ECLI:NL:RBALK:2003:AM2825

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
29 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/036210-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de gemeente Stede Broec voor het opzettelijk in werking hebben van een gronddepot zonder vergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 29 september 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de gemeente Stede Broec. De gemeente werd beschuldigd van het opzettelijk in werking hebben van een gronddepot zonder de vereiste vergunning. De tenlastelegging betrof de periode van 5 april 2001 tot en met 28 augustus 2002, waarin de gemeente grond heeft opgeslagen die verontreinigd was met asbest. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de afspraken die op 5 april 2001 waren gemaakt, en dat zij opzettelijk handelde door het gronddepot te gebruiken zonder vergunning. De rechtbank achtte het bewezen dat de gemeente opzettelijk een inrichting heeft opgericht en in werking heeft gehad zonder de benodigde vergunning, wat in strijd is met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

De rechtbank hield rekening met het feit dat de gemeente niet op de hoogte was van de verontreiniging van de grond met asbest. Desondanks werd de gemeente veroordeeld tot een geldboete van 5000 euro. De rechtbank overwoog dat de ernst van de overtreding, gezien de milieuschade, niet te onderschatten was. De gemeente had eerder al een transactie betaald voor een milieudelict, wat ook meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de geldboete op, waarbij het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/036210-02
Datum uitspraak: 29 september 2003
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
GEMEENTE STEDE BROEC, gevestigd te 1611 KW Bovenkarspel, De Middend 2.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2003.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegestaan, ten laste gelegd dat
Primair. zij in of omstreeks de periode van 05 april 2001 tot en met 28 augustus 2002 te Grootebroek, in de gemeente Stede Broec, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel gelegen in de nabijheid van de Verlengde Raadhuislaan gelegen inrichting te weten een grond depot, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 11 / 11.1 onder i van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, heeft opgericht en/of in werking gehad;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij in de periode van 01 augustus 2001 tot 01 augustus 2002, te Grootebroek, in de gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid afvalstof(fen), te weten (met) asbest en/of puin en/of glas (verontreinigde grond van het zogenaamde project De Klamp te Bovenkarspel), zijnde (een) afvalstof(fen) die de bodem kan/kunnen verontreinigen of aantasten, op en/of in de bodem van een perceel gelegen in de nabijheid van de Verlengde Raadhuislaan hebben/heeft gebracht, terwijl zij, verdachte(n), wist(e), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat door die handeling(en) de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en/of (aldus) al dan niet opzettelijk niet aan hun/haar verplichting hebben/heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen/haar konden/kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed, de bodem te saneren of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat zij in de periode van 25 oktober 2001 tot en met 28 aaugustus 2002 te Grootebroek, in de gemeente Stede Broec, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een op een perceel in de nabijheid van de Verlengde Raadhuislaan gelegen inrichting te weten een gronddepot, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 11.1 onder i van de bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, in werking heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
BEWIJSVERWEREN
De vertegenwoordiger van de gemeente heeft op de terechtzitting verklaard dat het gemeentebestuur bij de beslissing om toestemming te verlenen de overtollige grond van het plan Klampschool te storten op het gemeentelijk gronddepot, geen opzet heeft gehad op het in werking hebben van een inrichting zonder vergunning. Het gemeentebestuur heeft weliswaar kennis genomen van de op schrift gestelde afspraken met betrekking tot het gronddepot van 5 april 2001, maar het heeft deze afspraken niet zodanig geïnterpreteerd dat daarna geen enkele storting meer mogelijk zou zijn.
De rechtbank verwerpt het verweer. In het gespreksverslag van 5 april 2001 is expliciet vermeld dat het transport en gebruik van grond op dit depot niet volgens de geldende regelgeving plaatsvindt en dat voor het gronddepot geen vergunning is afgegeven. Voorts wordt melding gemaakt van de afspraak van gemeenteambtenaren met de milieupolitie dat BOR een klein gronddepot op de gemeentewerf zal aanleggen en dat het grondepot aan de Verlengde Raadhuislaan onaangeroerd zal blijven.
Dit verslag kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan dat de gemeente geen gebruik meer zal maken van het gronddepot aangezien een vergunning daartoe ontbreekt.
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft met betrekking tot de aard van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte, de gemeente Stede Broec, heeft in strijd met een op 5 april 2001 gemaakte afspraak, toestemming gegeven het gemeentelijk gronddepot aan de Verlengde Raadhuislaan te gebruiken voor de opslag van overtollige grond van het plan Klampschool. Op grond van deze toestemming zijn partijen grond die verontreinigd waren met o.a. asbest, naar dat gronddepot vervoerd, hetgeen uit het oogpunt van milieubescherming een ernstig feit is.
De rechtbank betrekt anderzijds in haar overwegingen de omstandigheid dat niet is gebleken dat het gemeentebestuur er van op de hoogte was dat deze grond met asbest verontreinigd was.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 7 januari 2003, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van een milieudelict een transactie heeft betaald.
TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
23, 24, 51 van het Wetboek van Strafrecht
8.1 van de Wet milieubeheer
1a (oud), 2, 6 van de wet op de economische delicten BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van 5000 (vijfduizend) euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van der Perk, voorzitter,
mr A.M. van Woensel en mr. A.J. Dondorp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2003.