De rechtbank zal allereerst als zijnde het meest verstrekkend behandelen de grief van [geïntimeerden] welke onder dit verweer is opgenomen.
[Geïntimeerden] stellen, dat de kantonrechter [appellant] ten onrechte heeft ontvangen in zijn vordering dan wel deze vordering ten onrechte inhoudelijk heeft behandeld, aangezien de gestelde grondslag het gevorderde niet kan dragen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het laatste onderdeel van deze stelling juist, maar niettemin kan deze grief [geïntimeerden] niet baten op grond van het navolgende.
Juist is de stelling van [geïntimeerden], inhoudende dat de gevorderde ontbinding van de overeenkomst in overeenstemming met het algemene contractenrecht (artikel 6: 265 B.W.) grondslag moet vinden in een tekortkoming van de huurder in de nakoming van een verbintenis, in artikel 7A: 1623n lid 1 B.W. geformuleerd als niet nakomen door de huurder van zijn verplichtingen. De gestelde grondslag van dringend eigen gebruik levert evident niet een zodanige tekortkoming op en kan derhalve niet leiden tot toewijzing van de gevorderde - kortweg - ontbinding en ontruiming. Zo gezien kan [appellant] niet worden ontvangen in zijn vorderingen in eerste aanleg, welke ook in hoger beroep zijn gehandhaafd.
[Geïntimeerden] zien echter het volgende over het hoofd.
Het als gezegd evident onjuist geformuleerde petitum is in eerste aanleg door [geïntimeerden] kennelijk opgevat als een vordering ingevolge artikel 7A: 1623c B.W., aldus inhoudende dat de kantonrechter het tijdstip zal vaststellen waarop de op grond van dringend eigen gebruik opgezegde huurovereenkomst zal eindigen, met vaststelling van het tijdstip van ontruiming. Immers, [geïntimeerden] hebben bij conclusie van antwoord uitvoerig verweer gevoerd, inhoudende dat [appellant] niet heeft voldaan aan verschillende regels welke dwingend zijn voorgeschreven ingeval van beëindiging van de huurovereenkomst ingevolge de artikelen 7A: 1623b e.v. B.W. Vervolgens hebben beide partijen in het verdere schriftelijke debat eveneens uitvoerig hun standpunten gewisseld ten aanzien van de vraag of [appellant] op een vijftal onderdelen heeft voldaan aan de voorschriften van de artikelen 1623b en 1623c van meergenoemd wetboek. Dit debat ontleent zijn zin uiteraard aan het gegeven, dat beide partijen, ondanks de formulering van het petitum, uitgaan van een door opzegging ingeleide procedure ingevolge artikel 1623b e.v. B.W. Dit uitgangspunt in de procedure is niet onbegrijpelijk te noemen, gelet op het lichaam van de dagvaarding met de daarin opgenomen grondslag welke voortbouwt op bedoelde huuropzegging.
De kantonrechter heeft kennelijk aanleiding gezien om partijen in dit niet onbegrijpelijke uitgangspunt te volgen en heeft zich direct gebogen over de aan de orde zijnde grondslag van dringend eigen gebruik zonder melding te maken van de hiermee niet corresponderende formulering van het petitum. In hoger beroep heeft [appellant] derhalve geen aanleiding gezien tot wijziging van dit petitum.
Naar het oordeel van de rechtbank handelen [geïntimeerden] in strijd met de goede procesorde door eerst bij memorie van antwoord een zodanige conclusie aan de evidente vergissing te verbinden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak eerst naar de rol te verwijzen teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen zijn misslag te herstellen.
De rechtbank leest het petitum op de wijze als door partijen kennelijk tot en met de memorie van grieven gedaan, en wel aldus dat [appellant] de kantonrechter heeft verzocht en thans de rechtbank verzoekt om bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - wat betreft de rechtbank na vernietiging van het bestreden vonnis - het tijdstip vast te stellen waarop zal eindigen de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woonruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats], met vaststelling van het tijdstip van ontruiming en met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure.
In het meer of anders gevorderde zal [appellant] door de rechtbank niet worden ontvangen.
De door [geïntimeerden] aangevoerde grief zal worden afgewezen.