Parketnummer: 14/011116-02 + 14/005003-03 (ttz.gev.) + 14/011073-01 (tul)
Datum uitspraak: 20 maart 2003
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor de behandeling van Kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
thans gedetineerd in RIJ de Doggershoek, Den Helder te Den Helder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 maart 2003.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
Aan de verdachte is, in de zaak met parketnummer 14.011116-02, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2002 in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1] weg te nemen een videorecorder en/of een beeldscherm en/of (andere) goederen van hun/zijn gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning zijn/is toegegaan en/of de schuifpui van die woning hebben/heeft opengebroken en/of die woning hebben/heeft doorzocht en/of die videorecorder hebben/heeft klaar gezet en/of dat beeldscherm hebben/heeft los gekoppeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op verschillende tijdstippen of omstreeks 21 augustus 2002 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Jij gaat voor mij getuigen in oktober. Als je het niet doet, dan schiet ik je door je kop heen" en/of "Ik maak je af, ik schiet je dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: "Ik pak jullie allemaal. Ik schiet jullie dood" en/of "Binnen drie dagen staat je huis in de fik", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of heeft verdachte (daarbij) opzettelijk een kettingslot in zijn hand(en) gepakt en (daarmee) een dreigende houding ten aanzien van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] aangenomen;
3.
hij op of omstreeks 21 augustus 2002 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Opel, type Corsa, kenteken [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 24 augustus 2002 in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 5] heeft weggenomen diverse sieraden [waaronder een (gouden) horloge en/of een of meer armband(en) en/of ketting(en) en/of manchetknopen] en/of een of meerdere overhemd(en) en/of een aansteker en/of een polstasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2002 tot en met 8 september 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand gelegen aan de [adres winkel] heeft weggenomen een of meerdere fotocamera('s) en/of een objectief (merk Sigma), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
(ter berechting gevoegd parketnummer 14/011048-02)
hij op of omstreeks 31 maart 2002 in de gemeente Hoorn (NH), tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend op die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] toegelopen en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader (vervolgens) opzettelijk dreigend voor en/of naast die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] gaan staan en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader (vervolgens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Als er een trein komt, dan gooien we jullie op de rails, want doodgereden moeten jullie worden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op of omstreeks 31 maart 2002 in de gemeente Hoorn opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/nabij een wachtruimte van een station, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (goederen in) het stationsgebouw, althans voor goederen te duchten was;
en in de zaak met parketnummer 14.005003-03 dat:
1.
(Zaak 15)
hij op of omstreeks 9 juli 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit Dierenspeciaalzaak [naam en plaats van vestiging] heeft weggenomen een (roodstaart)papegaai, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dierenspeciaalzaak [naam] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
(Zaak 74)
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 12 augustus 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schoolgebouw, gelegen aan De Berkhouterweg 5, heeft weggenomen vier, althans een of meerdere, computermonitoren en/of drie, althans een of meerdere, computermuizen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Scholengemeenschap Tabor, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
(zaak 3)
hij op of omstreeks 23 augustus 2002 te Zwaag, in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een computerbedrijf, gelegen aan De Factorij 33, heeft weggenomen twee, althans een, computerflatscreen(s) (merk IIyama), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan I.T.D. Communications, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat in de zaak met parketnummer 14.011116-02:
1.
hij op 22 juli 2002 in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 1] weg te nemen een videorecorder en een beeldscherm en andere goederen van hun gading en geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen goederen en dat geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededader naar die woning is toegegaan en de schuifpui van die woning heeft opengebroken en die woning heeft doorzocht en die videorecorder heeft klaar gezet en dat beeldscherm heeft los gekoppeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op tijdstippen op 21 augustus 2002 in de gemeente Hoorn [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Jij gaat voor mij getuigen in oktober. Als je het niet doet, dan schiet ik je door je kop heen" en "Ik maak je af, ik schiet je dood", en vervolgens heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: "Ik pak jullie allemaal. Ik schiet jullie dood" en "Binnen drie dagen staat je huis in de fik" en heeft verdachte daarbij opzettelijk een kettingslot in zijn handen gepakt en daarmee een dreigende houding ten aanzien van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 4] aangenomen.
3.
hij op 21 augustus 2002 in de gemeente Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto merk Opel, type Corsa, kenteken [nummer], toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd.
4.
hij op 24 augustus 2002 in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 5] heeft weggenomen diverse sieraden, waaronder een gouden horloge en armbanden en kettingen en manchetknopen en overhemden en een aansteker en een polstasje, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
5.
hij in de periode van 7 september 2002 tot en met 8 september 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [adres winkel] heeft weggenomen fotocamera's en een objectief merk Sigma, toebehorende aan [naam winkel], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
6.
(ter berechting gevoegd parketnummer 14/011048-02)
hij op 31 maart 2002 in de gemeente Hoorn (NH), tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers zijn verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend op die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] toegelopen en zijn verdachte en zijn mededader vervolgens opzettelijk dreigend voor en naast die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] gaan staan en heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] dreigend de woorden toegevoegd: "Als er een trein komt, dan gooien we jullie op de rails, want doodgereden moeten jullie worden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
7.
hij op 31 maart 2002 in de gemeente Hoorn opzettelijk brand heeft gesticht in een wachtruimte van een station, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het stationsgebouw te duchten was.
en in de zaak met parketnummer 14.005003-03:
1.
hij op 9 juli 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit Dierenspeciaalzaak [naam en plaats van vestiging] heeft weggenomen een roodstaartpapegaai, toebehorende aan [slachtoffer 8], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
2.
hij in de periode van 7 tot en met 12 augustus 2002 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw, gelegen aan De Berkhouterweg 5, heeft weggenomen vier computermonitoren en drie computermuizen, toebehorende aan Scholengemeenschap Tabor, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
3.
hij op 23 augustus 2002 te Zwaag, in de gemeente Hoorn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een computerbedrijf, gelegen aan De Factorij 33, heeft weggenomen twee computer-flatscreens merk Iiyama, toebehorende aan I.T.D. Communications, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 14.011116-02:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 6:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 7:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
In de zaak met parketnummer 14.005003-03:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van een paar maanden schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten.
Zo heeft verdachte een brandje gesticht in een wachthokje op het station Hoorn en heeft hij vervolgens samen met een ander twee oudere dames, van wie er een in een rolstoel zat en die hier iets van zeiden, bedreigd.
Verdachte heeft ook een jongen met wie hij al eerder onenigheid had bedreigd en ook de ouders van de jongen die ter plaatse kwamen bedreigd. Bij die gelegenheid heeft verdachte ook uit kwaadheid een trap gegeven tegen de auto van de vader van die jongen.
Deze gedragingen van verdachte vindt de rechtbank ernstige feiten, die ertoe bijdragen dat het gevoel van onveiligheid op straat in de samenleving groeit.
Tot slot heeft verdachte zich in groepsverband schuldig gemaakt aan diverse inbraken en pogingen daartoe in woningen, winkels en andere gebouwen.
De rechtbank vindt dit zeer hinderlijke feiten die voor de betrokkenen veel schade en overlast veroorzaken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 24 februari 2003, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Die veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- de strafadviezen van de Raad voor de Kinderbescherming gedateerd 10 december 2002 en 4 maart 2003.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank er geen rekening mee gehouden, dat de verdachte ter terechtzitting heeft erkend nog andere strafbare feiten te hebben gepleegd, die zijn vermeld in het proces-verbaal van politie dat ook ten grondslag ligt aan de feiten ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 14.005003-03. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke zaken in dit omvangrijke proces-verbaal deze in algemene bewoordingen geuite bekentenis van verdachte ter terechtzitting betrekking heeft.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting wel kenbaar gemaakt dat tegen de verdachte terzake van die overige feiten in genoemd dossier geen afzonderlijke vervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur hier op haar plaats is.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is bij vonnis van deze rechtbank en kamer van 24 januari 2002 veroordeeld tot onder meer een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ook voorafgaand aan dat vonnis heeft verdachte geruime tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Blijkbaar heeft deze detentie onvoldoende indruk gemaakt op verdachte, aangezien hij zich in maart 2002 alweer aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank zal de op te leggen vrijheidsstraf, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet in deels voorwaardelijke vorm opleggen en zodoende een zwaardere straf opleggen dan geëist, nu de rechtbank om hierna te vermelden redenen niet toekomt aan de door de officier van justitie gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
De benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van 800,- euro wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.011116-02 onder feit 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van 2.500,- euro wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.011116-02 onder feit 4 bewezen verklaarde strafbare feit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [naam winkel]., [adres winkel], heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van 369,36 euro wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.011116-02 onder feit 5 bewezen verklaarde strafbare feit.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is echter gebleken dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij N.S. Stations, postbus 19298, 3501 DG Utrecht, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van 94,05 euro wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.011116-02 onder feit 7 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij I.T.D. Communications B.V, Postbus 4088, 1620 HB Zwaag, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van 1.854,02 euro wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voorzover die de flatscreens betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.005003-03 onder feit 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte
- ook al zijn andere daders daarbij betrokken - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van 1.558,- euro, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voorzover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.011116-02 onder feit 3, 4, 5 en 7 bewezen verklaarde strafbare feiten en in de zaak met parketnummer 14.005003-03 onder feit 3 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de op te leggen verplichtingen niet op.
9. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 24 januari 2002 in de zaak met parketnummer 14.011073-01 aan de verdachte opgelegde straf voorzover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering tot tenuitvoerlegging, aangezien de veroordeelde destijds tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep heeft ingesteld.
Om die reden is het desbetreffende vonnis niet onherroepelijk geworden en is de in dat vonnis vastgestelde proeftijd niet ingegaan. Deze proeftijd liep derhalve ook niet ten tijde van het plegen van de nieuwe strafbare feiten als ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 14.011116-02, zodat niet gesteld kan worden dat de veroordeelde tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De raadsman heeft daarbij gesteld dat het vonnis waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd, pas onherroepelijk is geworden na het intrekken van het hoger beroep door de verdachte en de officier van justitie in oktober 2002. Verdachte bevond zich op dat moment reeds in voorlopige hechtenis vanwege de feiten in de zaak met parketnummer 14.011116-02 en heeft sindsdien gedetineerd gezeten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen.
Met betrekking tot het beroep van de raadsman op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering, is de rechtbank van oordeel dat zij aan de bespreking van dit verweer niet toekomt, nu uit het dossier niet valt op te maken dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de verdachte is toegezonden.
Gelet op de dwingende wijze waarop deze bepaling door de wetgever is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat het de bedoeling van de wetgever is geweest, aan het niet voldoen aan deze bepaling de sanctie te verbinden dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in een vordering tot tenuitvoerlegging na een dergelijk verzuim.
De rechtbank zal de officier van justitie derhalve op die grond alsnog niet ontvankelijk verklaren.
Het verweer van de raadsman behoeft daarom geen bespreking.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36e, 45, 47, 77i, 77gg, 157, 285, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
In de gevoegde zaken:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
I Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
II Wijst toe de vordering van de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van 800,- (achthonderd) euro aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3] als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
III Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van 800,- (achthonderd) euro, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 16 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
IV Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5] niet ontvankelijk in de vordering.
V Verklaart de benadeelde partij, [winkel + adres], niet ontvankelijk in de vordering.
VI Wijst toe de vordering van de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van 94,05 euro (vierennegentig euro en vijf eurocent) aan de benadeelde partij N.S. Stations, postbus 19298, 3501 DG Utrecht, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
VII Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd N.S. Stations voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van 94,05 euro (vierennegentig euro en vijf eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
VIII Wijst toe de vordering van de benadeelde partij tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van 1.558,- (eenduizendvijfhonderdachtenvijftig) euro aan de benadeelde partij I.T.D. Communications B.V, Postbus 4088, 1620 HB Zwaag als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voorzover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan.
- Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
IX Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd I.T.D. Communications B.V voornoemd, te betalen een som geld ten bedrage van 1.558,- (eenduizendvijfhonderdachtenvijftig) euro, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 5 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
X Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis van 24 januari 2002 in de zaak met parketnummer 14.011073-01 voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Vos, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J. Westdorp en mr. J.F. Aalders, rechters,
in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2003.