ECLI:NL:RBALK:2004:AO7749

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
6 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/521
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor uitbreiding hotel in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 6 april 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van hotel '[naam]', en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel. Eiser had een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning om het hotel en de woning met logies en ontbijt te vergroten. De gemeente weigerde deze vergunning op basis van het bestemmingsplan 'De Koog', dat een maximum van 28 recreatieve slaapplaatsen toestaat. Eiser stelde dat het gebruik van de logies met ontbijtkamers al bestond en dat hij zich kon beroepen op het overgangsrecht. De rechtbank oordeelde echter dat het aantal recreatieve slaapplaatsen in het hotel al 44 bedroeg, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de gemeente om de vergunning te verlenen niet onrechtmatig was, omdat het bouwplan in strijd was met de geldende bestemmingsvoorschriften. Eiser had niet aangetoond dat het gebruik van de logies met ontbijtkamers op de peildatum bestond, en het overgangsrecht bood geen oplossing voor de bouwactiviteiten die eiser voorstelde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: WW44 03/521
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het besluit van verweerder van 4 maart 2003.
2. Zitting
Datum: 24 februari 2004.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. drs. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. C.H. Witte, bestuurlijk-juridisch medewerker bij de gemeente Texel.
3. Ontstaan en loop van het geding
Bij aanvraag van 14 juni 2002 heeft eiser verzocht om vergunning voor het veranderen en vergroten van hotel “[naam]” en de woning met logies en ontbijt[adres] te De Koog.
Bij besluit van 24 september 2002, verzonden op 3 oktober 2002, heeft verweerder geweigerd voor dit bouwplan vrijstelling en bouwvergunning te verlenen en hiervoor het bestemmingsplan te wijzigen.
Tegen dit besluit is namens eiser bij brief van 23 oktober 2002, door verweerder ontvangen op 24 oktober 2002, bezwaar gemaakt. Op 29 januari 2003 is eiser over zijn bezwaar gehoord.
Bij besluit van 4 maart 2003, verzonden op 14 maart 2003, heeft verweerder, conform het advies van de commissie Bezwaar- en Beroepschriften van 27 februari 2003, het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is namens eiser bij brief van 25 april 2003, bij de rechtbank ingekomen op gelijke datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 mei 2003 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Bij brief van 11 februari 2004 zijn namens eiser nadere stukken aan de rechtbank verzonden.
Vervolgens is de zaak op 24 februari 2004 ter zitting behandeld.
4. Motivering
4.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet, mag slechts en moet de bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge het bestemmingsplan “De Koog” heeft het betrokken perceel de bestemming “Hotel (klasse 1)” met de nadere aanduiding “28”. Met dit getal is het toegestane aantal recreatieve slaapplaatsen aangegeven.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften, zijn de op de kaart voor hotel aangewezen gronden bestemd voor hotelbedrijven met de daarbij behorende hoofdgebouwen, dienstwoningen en de daarbij benodigde andere bouwwerken en open terreinen, waaronder parkeergelegenheid.
Ingevolge artikel 8, vijfde lid, onder l, van de planvoorschriften, mag het aantal recreatieve slaapplaatsen niet meer dan het aangegeven getal – in dit geval 28 – bedragen.
Ingevolge artikel 8, achtste lid, aanhef en onder 6, van de planvoorschriften, voor zover van belang, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van uitbreiding met nieuwbouw, voorzover dit uit het oogpunt van beheersing en evenwichtige verdeling van recreatieve slaapplaatsen op het eiland inpasbaar is, mits bovendien aan de volgende criteria voldaan wordt:
(…)
6. maximale uitbreiding van 25% naar verblijfscapaciteit dan wel oppervlakte, waarbij:
a. de uitbreiding van het aantal recreatieve slaapplaatsen de twintig niet mag overschrijden.
(…)
Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de planvoorschriften, mag het met het plan strijdige gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het moment van het rechtskracht hebben verkregen van het plan, geheel of gedeeltelijk worden voortgezet, met dien verstande dat:
a. het verboden is het bestaand gebruik te wijzigen in een ander gebruik, tenzij daardoor de afwijking van het plan niet wordt vergroot;
b. het gebruik niet langer dan twaalf maanden achtereen wordt onderbroken.
4.2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan “De Koog” in 1995, het gehele perceel [adres] met het hotel en de woning, de bestemming “Hotel” heeft gekregen. Daarmee kreeg de woning volgens verweerder de bestemming van dienstwoning. Op grond van artikel 8, vijfde lid, van de planvoorschriften mag het aantal recreatieve slaapplaatsen binnen het bestemmingsvlak niet meer bedragen dan op de plankaart is aangeduid, te weten 28. In het hotel zijn volgens verweerder reeds 28 slaapplaatsen aanwezig. De zes logies met ontbijtkamers (12 slaapplaatsen) leiden volgens verweerder reeds tot een overschrijding van het maximaal aantal toegestane slaapplaatsen. Inclusief de vergunning voor de twee extra kamers, is er volgens verweerder in de aanvraag sprake van een uitbreiding van 16 slaapplaatsen. Aangezien dit strijd oplevert met het bestemmingsplan, dient de vergunning volgens verweerder te worden geweigerd.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet vaststaat dat het gestelde gebruik van de zes logies met ontbijtkamers reeds op de peildatum, te weten 4 maart 1996, bestond. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat het met het bestemmingsplan strijdige gebruik niet eerder bij de gemeente bekend was en dus niet eerder gewraakt had kunnen worden. Eisers beroep op het overgangsrecht kan volgens verweerder dan ook niet slagen.
Tenslotte heeft verweerder aangevoerd dat de verzochte uitbreiding niet past binnen de wijzigingsbevoegdheid van artikel 8, achtste lid, van de planvoorschriften en dat hij evenmin vrijstelling wil verlenen, nu het verzoek van eiser volgens verweerder niet past binnen het actuele beleid.
4.3. Eiser heeft aangevoerd dat reeds uit een VVV-gids uit 1935 blijkt dat in de woning[adres] zes logies met ontbijtkamers aanwezig zijn en dat van illegaliteit derhalve geen sprake is. In het kader van de “uitvoering van de bouwverordening/ aanvraag gebruiksvergunning” is bovendien op 22 januari 1997 door verweerder een brandveiligheidsonderzoek uitgevoerd in het nieuw gebouwde hotel en de aangrenzende woning. Eiser is van mening dat het gebruik reeds ten tijde van de peildatum bestond, dat verweerder hiervan op de hoogte was en dit gebruik heeft toegestaan. Eiser beroept zich dan ook op het overgangsrecht ten aanzien van dit gebruik.
Het ingediende plan voorziet volgens eiser in de uitbreiding van het hotel met twee kamers (vier slaapplaatsen). Op basis van de wijzigingsbevoegdheid van verweerder die voortvloeit uit artikel 8, vijfde lid, onder l, van de planvoorschriften, kan het aantal slaapplaatsen worden uitgebreid met maximaal 7. Eiser is derhalve van mening dat het bouwplan past binnen de wijzigingsbevoegdheid van verweerder.
4.4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de hotelkamers in hotel [naam], de woning van eiser en de daarboven gelegen “logies met ontbijt”-kamers gebruikt worden overeenkomstig de geldende bestemming: als hotel met een dienstwoning. Naar het oordeel van de rechtbank onderscheidt het gebruik van deze “logies met ontbijt”-kamers zich niet van het gebruik van de hotelkamers. Wel moet worden vastgesteld dat het hotel, ten tijde van de aanvraag om bouwvergunning, aldus bezien, 44 recreatieve slaapplaatsen had. Dat aantal was en is in strijd met artikel 8, vijfde lid, onder l, van de planvoorschriften. Het bouwplan, voorzover dit bouwactiviteiten ten behoeve van meer dan de 28 toegestane recreatieve slaapplaatsen inhoudt, is dus in strijd met het bestemmingsplan.
Niet in geschil is dat het bestaande bouwwerk – met daarin het hotel, de dienstwoning en de “logies met ontbijt”-kamers – niet van het bestemmingsplan afwijkt. Het overgangsrecht met betrekking tot bouwen is in dit geval dan ook niet van toepassing.
Het overgangsrecht met betrekking tot gebruik biedt ook geen oplossing. Nog daargelaten of het gebruik van de “logies met ontbijt”-kamers daaronder valt, ook als dat zo is wil dat niet zeggen dat ten behoeve van dat gebruik mag worden gebouwd. Artikel 30, tweede lid, van de planvoorschriften, dat uitsluitend betrekking heeft op voortzetting van het gebruik in enge zin, met andere woorden op een gebruik dat niet bestaat in bouwen, geeft dat recht namelijk niet. De rechtbank verwijst hierbij naar de niet gepubliceerde uitspraak van de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 1996, die de jurisprudentie van de voormalige Afdeling rechtspraak van de Raad van State voortzet (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 oktober 1993, gepubliceerd in de Gemeentestem 6983, 10).
4.5. Eiser heeft verweerder voorts verzocht toepassing te geven aan de wijzigings-bevoegdheid die is opgenomen in artikel 8, achtste lid, onder 6, van de planvoorschriften. Op grond van dit artikel mag noch de verblijfscapaciteit, noch de oppervlakte van het bouwwerk met meer dan 25% worden uitgebreid. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval 28 slaapplaatsen zijn toegestaan en dat dit aantal met toepassing van voornoemd artikel met maximaal 7 slaapplaatsen mag worden uitgebreid. Nu eisers bouwplan in meer dan 35 slaapplaatsen voorziet, heeft verweerder terecht gesteld dat de wijzigingsbevoegdheid niet kan worden toegepast.
4.6. Verweerder heeft aangevoerd dat het geldend beleid ten aanzien van uitbreidings-mogelijkheden van recreatieve slaapplaatsen, is vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank acht dit beleid in zijn algemeenheid niet onredelijk. Zij is voorts met verweerder van oordeel dat het bouwplan in strijd is met dit beleid. Nu niet gebleken is van omstandigheden die aanleiding geven voor het oordeel dat verweerder niet mocht vasthouden aan dit beleid, is de rechtbank van oordeel dat de weigering vrijstelling te verlenen niet als onredelijk is aan te merken.
4.7. De rechtbank merkt tenslotte op dat eisers bouwplan ook voorziet in uitbreiding van de dienstwoning. Niet gebleken is dat dit onderdeel in strijd is met het bestemmingsplan. Het bouwplan is echter gepresenteerd als een samenhangend geheel. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding dit onderdeel apart te beoordelen.
Gezien het voorgaande moet de conclusie zijn dat verweerders weigering om voor dit bouwplan vrijstelling te verlenen of zijn wijzigingsbevoegdheid toe te passen en vervolgens bouwvergunning te verlenen, niet onrechtmatig is.
4.8. Gegeven hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het beroep van eiser ongegrond.
4.9. Bij deze beslissing is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslist is als volgt.
5. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M. Kraefft, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Jacobs, als griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 6 april 2004
door voornoemd lid, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van Kooij, als griffier.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beroepschrift en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.