ECLI:NL:RBALK:2003:AF6046

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14.010473-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door meerdere pistoolschoten op slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 19 maart 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag. De verdachte heeft op 23 juni 2002 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk het leven van [slachtoffer 1] beëindigd door deze meerdere keren met een pistool in het hoofd en andere delen van het lichaam te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was en dat er geen andere personen waren die het misdrijf konden hebben gepleegd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het onder 1 ten laste gelegde feit, terwijl de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14.010473-02
Datum uitspraak: 19 maart 2003
OP TEGENSPRAAK
Verkort VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in P.I. Noord-Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2003.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2002 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer 1] achtmaal, althans een of meermalen met een pistool, althans een vuurwapen, in/door het hoofd en/of andere delen van het lichaam geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, bevattende Fl. 950,-, (Nederlandse guldens), in elk geval bevattende enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of snackbar [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (ieder voorzien van een bivakmuts) twee, althans een of meerdere op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht, althans aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben geroepen: "Dit is een overval" en/of "geld, geld ga liggen", althans dergelijke bewoordingen;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 23 juni 2002 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] meermalen met een pistool in het hoofd en door andere delen van het lichaam geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. NADERE BEWIJSOVERWEGING
Uit de bewijsmiddelen blijkt, dat verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf op de plaats van het delict aanwezig was. Dat enig ander persoon toen daar aanwezig zou zijn geweest, is niet aannemelijk geworden. Daarom kan het misdrijf alleen door verdachte zijn begaan.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Doodslag.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft door middel van meerdere pistoolschoten [slachtoffer 1] op brute wijze om het leven gebracht. Door een delict als het onderhavige, waarbij aan een jonge man het leven is ontnomen, is niet alleen aan de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed berokkend, maar is tevens de rechtsorde ernstig geschokt. Bovendien versterkt een dergelijke doodslag, met name gelet op de gewelddadigheid en brutaliteit ervan, gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel, gedateerd 6 februari 2003, uit het Algemeen Documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat alleen oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur op haar plaats is.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. L.J. Saarloos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2003.