3.1. Uitgangspunt in deze is dat partijen kennelijk van mening verschillen over het hoofdverblijf van de kinderen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de kinderen bij haar en daarmee in Nederland dienen te verblijven, terwijl uit de gedragingen van de man valt af te leiden dat hij de mening is toegedaan dat de kinderen bij hem en daarmee niet in Nederland maar in Libanon danwel Cyprus dienen te verblijven.
3.2. Omdat partijen beiden het gezag over de kinderen hebben, dienen zij over dit geschil een procedure op grond van artikel 253a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aanhangig te maken. Aangezien de man thans met de kinderen in Libanon/Cyprus verblijft ligt het voor de hand dat de vrouw deze procedure aanhangig maakt.
3.3. Het ligt in de rede dat de kinderen in afwachting van de uitkomst van voormelde procedure naar Nederland terugkeren. Hiertoe wordt het volgende overwogen. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. Uitgangspunt is dat het ouderlijk gezag van zowel de man als de vrouw de man de plicht en het recht omvat om de kinderen te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding wordt onder meer verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van de kinderen.
3.4. Verder moet vooropgesteld worden dat ouderlijk gezag weliswaar een aan de man en de vrouw toekomend recht is, maar dat dit recht is gegeven in het belang van de kinderen en daarom niet kan worden losgezien van de verplichting dat belang te dienen. In de onderhavige zaak is het twijfelachtig of de man door zijn kinderen niet bij de vrouw te laten verblijven, wel het belang van de kinderen dient. Immers, de kinderen zijn twee jongens van drie respectievelijk 5 jaar oud. Bij dergelijke jonge kinderen is het van belang dat zij bij hun moeder verblijven. Daar komt bij dat de kinderen ook de Nederlandse nationaliteit hebben en een overwegend Nederlandse opvoeding hebben genoten. Bovendien heeft de man bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting meegedeeld in te stemmen met het overbrengen van de kinderen vanuit het buitenland naar Nederland. De man en de vrouw hebben bij die gelegenheid tevens verklaard na terugkeer van de kinderen in Nederland in gezamenlijk overleg te bezien of er voor een gezinsleven in de toekomst mogelijkheden zijn. De man heeft toegezegd er voor zorg te dragen dat de kinderen uiterlijk 23 juli 2004 bij hun moeder in Nederland zouden terugkeren. Blijkens mededeling van de advocaat van de vrouw is de man zijn toezeggingen niet nagekomen.
3.5. Onder deze omstandigheden komt het aannemelijk voor dat de bodemrechter zal beslissen dat de kinderen bij de vrouw dienen te wonen. Het onder (1) gevorderde zal in die zin worden toegewezen dat zal worden bepaald dat de minderjarige kinderen van partijen bij de moeder in Nederland hun werkelijk verblijf zullen hebben.
3.6. Omdat de man de door hem gedane toezeggingen niet is nagekomen, wordt het gevorderde onder (2) eveneens toegewezen, in die zin dat de man binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis de kinderen bij eiseres in Nederland dient af te leveren.
3.7. Het gevorderde onder (3) wordt ook toegewezen. De vrouw heeft er immers belang bij op de kortst mogelijke termijn te weten waar haar kinderen thans verblijven.
3.8. De veroordeling tot het afgeven van de gevorderde verklaringen zoals hiervoor onder (4) weergegeven, worden eveneens toegewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Gelet op de achtergronden van de zaak en de gebruiken zoals die gelden in Libanon, is het aannemelijk dat de vrouw de kinderen niet zonder toestemming van de man vanuit Libanon mee kan nemen naar Nederland.
3.9. Omdat de man niet meewerkt aan de uitvoering van de ter terechtzitting van 15 juli 2004 gemaakte afspraken en niet te verwachten is dat hij in de toekomst wel bereid zal zijn zonder dwang mee te werken aan terugkeer van de kinderen naar Nederland en dwangsommen in een geschil als het onderhavige niet effectief zullen zijn, worden de veroordelingen uitvoerbaar bij lijfsdwang verklaard.
3.10. Gelet op het onder (2) gevorderde en de omstandigheid dat partijen nog gehuwd zijn en de reiskosten behoren tot onkosten in de verzorging en opvoeding die door ouders moeten worden gedragen, wordt de gevorderde veroordeling van de man in de kosten verbonden aan het overbrengen van de kinderen naar Nederland, afgewezen.
3.11. Omdat partijen met elkaar gehuwd zijn, worden de kosten van dit geding gecompenseerd op na te melden wijze.