ECLI:NL:RBALK:2003:AI0671
Rechtbank Alkmaar
- Kort geding
- R.F.B. van Zutphen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van Stichting Olympium in kort geding tegen Stichting OVO betreffende doorstart van vwo-afdeling voor hoogbegaafden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 31 juli 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Olympium en Stichting OVO. Stichting Olympium vorderde dat Stichting OVO met ingang van het nieuwe schooljaar een doorstart zou realiseren van de vwo-afdeling voor hoogbegaafden, bekend als Olympium. De voorzieningenrechter heeft Stichting Olympium echter niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. De rechtbank oordeelde dat Stichting Olympium geen specifieke relatie had met Stichting OVO en dat er geen contractuele verplichtingen bestonden die de vorderingen konden onderbouwen. De voorzieningenrechter merkte op dat de gevorderde voorzieningen niet binnen de statutaire doelstellingen van Stichting Olympium vielen en dat de belangen van de leerlingen en ouders niet voldoende waren gebundeld om als rechtspersoon op te kunnen treden.
Tijdens de zitting op 15 juli 2003 heeft Stichting Olympium gesteld dat ouders bereid waren zich als procespartij te voegen, maar dit werd door Stichting OVO betwist. De voorzieningenrechter concludeerde dat, zelfs als Stichting Olympium ontvankelijk zou zijn, de vorderingen alsnog zouden zijn afgewezen vanwege de onuitvoerbaarheid ervan. De rechtbank wees erop dat de afdeling Olympium per 1 augustus 2003 zou ophouden te bestaan en dat er een nieuwe onderwijsvorm zou worden geïntroduceerd. De voorzieningenrechter heeft Stichting Olympium als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op 205 euro aan verschotten en 703 euro aan salaris van de procureur.