ECLI:NL:RBALK:2004:AO6155

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93/2004 en 95/2004
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • L.J.L. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van beeld- en geluidsopnamen in kort geding tussen ziekenhuis en media

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar op 12 maart 2004, hebben eisers, waaronder het Stichting Nijmeegs Interconfessioneel Ziekenhuis Canisius-Wilhelmina, een uitzendverbod gevorderd tegen gedaagden, waaronder de besloten vennootschappen Storms Factory B.V. en SBS Broadcasting B.V. De eisers vorderden dat gedaagden met onmiddellijke ingang zouden worden verboden om beeld- en geluidsopnamen, gemaakt op verschillende data in en rondom het ziekenhuis, openbaar te maken. De voorzieningenrechter heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij het belang van de uitingsvrijheid van gedaagden werd afgewogen tegen het belang van eisers om hun goede naam te beschermen.

De rechtbank oordeelde dat de beelden, die door gedaagden waren gemaakt, een negatieve impact konden hebben op de reputatie van het ziekenhuis en Medirisk, vooral gezien de context van de voorgenomen uitzending die medische missers en aansprakelijkheid betrof. De voorzieningenrechter stelde vast dat er onvoldoende toestemming was voor de aanwezigheid van gedaagden in de panden van eisers, en dat de beelden, zoals vertoond, niet mochten worden uitgezonden. De rechtbank legde een dwangsom op voor elke overtreding van het verbod en veroordeelde gedaagden in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de persvrijheid en de bescherming van de persoonlijke en institutionele reputatie, vooral in gevoelige zaken zoals medische fouten. De voorzieningenrechter weigerde echter een toekomstig verbod, gezien de journalistieke rol van gedaagde sub 1 en de mogelijkheid van een gerechtvaardigd belang in bepaalde omstandigheden.

Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR
Verkort vonnis
KG nummer: 93/2004 en 95/2004 JJ
Uitspraak: 12 maart 2004
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak:
met zaaknummer 04/93 van
1. STICHTING NIJMEEGS INTERCONFESSIONEEL ZIEKENHUIS CANISIUS-WILHELMINA,
gevestigd en kantoor houdende te Nijmegen,
2. [EISER sub 2a]
wonende te Nijmegen,
3. [EISER sub 3a],
wonende te Groesbeek,
4. [EISER sub 4a],
wonende te Eindhoven,
5. [EISER sub 5a],
wonende te Zwolle,
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. A. de Groot,
advocaat mr. T.H. Bosboom te Arnhem,
en in de zaak met zaaknummer 04/95 van
1. de onderlinge waarborgmaatschappij voor instellingen in de gezondheidszorg MEDIRISK B.A.,
statutair gevestigd te Utrecht,
2. [EISER sub 2b],
wonende te Maarssen,
3. [EISER sub 3b],
wonende te Zeist,
4. [EISER sub 4b],
wonende te Driebergen,
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht,
beiden tegen:
1. [GEDAAGDE sub 1],
wonende te Castricum,
2. de besloten vennootschap STORMS FACTORY B.V.,
statutair gevestigd te Hilversum en kantoor houdende te Bussum,
3. de besloten vennootschap SBS BROADCASTING B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Amsterdam,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Hilversum.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 12 maart 2004 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens hebben zij de vorderingen gewijzigd.
Gedaagden hebben de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eisers de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN BEIDE ZAKEN
Voor de feiten wordt verwezen naar de dagvaardingen en de pleitnotities. Partijen zullen hierna (ook gezamenlijk) aangeduid worden als het ziekenhuis, Medirisk en [gedaagden]/[gedaagde sub 1].
Het belang van de uitingsvrijheid van [gedaagde sub 1] als journalist is ten deze gegeven. Daartegenover staat het belang van eisers gevrijwaard te blijven van aantasting van hun goede naam, voor wat betreft het ziekenhuis mede ten behoeve van de belangen van haar patiënten. Volgens [gedaagden] is de reden van zijn bemoeienis met het handelen van zowel het ziekenhuis als Medirisk het feit dat een medische fout met dodelijke afloop is gemaakt, waarvoor bovendien de aansprakelijkheid wordt afgewezen.
Ten tijde van de eerste onverwachte binnentredens van [gedaagden] bij eisers bestond geen redelijk vermoeden dat van zodanige fout sprake was, immers een eerste onderzoek van de klachtencommissie gaf een andere uitkomst. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat het rapport van de deskundige [deskundige] door de commissie in haar onderzoek is meegenomen. Dat de door de advocaat van [partner van overledene] c.q. [gedaagde sub 1] ingeschakelde deskundige Reuchlin de uitkomsten van dit onderzoek niet onderschreef, maakt dit nog niet anders; in een nog niet afgerond geschil, waarin [partner van overledene] deskundig terzijde wordt gestaan, is dit geen ongebruikelijke situatie.
Ten tijde van de twee laatste bezoeken van [gedaagden] -waartegen eisers bezwaren zich met name richten - lagen er voorstellen van zowel ziekenhuis als Medirisk voor een gesprek met [partner van overledene] c.q. nader onderzoek van deze zaak.
Dat geen definitieve overeenstemming over de voorwaarden waaronder deze zouden plaatsvinden tussen partijen was bereikt was onvoldoende aanleiding voor [gedaagde sub 1] om zowel bij het ziekenhuis als Medirisk binnen te komen en zich te gedragen als door eisers beschreven bij dagvaardingen. Dat deze beschrijvingen onjuist zijn is door [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd bestreden, waarbij de voorzieningenrechter meeweegt dat [gedaagden] eenvoudig door vertoning van alle gemaakte opnamen zou hebben kunnen bewijzen dat de stellingen van eisers op deze punten onjuist waren. De voorzieningenrechter heeft in de vertoonde beelden onvoldoende toestemming van de betrokkenen voor de aanwezigheid van [gedaagde sub 1] in hun panden gezien, zeker nu de bijstand van de politie ingeroepen was.
De door [gedaagden] ter zitting vertoonde beelden (de voorgenomen uitzending echter zonder voice-over) vertonen een gematigd beeld van het verloop van deze bezoeken. Anders dan [gedaagden] betoogt brengt dit niet mee dat deze beelden wel zouden mogen worden uitgezonden. Immers, zowel door de vertoonde "promo" als hetgeen [gedaagden] ter zitting heeft verklaard omtrent de context van de voorgenomen uitzending - medische missers en het verhullen van niet natuurlijke doodsoorzaken van ziekenhuizen- zijn deze beelden geëigend om in de eerste plaats het ziekenhuis en als afgeleide daarvan Medirisk neer te zetten als instellingen waar fouten met dodelijke afloop worden gemaakt en men zich aan de aansprakelijkheid daarvoor ontrekt, terwijl ook thans nog daarvoor geen voldoende gefundeerd vermoeden bestaat.
Onder al deze omstandigheden dienen de belangen van ziekenhuis en Medirisk te prevaleren boven de in het geding zijnde belangen van [gedaagden].
Gelet op deze uitkomst van de belangenafweging is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers, voor zover zij natuurlijke personen zijn, voldoende belang hebben bij hun beroep op bescherming van hun portretrechten.
De vorderingen van eisers worden derhalve toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Gelet op het feit dat [gedaagde sub 1] journalist is en onder omstandigheden een gerechtvaardigd belang aan zijn zijde kan hebben en/of dit belang op aanvaardbare wijze kan dienen, terwijl wet en recht voldoende waarborgen aan eisers toekennen om [gedaagde sub 1] desnodig met behulp van de sterke arm buiten de deur te houden, komt een verbod voor de toekomst in het kader van dit geding vooralsnog te verstrekkend voor.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagden met onmiddellijke ingang via de televisie of andere media, al dan niet in gewijzigde vorm, (delen van) de filmopnamen (beeld- en geluidsmateriaal) in de onderhavige kwestie dat op 2 februari 2004, 24 februari 2004 en 8 maart 2004 is vervaardigd in het gebouw en/of op het terrein van het CWZ te Nijmegen en op 20 februari 2004 is vervaardigd in het kantoorgebouw van Medirisk dan wel op haar bedrijfsterrein uit te (doen) zenden danwel anderszins openbaar te maken, zulks op straffe van een hoofdelijk direct te verbeuren dwangsom van 250.000,- euro aan het ziekenhuis en 25.000,- euro aan Medirisk per overtreding van dit verbod;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van het ziekenhuis c.s. begroot op 311,40 euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur en aan de zijde van Medirisk 311,40 euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorzieningen.
Gewezen door mr. L.J.L. Koster, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2004 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.