Parketnummer: 14.010490-03
Datum uitspraak: 30 maart 2004.
OP TEGENSPRAAK
Verkort vonnis van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1949,
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2004.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en mr. T. van der Goot te Leeuwarden, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 31 oktober 2003 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel afgevuurd op het hoofd van die [slachtoffer], althans met een vuurwapen in het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 31 oktober 2003 in de gemeente Alkmaar opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen een kogel afgevuurd op het hoofd van die [slachtoffer], althans met een vuurwapen geschoten in het hoofd van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 31 oktober 2003 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel afgevuurd op het hoofd van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. NADERE BEWIJSOVERWEGING
De verdachte heeft bij monde van zijn raadsman bestreden, dat er sprake is geweest van 'voorbedachten rade'.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Dat de daad van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, wordt afgeleid uit de volgende feiten en omstandigheden.
Na een woordenwisseling met het slachtoffer, waarbij over en weer een klap is gevallen, heeft de verdachte uit een keukenlade een etui gepakt met daarin het pistool. Vervolgens heeft de verdachte het pistool uit het etui gehaald, doorgeladen en in zijn rechter broekzak gestoken.
Minstens een half uur later heeft de verdachte zonder een direct aanwijsbare aanleiding en zonder een woord te zeggen, het pistool uit zijn broekzak genomen, op het hoofd van het slachtoffer gericht en op korte afstand daarmee een kogel afgevuurd.
Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af, dat de verdachte enige tijd tevoren het besluit daartoe heeft genomen en in het tijdverloop tussen het besluit en de uitvoering heeft nagedacht, althans heeft kunnen en moeten nadenken, over en zich rekenschap heeft gegeven, althans heeft kunnen en moeten geven, van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
Derhalve heeft de verdachte met voorbedachte raad gehandeld.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op: MOORD.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft van dichtbij op het hem bekende slachtoffer geschoten tengevolge waarvan deze is overleden. Door aldus te handelen heeft verdachte de nabestaanden onherstelbaar verlies en blijvend leed toegebracht. Moord is één der ernstigste misdrijven die de strafwetgeving kent. Door een misdrijf als het onderhavige is de rechtsorde in hoge mate geschokt en worden de in het algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid vergroot. De rechtbank rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 10 november 2003, waaruit blijkt dat de verdachte ter zake van verkeersdelict is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 22 januari 2004 van de heer H. Punt, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 20 januari 2004 van G.A.M. Mensing.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
"Dit onderzoek heeft geen aanwijzingen gegeven voor het bestaan van een psychische stoornis bij onderzochte. .... Onderzochte heeft voldoende inzicht kunnen hebben in de wederrechtelijkheid c.q. betekenis van de feiten. ... De kans dat onderzochte opnieuw een soortgelijk of ander delict zal plegen, lijkt bijzonder klein te zijn. Betrokkene is voor de eerste keer serieus in contact met justitie en heeft in het geheel geen agressieve inslag, maar meer een conflictvermijdende attitude. Doordat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een eventuele psychische stoornis en na overleg met de heer Punt van reclassering geen andere feiten hier aanleiding toe geven, lijkt een behandeling niet op zijn plaats. Ondergetekende zou uw college willen adviseren te volstaan met afhandeling door middel van straf."
De rechtbank neemt vorenstaande conclusie over en is derhalve van oordeel, dat het bewezen verklaarde feit verdachte volledig kan worden toegerekend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen.
De rechtbank laat bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in matigende zin meewegen dat verdachte, een man van thans 53 jaar is, die een enigszins verlegen en nogal terughoudend karakter heeft. Hij gaat gebukt onder het delict en zijn gevolgen en is tot zijn daad gekomen om een einde te maken aan de voor hem opdringerige en onacceptabele gedragingen van het slachtoffer, waarvan verdachte reeds geruime tijd last had. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte "first-offender" is.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
8. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslaggenomen voorwerpen, te weten, één zilverkleurig Pistool Astra, één zwarte patroonhouder met zes patronen en één koperkleurige huls dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
Het bewezen verklaarde is met behulp van de voorwerpen begaan.
9. BESLISSING OMTRENT OVERIGE IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten twee bruine halfhoge laarzen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
* Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
* Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
* Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
* Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
* Verklaart onttrokken aan het verkeer één zilverkleurig Pistool Astra, één zwarte patroonhouder met zes patronen en één koperkleurige huls.
* Gelast de teruggave aan de verdachte van twee bruine halfhoge laarzen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. Ph. Burgers, rechters,
in tegenwoordigheid van H.P. Roeleveld-Baars, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2004.