ECLI:NL:RBALK:2002:AR2455

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93.148 / 00-2253
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor gezondheidsschade door vluchtige stoffen

In deze zaak heeft een medewerker, aangeduid als Top, zijn werkgever, Rotorline the Blade Company B.V., aansprakelijk gesteld voor gezondheidsschade die hij heeft opgelopen door het werken met vluchtige stoffen. De procedure begon met een dagvaarding op 15 mei 2000, en de kantonrechter te Alkmaar heeft op 24 april 2002 uitspraak gedaan. De kantonrechter heeft dr. G. Hageman, een neuroloog verbonden aan het Medisch Spectrum Twente, benoemd als deskundige om de gezondheidstoestand van de eiser te onderzoeken en te rapporteren over de mogelijke oorzaken van zijn klachten. De deskundige moet onder andere vaststellen of de klachten van de eiser te kwalificeren zijn als een beroepsziekte en in hoeverre deze klachten zijn ontstaan door de werkzaamheden bij Rotorline. De kantonrechter heeft de deskundige ook gevraagd om de mate van functiestoornis te beoordelen en om te bepalen of er sprake is van een eindtoestand met betrekking tot de beroepsziekte. De kosten van het deskundigenonderzoek zullen door Rotorline worden voorgeschoten. De kantonrechter heeft verder bepaald dat de deskundige zijn rapport binnen twee maanden na ontvangst van de processtukken moet indienen, waarna de zaak opnieuw op de rol zal komen voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van deskundigenonderzoek in zaken van beroepsziekten en de verantwoordelijkheden van werkgevers in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton
locatie Alkmaar
Woensdag 24 april 2002;
Rolnummer: 93.148 / 00-2253;
Vonnis van de kantonrechter te Alkmaar in de zaak van:
[eiser], wonende te Hoorn,
eiser, bij dagvaarding van 15 mei 2000,
nader te noemen Top,
advocaat-gemachtigde: mr. M. Koole te Almere,
Postbus 10080 te 1301 AB Almere-Stad, tel. 036-5488000,
[toevoeging nr. 2BE1173],
tegen
de besloten vennootschap Rotorline the Blade Company B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard aan de Stevinstraat 6,
gedaagde,
nader te noemen Rotorline,
advocaat-gemachtigde: mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam, Postbus 1507 te 3000 BM Rotterdam, 010-2172000,
rolgemachtigde: deurwaarder R.M. Baldinger te Alkmaar.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Na het tussenvonnis van 18 juli 2001, waaraan de kantonrechter zich houdt, hebben beide partijen zich uitgelaten over de persoon van de deskundige en de te stellen vragen. Vervolgens is andermaal vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING:
1. Partijen hebben zich uitgelaten over de persoon van de deskundige en daarbij ieder een aantal deskundigen genoemd.
De kantonrechter zal echter als deskundige benoemen - de niet door partijen genoemde - dr. G. Hageman, als neuroloog verbonden aan het Medisch Spectrum Twente, afdeling Solvent-team/OPS, die zich hiertoe bereid heeft verklaard.
2. De volgende vragen zullen ter beantwoording worden voorgelegd aan de deskundige:
a) Welke zijn Uw bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel hulponderzoek, welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied, welke behandelingen werden ingesteld en met welk resultaat? Wilt U aangeven welke inclusie- en exclusiecriteria U bij deze diagnose gebruikt?
b) Kunt U gemotiveerd aangeven of het ziektebeeld bij [eiser] te kwalificeren is als OPS?
c) Waaruit bestaan de restklachten en/of restverschijnselen die op medische gronden in redelijkheid kunnen worden beschouwd als te zijn ontstaan door de werkzaamheden van Top? Is thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de eventuele beroepsziekte? Zo nee, kunt U Uw verwachting omtrent het verdere verloop aangeven en wanneer wel een eindtoestand kan worden verwacht?
Rolnummer: 93.148 / 00-2253 -2-
Kunt U aangeven welke van de huidige klachten en/of restverschijnselen al bestonden vòòr genoemde werkzaamheden of op enig moment ook zouden (zijn) ontstaan zonder dat die werkzaamheden waren verricht? Kunt U de mate hiervan en termijn waarop dit het geval zou zijn geweest nader aangeven?
d) Wilt U de mate van functiestoornis op Uw vakgebied als gevolg van een mogelijke beroepsziekte uitdrukken in een percentage ongeacht enig beroep en uitgaande van de toestand van betrokkene voordat bedoelde problematiek bestond? Wilt U aangeven welke maatstaven en/of richtlijnen U hierbij hanteert?
Wilt U zo nauwkeurig mogelijk omschrijven hoe het totale percentage is opgebouwd en indien van toepassing links en rechts vergelijken?
e) Beschikt U, uitgaande van de feiten genoemd in het vonnis van 18 juli 2001 in deze zaak, over voldoende gegevens om te beoordelen of Tops ziekte door zijn werkzaamheden bij Rotorline is veroorzaakt? Zo neen, wilt u aangeven welke gegevens u nog nodig hebt?
f) Welke beperkingen ondervindt [eiser] bij activiteiten van het dagelijks leven, in de vrijetijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening?
g) Acht U het op grond van Uw onderzoeksresultaten aannemelijk dat de door [eiser] aangegeven beperkingen het gevolg zijn van arbeidsomstandigheden?
h) Zijn er andere - niet door [eiser] aangegeven - beperkingen op uw vakgebied en als gevolg van een beroepsziekte, waarmee bij de beoordeling rekening dient te worden gehouden?
i) Wilt U door U bevestigde beperkingen zo uitgebreid mogelijk omschrijven en zonodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
j) Is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de eventuele beroepsziekte? Zo nee, verwacht U nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van het huidige toestandsbeeld en op welke termijn kan een eindtoestand wèl worden verwacht? In hoeverre zal deze verandering het hierboven genoemde percentage functiestoornis dan wel de door U aangegeven beperkingen nog beïnvloeden?
Voorts is de deskundige vrij in het maken van opmerkingen en het geven van toelichtingen die voor de beslissing van de zaak van belang kunnen zijn.
3. De door de deskundige te begroten kosten zullen bij wijze van voorschot worden voldaan door Rotorline als de meest gerede partij.
4. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING:
De kantonrechter:
I Gelast een deskundigenbericht en benoemt tot deskundige:
dr. G. Hageman, als neuroloog verbonden aan het Medisch Spectrum Twente, afdeling Solvent-team/OPS, p/a Postbus 50.000 te 7500 KA Enschede, tel. 053-4872822.
II Bepaalt dat partijen het daarvoor benodigde aan de deskundige ter beschikking moeten stellen.
Rolnummer: 93.148 / 00-2253 -3-
III Bepaalt dat Rotorline vòòr 22 mei 2002 3.000 euro (inclusief BTW en kosten van een tolk) in depot moet storten ter griffie van deze rechtbank op bankrekeningnr. 19.23.25.736 ten name van DS 531 Arrondissement Alkmaar te Alkmaar onder vermelding van het rolnummer.
IV Bepaalt dat de deskundige niet eerder met zijn werkzaamheden zal aanvangen nadat hij van de griffier bericht heeft ontvangen dat Rotorline het depotbedrag ter griffie heeft gestort.
V Bepaalt dat bij gebreke van betaling van het voorschot binnen de gestelde termijn de kantonrechter zal aannemen dat Rotorline de door de deskundige te onderzoeken stellingname niet langer handhaaft.
VI Draagt de deskundige op om partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en hiervan melding te maken in het rapport.
VII Draagt de deskundige op (zo mogelijk) binnen twee maanden na ontvangst van de stukken van het geding een schriftelijk bericht aan de hand van de hiervoor geformuleerde vragen aan de griffier toe te zenden, die zorg draagt voor toezending daarvan aan partijen.
VIII Draagt de griffier op de zaak wederom aan te brengen ter rolle op de eerst dienende dag na ontvangst van het schriftelijk bericht - zo mogelijk op de rolzitting van woensdag 14 augustus 2002, -, zodat partijen, eerst Rotorline en vervolgens Top, zich zullen kunnen uitlaten over het deskundigenrapport.
IX Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.E. Polak, kantonrechter, bijgestaan door J.A.J. Kreijger, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 april 2002.