ECLI:NL:RBALK:2003:AL8176

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
348/2003 FV
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot toegang voor gedaagde tot locaties van kinderopvang na mishandeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar op 9 oktober 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Kinderopvang Hoorn en een gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door procureur mr. A.J. Butter, vorderde een straatverbod tegen gedaagde, die een medewerkster van de kinderopvang had mishandeld. De feiten van de zaak zijn als volgt: gedaagde heeft zich op 18 augustus 2003 agressief gedragen jegens de medewerkster, wat leidde tot zijn aanhouding door de politie en een aangifte wegens mishandeling. Op 19 augustus 2003 herhaalde gedaagde zijn agressieve gedrag, wat resulteerde in een tweede aangifte wegens mishandeling, bedreiging en huisvredebreuk. Eiseres heeft gedaagde op 20 augustus 2003 de toegang tot de locatie ontzegd en gedaagde is in verzekering gesteld. De behandeling van de strafzaak tegen gedaagde was gepland op 7 november 2003.

Eiseres vorderde een verbod voor gedaagde om zich binnen een straal van 250 meter van de locaties van de kinderopvang te bevinden, met een dwangsom van 1.000 euro per overtreding en een maximum van 30.000 euro. Gedaagde betwistte de spoedeisendheid van de vordering, aangezien hij gedetineerd was en al een ontzegging had ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres voldoende belang had bij het verbod, gezien de onrechtmatige gedragingen van gedaagde en de noodzaak om de veiligheid van de medewerkster en de kinderen te waarborgen. De rechter beperkte echter het verbod tot de locaties zelf, omdat er geen bewijs was dat gedaagde hinder veroorzaakte buiten deze locaties. De kosten van het geding werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk waren gesteld.

Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 348/2003 FV
Uitspraak: 9 oktober 2003
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
STICHTING KINDEROPVANG HOORN,
gevestigd te Hoorn,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. A.J. Butter,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende te Alkmaar,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. G.E. Helder.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 30 september 2003 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eiseres de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
1.1. Eiseres biedt op tien locaties in Hoorn kinderopvang aan aan particulieren en bedrijven. Sinds 1 maart 1985 is [werkneemster] - hierna ook te noemen [werkneemster] - in dienst van eiseres. [Werkneemster] is thans gedurende 28 uur per week werkzaam op de locaties buitenschoolse opvang te Risdam (BSO Risdam) en Birasol, als [functie van werkneemster]. De werktijden van [werkneemster] zijn variabel.
1.2. [Werkneemster] heeft een relatie (gehad) met gedaagde. Op 18 augustus 2003 is gedaagde naar de locatie BSO Risdam gegaan en heeft zich daar agressief jegens [werkneemster] en andere aanwezigen gedragen. De politie heeft gedaagde toen aangehouden. [Werkneemster] heeft vervolgens aangifte gedaan tegen gedaagde wegens mishandeling.
1.3. Op 19 augustus 2003 heeft gedaagde zich wederom naar de locatie BSO Risdam begeven. Hierbij gedroeg hij zich agressief jegens [werkneemster]. [Werkneemster] heeft daarop weer aangifte gedaan tegen gedaagde, ditmaal wegens mishandeling, bedreiging met de dood en huisvredebreuk.
1.4. Bij schrijven van 20 augustus 2003 heeft eiseres gedaagde de toezegging tot de locatie BSO Risdam ontzegd. Gedaagde is voorts op die datum in verzekering gesteld.
1.5. De behandeling van de strafzaak staat gepland op
7 november a.s..
2. De vordering en de standpunten van partijen
2.1. Eiseres vordert thans, zakelijk weergegeven, een verbod tegen gedaagde om zich op te houden binnen een straal van 250 meter van de huidige en toekomstige locaties van eiseres, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het haar plicht is om te zorgen voor de kinderen, het bieden van een veilige kinderopvang en te voorkomen dat [werkneemster] schade lijdt in de uitoefening van haar werkzaamheden. Het gedrag van gedaagde staat daaraan in de weg, aldus eiseres.
2.3. Gedaagde betwist dat eiseres spoedeisend belang heeft bij de vordering, nu hij thans gedetineerd is en aan hem reeds een formulier ontzegging toegang is uitgereikt. Gedaagde erkent dat hij zich op onjuiste wijze heeft gedragen, maar betoogt dat het gevorderde verbod te ruim is.
2.4. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
3.1. Gedaagde heeft betwist onrechtmatig gehandeld te hebben jegens eiseres, doch erkent dat eiseres enig belang heeft bij enkele ordemaatregelen. Hier komt bij dat hij niet betwist heeft [werkneemster] op haar werk, in aanwezigheid van kinderen en andere werknemers van eiseres, mishandeld te hebben. Met het voorgaande is voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde zich onrechtmatig jegens eiseres heeft gedragen.
3.2. Gedaagde heeft nog aangevoerd dat eiseres geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering nu hij ten minste tot 7 november 2003 gedetineerd is, doch eiseres heeft terecht gesteld dat dat geen garantie inhoudt dat gedaagde zich in de toekomst van agressief of anderszins onrechtmatig gedrag jegens eiseres of haar medewerkers zal onthouden. Eiseres heeft er derhalve voldoende belang bij van verdere ongewenste bezoeken van gedaagde gevrijwaard te blijven. Daarmee is een ordemaatregel in de zin van een straatverbod op zijn plaats.
3.3. Eiseres vordert echter een verbod tegen gedaagde om zich binnen een straal van 250 meter van alle locaties te bevinden. Niet gesteld of gebleken is dat eiseres hinder ondervindt van het gedrag van gedaagde buiten de locaties. Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd te vrezen dat gedaagde [werkneemster] zal volgen van en naar haar werk, doch niet aannemelijk is geworden dat eiseres een concreet belang heeft bij voorkoming hiervan. Indien blijkt dat voornoemde vrees van eiseres werkelijkheid wordt, dan ligt het voor de hand dat [werkneemster] en niet eiseres maatregelen neemt ter voorkoming daarvan, bijvoorbeeld door zelf een straatverbod tegen gedaagde te vorderen. Het gevorderde verbod zal dan ook worden beperkt tot het betreden van de locaties.
3.4. Aan het totaal der te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden gesteld.
3.5. Omdat partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld, worden de kosten van het geding gecompenseerd.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagde zich gedurende een jaar na betekening van dit vonnis te begeven in de locaties BSO Risdam en Birasol, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 1.000,- euro per overtreding van dit verbod, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van 30.000,- euro;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2003 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.