ECLI:NL:RBALK:2003:AF6045

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/010474-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord en veroordeling voor wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 19 maart 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van moord en wapenbezit. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van een slachtoffer op 23 juni 2002 in Heerhugowaard, waarbij de verdachte en/of mededaders het slachtoffer achtmaal met een vuurwapen zouden hebben beschoten. Daarnaast werd de verdachte verweten op 19 september 2002 een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden te hebben gehad. Tijdens de zitting op 5 maart 2003 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de moord ten laste gelegd onder 1. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldiging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de fatale schietpartij en er geen bewijs was dat hij betrokken was bij het verbergen van de medeverdachte. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 19 september 2002 een geluiddemper voorhanden had. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en de geluiddemper werd onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overwoog dat wapenbezit maatschappelijk ongewenst is en dat de verdachte in het verleden al een waarschuwing had ontvangen voor een overtreding van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer: 14/010474-02
Datum uitspraak: 19 maart 2003
TEGENSPRAAK
Verkort VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats + adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2003.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2002 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] achtmaal, althans een of meermalen met een pistool, althans een vuurwapen, in/door het hoofd en/of andere delen van het lichaam geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2002 te Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] achtmaal, althans een of meermalen met een pistool, althans een vuurwapen, in/door het hoofd en/of andere delen van het lichaam geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2002 te Heerhugowaard en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland opzettelijk een persoon, [verdachte 2], die schuldig was aan of vervolgd werd terzake van het misdrijf moord danwel doodslag gepleegd op [slachtoffer] gepleegd op 23 juni 2002 op de Huygendijk te Heerhugowaard, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers is verdachte met zijn auto gereden naar de Huygendijk te Heerhugowaard en/of vervolgens (aldaar) die [verdachte 2] opgehaald en/of weggebracht vanaf de Huygendijk te Heerhugowaard naar Alkmaar en/of elders en die [verdachte 2] vervolgens onderdak verschaft en/of kleding gegeven;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2002 te Alkmaar een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de verdachte onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste is gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Vaststaat dat het slachtoffer op 23 juni 2002 om 01.46 uur nog in leven was en zich toen in Ursem bevond. Uit de processtukken kan worden afgeleid dat verdachte daarna om 01.49 uur en 02.01 uur telefonisch contact met medeverdachte [verdachte 2] heeft gehad. Uit de verklaringen van verdachten en ook anderszins is niet komen vast te staan dat er toen gesproken is over de dood van [slachtoffer]. Verdachte heeft erkend dat hij [verdachte 2] omstreeks deze tijd heeft opgehaald van de Huijgendijk te Heerhugowaard en dat daar toen een auto met knipperlichten in de berm stond. Niet is gebleken dat verdachte toen zijn auto heeft verlaten of dat verdachte toen ervan op de hoogte was dat het slachtoffer dodelijk was gewond. Het enkele feit dat hij [verdachte 2] onder "verdachte" omstandigheden heeft opgehaald is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte er toen van op de hoogte was dat [verdachte 2] een moord of doodslag had gepleegd op [slachtoffer].
Daarom kan evenmin wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen aan de verdachte onder 1. meer subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan eveneens worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 2. heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 19 september 2002 te Alkmaar een wapen van categorie I, onder 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte op 19 september 2002 niet woonde in het pand, waar de geluiddemper is aangetroffen [adres + woonplaats] en dat daarom niet bewezen kan worden dat verdachte de geluiddemper voorhanden heeft gehad. Dit verweer wordt verworpen, reeds omdat verdachte zelf heeft verklaard vanaf januari 2002 tot zijn aanhouding weer op dit adres te wonen en feitelijk ook voor dat pand is aangehouden.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft een geluiddemper voor een vuurwapen voorhanden gehad. Wapenbezit is maatschappelijk zeer ongewenst.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 6 februari 2003, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden terzake van een overtreding van de Wet wapens en munitie een transactie aangeboden heeft gekregen. Deze waarschuwing heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 januari 2003 van J.P. Wouda als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur op haar plaats is.
8. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen geluiddemper dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen verklaarde is met betrekking tot dit voorwerp begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
10. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van één (1) maand.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een geluiddemper.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr L.J. Saarloos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2003.