ECLI:NL:RBALK:2004:AO6072

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/010323-03
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag en andere strafbare feiten in Den Helder

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 23 maart 2004 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van doodslag op een taxichauffeur in Den Helder op 17 oktober 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de taxichauffeur heeft beroofd en vervolgens heeft doodgeschoten. De mededader heeft het fatale schot gelost, maar de verdachte was medeplichtig aan de daad door voorafgaand aan het misdrijf samen met de mededader te hebben gesproken over het 'geld maken' en het beroven van iemand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf voor doodslag, diefstal en wapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen verantwoordelijk was voor de dood van het slachtoffer, maar ook voor de gevolgen van het geweld dat hij samen met zijn mededader heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het misdrijf en de impact op de samenleving, vooral op taxichauffeurs die zich in een kwetsbare positie bevinden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere andere strafbare feiten, waaronder wapenbezit en drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde doodslag, maar heeft de subsidiaire tenlasteleggingen wel bewezen verklaard. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank de verklaringen van getuigen en de resultaten van forensisch onderzoek heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/010323-03
Datum uitspraak: 23 maart 2004
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1966,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 en 9 maart 2004.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en mr. F.S. Cuperus, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 december 2003 aangepast.
Aan de verdachte is onder 1. primair ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2002 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, [slachtoffer] geheten, van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Aan de verdachte is onder 1. subsidiair ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2002 in de gemeente Den Helder tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, [slachtoffer] geheten, van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten
dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 225,- euro) en/of een mobiele (GSM-)telefoon (merk Nokia, kleur zilvergrijs) en/of een (dienst)portemonnee met inhoud (kleur zwart) en/of een (contact)sleutel van de (taxi)auto van die [slachtoffer] en/of een pakje sigaretten (merk Marlboro) en/of een of meerverschillende pasjes (o.a. van de Taxitronic-meter), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Taxibedrijf Noord-West, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een van) zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 225,- euro) en/of een mobiele (GSM-)telefoon (merk Nokia, kleur zilvergrijs) en/of een (dienst)portemonnee met inhoud (kleur zwart) en/of een (contact)sleutel van de (taxi)auto van die [slachtoffer] en/of een pakje sigaretten (merk Marlboro) en/of een of meer verschillende pasjes (o.a. van de Taxitronic-meter), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of Taxibedrijf Noord-West, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal en/of afpersing werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat vorenomschreven) feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Aan de verdachte is onder 1. meer subsidiair ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 oktober 2002 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 225,- euro) en/of een mobiele (GSM-)telefoon (merk Nokia, kleur zilvergrijs) en/of een (dienst)portemonnee met inhoud (kleur zwart) en/of een (contact)sleutel van de (taxi)auto van die [slachtoffer] en/of een pakje sigaretten (merk Marlboro) en/of een of meer verschillende pasjes (o.a. van de Taxitronic-meter), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Taxibedrijf Noord-West, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een van) zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 225,- euro) en/of een mobiele (GSM-)telefoon (merk Nokia, kleur zilvergrijs) en/of een (dienst)portemonnee met inhoud (kleur zwart) en/of een (contact)sleutel van de (taxi)auto van die [slachtoffer] en/of een pakje sigaretten (merk Marlboro) en/of een of meer verschillende pasjes (o.a. van de Taxitronic-meter), in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of Taxibedrijf Noord-West, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke diefstal en/of afpersing werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in/door het hoofd heeft/hebben geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Aan de verdachte is onder 2. ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot 11 juli 2003 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland een of meer wapen(s) van categorie III en/of categorie II, te weten een (omgebouwd) alarmpistool en/of een vuurwapen, en/of munitie van categorie III en/of categorie II, voorhanden heeft gehad;
Aan de verdachte is onder 3. ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 november 2002 in de gemeente Den Helder in een woning gelegen aan de [adres] munitie van categorie III, te weten 25 stuks patronen (merk Luger, type volmantel, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
Aan de verdachte is onder 4. ten laste gelegd dat
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2002 tot en met 11 juli 2003 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer verschillende hoeveelheden heroïne en/of cocaïne en/of methadon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methadon zijnde heroïne en/of cocaïne en/of methadon (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet;
Aan de verdachte is onder 5. ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2002 tot en met 10 november 2002 in de gemeente Den Helder in/uit een woning gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 500 compact-disc(s) en/of een stereo-miniset (merk JVC, kleur grijs) en/of een (bronzen) boeddhabeeld en/of ongeveer 100 euromunt(en), en/of een lamp (kleur blauw, type lava) en/of 20 pakje(s) sigaretten en/of ongeveer 20 pakje(s) shag (merk Van Nelle) en/of twee gita(a)r(en) (waaronder een van het merk Eko, kleur bruin), althans een of meer van voornoemde goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Aan de verdachte is onder 6. ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2003 tot en met 9 april 2003 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur en/of berging behorende bij een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een bromscooter (kleur zilver), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Aan de verdachte is onder 7. ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 mei 2003 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees(waren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de "Vomar", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
onder 1. subsidiair
hij op 17 oktober 2002 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon, [slachtoffer] geheten, van het leven heeft beroofd, immers heeft zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten
dat hij tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 225 euro en een mobiele GSM-telefoon (merk Nokia, kleur zilvergrijs) en een dienst-portemonnee met inhoud (kleur zwart) en een contact-sleutel van de taxi-auto van die [slachtoffer] en een pakje sigaretten (merk Marlboro) en pasjes toebehorende aan [slachtoffer],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat vorenomschreven feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
onder 2.
hij in de periode van 1 oktober 2002 tot 11 juli 2003 in de gemeente Den Helder een wapen van categorie III, te weten een omgebouwd alarmpistool, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
onder 3.
hij op 15 november 2002 in de gemeente Den Helder in een woning gelegen aan de [adres] munitie van categorie III, te weten 25 stuks patronen (merk Luger, type volmantel, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
onder 4.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2002 tot en met 11 juli 2003 in de gemeente Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en heeft verstrekt en heeft vervoerd hoeveelheden heroïne en cocaïne.
onder 5.
hij in de periode van 9 november 2002 tot en met 10 november 2002 in de gemeente Den Helder uit een woning gelegen aan [adres] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 500 compact-discs en een stereo-miniset (merk JVC, kleur grijs) en een bronzen boeddhabeeld en euromunten en een lamp (kleur blauw, type lava) en 20 pakjes sigaretten en 20 pakjes shag (merk Van Nelle) en twee gitaren (waaronder een van het merk Eko, kleur bruin), toebehorende aan [naam];
onder 6.
hij in de periode van 8 april 2003 tot en met 9 april 2003 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur behorende bij een woning gelegen aan [adres] heeft weggenomen een bromscooter (kleur zilver) toebehorende aan [naam], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
onder 7.
hij op 2 mei 2003 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen aan [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid vlees toebehorende aan de "Vomar".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Met betrekking tot de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.
Op 17 oktober 2002, omstreeks 08.35 uur, is het lijk van het slachtoffer, taxichauffeur [slachtoffer], aangetroffen op de bestuurdersplaats van een taxi van het taxibedrijf Noord-West, op de Berkenlaan te Den Helder. Het slachtoffer was gezeten met zijn linkervoet op het koppelingspedaal. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de (dienst)portemonnee van het slachtoffer, geld, de contactsleutel van de taxi, sleutels van het kantoor van voormeld taxibedrijf en een lichtgrijze GSM Nokia waren verdwenen. De voering van de rechter binnenzak van het jasje van het slachtoffer was geheel naar buiten gekeerd. Omstreeks 10.00 uur, op 17 oktober 2002, zijn geurdoeken geplaatst op de passagiersstoel naast de bestuurdersplaats en op de linker- en rechterzitting van de achterbank van de taxi.
Uit het sectierapport is gebleken dat het slachtoffer om het leven is gekomen door één schot door het hoofd, met een inslag in de rechterslaap, dat de kogel een horizontale baan door het hoofd heeft afgelegd met een uitschotverwonding in de linkerslaap en dat de schootsafstand 0 cm bedraagt.
Bij het uitlezen van de Taxitronic-meetapparatuur, waarmee de taxi was uitgerust, bleek dat door het slachtoffer na 16 oktober 2002 om 24.00 uur slechts één rit is uitgevoerd en dat deze een afstand van ongeveer 3,6 km bedroeg. De passagier(s) is/zijn ingestapt op 17 oktober 2002, om 00.53 uur en weer uitgestapt om 01.01 uur, nadat de taxi om 00.59 uur was gestopt. Na 01.01 uur is de taxi niet meer verplaatst. Als vaststaand kan worden aangenomen dat op 16 oktober 2002 tussen ongeveer 17.30 uur en 24.00 uur niet met desbetreffende taxi is gereden.
Door verdachte is steeds ontkend dat hij op enigerlei wijze betrokken is geweest bij doodslag op [slachtoffer]. Niettemin is de rechtbank ervan overtuigd, dat hij zich daaraan, tesamen met zijn mededader [mededader], schuldig heeft gemaakt, waarbij de rechtbank aanneemt dat [mededader] degene is geweest die [slachtoffer] heeft doodgeschoten.
In de loop van de avond van 16 oktober 2002 heeft verdachte met [mededader] gesproken over "geld maken", zo heeft [vriendin verdachte] van verdachte vernomen. Volgens verdachte zelf heeft [mededader] aan het begin van de avond van 16 oktober 2002 tegen hem, verdachte, gezegd dat "hij wel iemand wist en anders konden wij nog iemand gaan pakken bij de pinautomaat". Voorts had [mededader], naar verdachte bij de politie heeft verklaard, die avond een pistool bij zich. Ter terechtzitting heeft verdachte daaraan toegevoegd dat hij op 16 oktober 2002 had gezien dat [mededader] nog een tweede vuurwapen bij zich had. Later die nacht bevond [mededader] zich in de woning van verdachte en zijn vriendin, [vriendin verdachte], en was [mededader], naar [vriendin verdachte] en verdachte hebben verklaard, in het bezit van onder andere papiergeld en muntgeld, een stel sleutels, een losse autosleutel, een zilverkleurige GSM Nokia en een pakje Marlboro sigaretten, welke merk sigaretten het slachtoffer pleegde te roken.
[Mededader] heeft toen verteld over een taxirit die nacht, over het feit dat de chauffeur moest stoppen op een plaats waar het donker was, dat deze voor zich moest kijken en bang was, en dat [mededader] ook achter de zonneklepjes had gekeken en daar wat gevonden had. [Vriendin verdachte] heeft voorts verklaard dat [mededader] vervolgens door verdachte is meegenomen naar de gang van zijn woning, naar de rechtbank aanneemt om te voorkomen dat [vriendin verdachte] meer te weten zou komen omtrent hetgeen zich had afgespeeld. In de loop van 17 oktober 2002 heeft zij [mededader] tegen verdachte horen zeggen dat hij, [mededader], snel Den Helder uit moest en dat verdachte nergens over moest praten. [Vriendin verdachte] heeft naar aanleiding van een vraag aan verdachte of [mededader] mogelijk de moord had gepleegd, als antwoord gekregen dat "ik me daar niet mee moest bemoeien en hoe minder ik wist, hoe beter het was". Later die dag vertelde verdachte haar dat "het uit de hand gelopen was en dat hij door zijn kop geschoten was". Vanaf half november 2002 heeft verdachte [vriendin verdachte] gedreigd iets met iemand van haar familie uit te halen als [vriendin verdachte] tegenover de politie zou verklaren over de taximoord.
[Mededader] heeft, naar eigen zeggen, in de periode voorafgaand aan het misdrijf niet de beschikking gehad over een Nokia GSM. Verdachte noch zijn mededader noch [vriendin verdachte] rookte sigaretten van het merk Marlboro. Volgens [getuige] heeft [mededader] tegenover hem, [getuige], meerdere keren geïnsinueerd dat hij degene was geweest die de taxichauffeur had doodgeschoten. [Getuige] is daaromtrent ter terechtzitting als getuige gehoord en hij heeft aldaar medegedeeld te blijven bij zijn bij de politie afgelegde verklaring. De geuridentificatieproef tenslotte, uitgevoerd op 16 oktober 2003 met een bij verdachte afgenomen geurmonster en de geurdoeken uit de taxi, heeft uitgewezen dat de geur van verdachte overeenkomt met de geur van de geurdoek van de passagiersstoel rechtsachter in de taxi. Volgens de resultaten van een tweede geuridentificatieproef, op dezelfde dag uitgevoerd met een bij [mededader] afgenomen geurmonster, komt diens geur overeen met de geur van de geurdoek van de passagiersstoel rechtsvoor in de taxi.
Voor zover moet worden geconstateerd dat verdachte bij de politie op bepaalde onderdelen geen consistente verklaringen heeft afgelegd, moet dit naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard uit de omstandigheid dat hij zijn eigen aandeel in het misdrijf heeft willen verdoezelen. De verklaringen van [vriendin verdachte], voor zover voor het bewijs gebruikt, zijn naar het oordeel van de rechtbank consistent te noemen en zij worden op essentiële onderdelen bevestigd door verklaringen van verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding haar verklaringen wegens gebrek aan betrouwbaarheid daarvan buiten beschouwing te laten.
Voor wat betreft de geuridentificatieproef houdt het daarvan opgemaakte proces-verbaal van 16 oktober 2003 in, dat deze is uitgevoerd volgens de voorschriften van supplement 2 van het Keuringsreglement Politiespeurhond menselijke geur. Voorts is niet aannemelijk geworden, dat zich met betrekking tot de afname van de geurmonsters, het veiligstellen en het transport daarvan onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid van de geuridentificatieproeven c.q. de resultaten daarvan hebben beïnvloed. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte heeft gesteld nooit van een taxi gebruik te hebben gemaakt en dat hij zich liever lopend voortbeweegt dan geld uit te geven aan een taxi.
Op grond van het vorenoverwogene neemt de rechtbank aan, dat verdachte op 17 oktober 2002 rond 00.59 uur rechtsachter in de taxi was gezeten, dat [mededader] direct nadat de taxi tot stilstand was gebracht het slachtoffer met een pistool een kogel door diens slaap heeft geschoten en vervolgens de eerdergenoemde goederen heeft gepakt, waarna hij en verdachte de taxi hebben verlaten. De schootsafstand, de plaats van de inschotverwonding en het feit dat slechts één kogel is afgevuurd, maken duidelijk dat [mededader] het oogmerk had het slachtoffer van het leven te beroven. Mogelijk is dit niet de bedoeling geweest van verdachte. Verdachte heeft evenwel tevoren met [mededader] gesproken over "geld maken" en daarbij desnoods iemand te beroven en hij is met [mededader] op pad gegaan ter uitvoering van dat plan. Verdachte wist bovendien dat [mededader] in het bezit was van een pistool en, naar verdachte zelf verklaard heeft, nog een tweede vuurwapen. Aldus heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [mededader] het pistool zou gebruiken en dat daarbij een dodelijk slachtoffer zou vallen. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van het geweld en de gevolgen daarvan aan verdachte kunnen worden toegerekend.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Onder 1 subsidiair:
Medeplegen van doodslag gevolgd van diefstal door twee of meer verenigde personen en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Onder 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Onder 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Onder 4:
Ten aanzien van de periode 1 juli 2002 tot 17 maart 2003:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder B (oud) van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de periode 17 maart 2003 tot en met 11 juli 2003:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Onder 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Onder 6:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Onder 7:
Diefstal
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is samen met zijn mededader in de nacht van 16 op 17 oktober 2002 te Den Helder, terwijl verdachtes mededader in het bezit was van een wapen, op pad gegaan met de bedoeling om 'geld te maken'. Bij gelegenheid van de uitvoering van dat plan, dat resulteerde in de beroving van taxichauffeur [slachtoffer], heeft verdachtes mededader die [slachtoffer] in het hoofd geschoten, waardoor deze [slachtoffer] is overleden. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader aan een jonge man het leven ontnomen en aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar verlies en leed toegebracht. Deze koelbloedig uitgevoerde en, naar de rechtbank aanneemt vooral door financieel gewin ingegeven doodslag heeft de rechtsorde in hoge mate geschokt. Tevens worden - met name gelet op de gewelddadigheid en brutaliteit van het misdrijf - gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt, in het bijzonder bij taxichauffeurs, die bij de uitoefening van hun beroep een met het oog op de veiligheid kwetsbare groep vormen.
Voorts heeft verdachte gedurende enige tijd samen met zijn vriendin vanuit zijn woning in Den Helder hoeveelheden cocaïne en heroïne verkocht aan gebruikers van verdovende middelen. Verdachte betrok genoemde middelen van verschillende leveranciers en verstrekte deze aan gebruikers. De vriendin van verdachte hield de administratie bij van gebruikers die 'op de pof' verdovende middelen bij hen kochten. Verdachte en zijn vriendin konden door de verkoop van verdovende middelen voorzien in hun eigen drugsgebruik. De rechtbank acht voornoemd handelen van verdachte zeer kwalijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren voor de gezondheid van gebruikers daarvan opleveren. Door zijn handelwijze draagt verdachte bij aan het instandhouden van dit gebruik en de daarmee gepaard gaande criminaliteit door gebruikers. Verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven en is slechts uit geweest op de financiering van zijn eigen drugsgebruik.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning een omgebouwd alarmpistool en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie als de onderhavige kan leiden tot maatschappelijk volstrekt onaanvaardbare escalaties van conflicten en gevaarzettende situaties.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee inbraken en een winkeldiefstal, hetgeen veel schade en overlast heeft toegebracht aan de benadeelden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 16 juli 2003, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelds- en vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- Een brief gedateerd 5 augustus 2003 van A.D.M. Truijens als teamleider Justitiële Verslavingszorg verbonden aan de Brijderstichting, waaruit blijkt dat wegens capaciteitsproblemen geen voorlichtingsrapportage betreffende verdachte is opgemaakt. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde ontkent en niet voldoet aan de criteria "aanvragen voorlichtingsraportage" zoals deze binnen het Arrondissement Alkmaar zijn afgesproken.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is. De ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank doorslaggevend bij het bepalen van de duur van die vrijheidsstraf. Anderzijds heeft de rechtbank enigszins rekening gehouden met het feit dat de rol van verdachte bij dat feit iets kleiner is geweest dan die van zijn mededader.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 287, 288, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 (oud), 10 (oud), 2, 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 14 (veertien) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.F.B. van Zutphen, voorzitter,
mr. A.M. van Woensel en mr. Ph. Burgers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2004.