn de kosten van gas-, water- en electriciteitsgebruik begrepen.
- Het huurcontract vermeldt onder het kopje bestemming: "het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonhuis voor genoemde [gedaagde]".
- Het huurcontract vermeldt onder meer als bijzondere bepaling: "het is huurder genoegzaam bekend dat het gehuurde een onzelfstandige woning betreft, onderdeel uitmakend van het als slagerij in gebruik zijnde woon-winkelpand [adres], te Hoorn, waarvan de hier genoemde verhuurder de hoofdhuurder is en de hier genoemde huurder onderhuurder, die onder geen beding op welke wijze dan ook het gehuurde aan een ander mag verhuren of in gebruik afstaan".
Het geschil
[Eiser] vordert ontbinding van de huurovereenkomst, met veroordeling van [gedaagde] om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de gehuurde bovenwoning met de zijnen en het zijne te ontruimen en die woning ook ontruimd te houden.
[Eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat, in strijd met de door partijen gemaakte afspraak dat alleen [gedaagde] in de woning zou wonen, sinds december 2003 ook [vriendin gedaagde], de vriendin van [gedaagde] (met haar hond), in de bovenwoning woont.
Ook bij de veelvuldige afwezigheid van [gedaagde] (hij is exploitant van een horecabedrijf) is genoemde [vriendin gedaagde] met haar hond in de woning aanwezig. Een en ander veroorzaakt bovendien de nodige aanloop, aldus [eiser].
Al die personen (en die hond) moeten de bovenwoning bereiken via de slagerij, die vol staat met inventaris en voorraad. Volgens [eiser] zijn er in de slagerij regelmatig hondenharen gevonden. [Eiser] wijst erop dat de aanwezigheid van een hond in een slagerij wettelijk is verboden, hetgeen hem bij controle op een bekeuring zou komen te staan.
[Eiser] acht deze gang van zaken zodanig in strijd met de verplichting van [gedaagde] om de woning uitsluitend en alleen te gebruiken, dat een ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd.
[Gedaagde] bestrijdt dat er te dezen sprake is van een onzelfstandige woonruimte. Hij wijst erop dat de bovenwoning ruimschoots ruimte biedt voor bewoning door meerdere personen. Hij betwist dat hij in strijd handelt met de aan het gehuurde gegeven bestemming, namelijk gebruik door hem als woonhuis en hij wijst erop dat een samenwoningsverbod in strijd is met art. 8 EVRM en 17 BUPO en hij meent dat terzake een ingebrekestelling was vereist.
[Gedaagde] betwist dat de gevonden hondenharen afkomstig kunnen zijn van de hond van zijn vriendin.
De beoordeling van het geschil
[Eiser] heeft ter comparitie naar voren gebracht dat hij destijds de bovenwoning aan [gedaagde] heeft verhuurd om hem "uit de brand" te helpen, waarbij het uitdrukkelijk de bedoeling was dat alléén [gedaagde] de gebruiker zou zijn, met name omdat de bovenwoning slechts via de winkel kan worden betreden.
[Gedaagde] heeft dit niet betwist. Hij heeft verklaard dat hij de woning gedurende 15 jaar alléén heeft bewoond en dat in februari/maart 2004 zijn vriendin bij hem is ingetrokken.
De kantonrechter leidt hieruit af dat bij het aangaan van de huurovereenkomst partijen de bedoeling hebben gehad het gehuurde uitsluitend te bestemmen tot woonruimte voor [gedaagde] persoonlijk, met name omdat de woning slechts via de winkel is te betreden.
Nu vaststaat dat [gedaagde] inmiddels het gehuurde samen met zijn vriendin bewoont en deze situatie klaarblijkelijk een bestendig karakter heeft verkregen, rest geen andere conclusie dan dat [gedaagde] daarmee handelt in strijd met de bij het aangaan van de huurovereenkomst uitdrukkelijk gemaakte afspraak.
Gelet op het belang dat [eiser] bij het handhaven van deze afspraak heeft, namelijk de uiteindelijke zeggenschap over wie er zijn winkel betreedt, is de kantonrechter van oordeel dat, nu het handelen van [gedaagde] in strijd met deze afspraak een bestendig karakter heeft gekregen, een ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd.
De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [eiser] als slager te maken heeft met tal van (Warenwet)-voorschriften op gebied van hygiëne, zoals het verbod op de aanwezigheid in een slagerswinkel van een hond.
De relativering van [gedaagde] dat het te dezen slechts gaat om een kortharige Jack-Russell terrier, die bij het betreden van de slagerij in een handdoek wordt gewikkeld, doet daaraan onvoldoende af.
De kantonrechter acht de onderwerpelijke contractuele verbodsbepaling geenszins in strijd met de door [gedaagde] genoemde verdragsbepalingen, nu immers [gedaagde] niet wordt verboden om samen te wonen, doch partijen slechts een afspraak hebben gemaakt met betrekking tot het gebruik van de woning boven de slagerij.
De vraag of er in juridische zin sprake is van een al dan niet zelfstandige woning (in de zin van art. 7:290 lid 3 BW) is niet relevant voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] al dan niet in strijd met het huurcontract handelt.
De kantonrechter deelt niet de opvatting van [gedaagde] dat terzake een ingebrekestelling nodig is. De tekortkoming in de nakoming kan immers niet meer ongedaan worden gemaakt (zie HR 11 januari 2002, NJ 2003,255).
De medegevorderde ontruiming van de woning zal worden toegewezen op een termijn van vier maanden, teneinde [gedaagde] de gelegenheid te bieden zich van andere woonruimte te voorzien.
[Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
Ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning met aanhorigheden staande en gelegen te Hoorn aan de [adres] per heden.
Veroordeelt [gedaagde] om binnen 4 maanden na betekening van dit vonnis voormeld perceel c.a. met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
442,40 euro (inclusief BTW), waaronder 270,00 euro voor salaris gemachtigde (waarover door [gedaagde] geen BTW verschuldigd is).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2004.
De griffier,
De kantonrechter,