Voor de feiten wordt verwezen naar de dagvaardingen en de pleitnotities. Partijen zullen hierna (ook gezamenlijk) aangeduid worden als het ziekenhuis, Medirisk en [gedaagden]/[gedaagde sub 1].
Het belang van de uitingsvrijheid van [gedaagde sub 1] als journalist is ten deze gegeven. Daartegenover staat het belang van eisers gevrijwaard te blijven van aantasting van hun goede naam, voor wat betreft het ziekenhuis mede ten behoeve van de belangen van haar patiënten. Volgens [gedaagden] is de reden van zijn bemoeienis met het handelen van zowel het ziekenhuis als Medirisk het feit dat een medische fout met dodelijke afloop is gemaakt, waarvoor bovendien de aansprakelijkheid wordt afgewezen.
Ten tijde van de eerste onverwachte binnentredens van [gedaagden] bij eisers bestond geen redelijk vermoeden dat van zodanige fout sprake was, immers een eerste onderzoek van de klachtencommissie gaf een andere uitkomst. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat het rapport van de deskundige [deskundige] door de commissie in haar onderzoek is meegenomen. Dat de door de advocaat van [partner van overledene] c.q. [gedaagde sub 1] ingeschakelde deskundige Reuchlin de uitkomsten van dit onderzoek niet onderschreef, maakt dit nog niet anders; in een nog niet afgerond geschil, waarin [partner van overledene] deskundig terzijde wordt gestaan, is dit geen ongebruikelijke situatie.
Ten tijde van de twee laatste bezoeken van [gedaagden] -waartegen eisers bezwaren zich met name richten - lagen er voorstellen van zowel ziekenhuis als Medirisk voor een gesprek met [partner van overledene] c.q. nader onderzoek van deze zaak.
Dat geen definitieve overeenstemming over de voorwaarden waaronder deze zouden plaatsvinden tussen partijen was bereikt was onvoldoende aanleiding voor [gedaagde sub 1] om zowel bij het ziekenhuis als Medirisk binnen te komen en zich te gedragen als door eisers beschreven bij dagvaardingen. Dat deze beschrijvingen onjuist zijn is door [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd bestreden, waarbij de voorzieningenrechter meeweegt dat [gedaagden] eenvoudig door vertoning van alle gemaakte opnamen zou hebben kunnen bewijzen dat de stellingen van eisers op deze punten onjuist waren. De voorzieningenrechter heeft in de vertoonde beelden onvoldoende toestemming van de betrokkenen voor de aanwezigheid van [gedaagde sub 1] in hun panden gezien, zeker nu de bijstand van de politie ingeroepen was.
De door [gedaagden] ter zitting vertoonde beelden (de voorgenomen uitzending echter zonder voice-over) vertonen een gematigd beeld van het verloop van deze bezoeken. Anders dan [gedaagden] betoogt brengt dit niet mee dat deze beelden wel zouden mogen worden uitgezonden. Immers, zowel door de vertoonde "promo" als hetgeen [gedaagden] ter zitting heeft verklaard omtrent de context van de voorgenomen uitzending - medische missers en het verhullen van niet natuurlijke doodsoorzaken van ziekenhuizen- zijn deze beelden geëigend om in de eerste plaats het ziekenhuis en als afgeleide daarvan Medirisk neer te zetten als instellingen waar fouten met dodelijke afloop worden gemaakt en men zich aan de aansprakelijkheid daarvoor ontrekt, terwijl ook thans nog daarvoor geen voldoende gefundeerd vermoeden bestaat.
Onder al deze omstandigheden dienen de belangen van ziekenhuis en Medirisk te prevaleren boven de in het geding zijnde belangen van [gedaagden].
Gelet op deze uitkomst van de belangenafweging is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers, voor zover zij natuurlijke personen zijn, voldoende belang hebben bij hun beroep op bescherming van hun portretrechten.
De vorderingen van eisers worden derhalve toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Gelet op het feit dat [gedaagde sub 1] journalist is en onder omstandigheden een gerechtvaardigd belang aan zijn zijde kan hebben en/of dit belang op aanvaardbare wijze kan dienen, terwijl wet en recht voldoende waarborgen aan eisers toekennen om [gedaagde sub 1] desnodig met behulp van de sterke arm buiten de deur te houden, komt een verbod voor de toekomst in het kader van dit geding vooralsnog te verstrekkend voor.