ECLI:NL:RBALK:2002:AE5198

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
10 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14.018035-01
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verspreiding van kinderpornografische afbeeldingen via internet

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 10 juli 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen via het internet. De tenlastelegging betrof het verspreiden, vervaardigen, invoeren, uitvoeren en in voorraad hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij personen betrokken waren die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt. De verdachte heeft deze afbeeldingen op 14 en 17 april 2000 via e-mailadressen op het internet geplaatst.

De rechtbank heeft na het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2002 vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het ten laste gelegde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door het verspreiden van deze afbeeldingen heeft bijgedragen aan het instandhouden van de markt voor kinderporno, wat leidt tot het misbruik van minderjarigen. De rechtbank heeft geen omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan de tenuitvoerlegging is opgeschort, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor andere strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

De RECHTBANK van het arrondissement ALKMAAR
Parketnummer: 14.018035-01
Datum uitspraak: 10 juli 2002
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank van het arrondissement Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats + geboorteland] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2002.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 14 en/of 17 april 2000 in de gemeente [woonplaats], in elk geval in Nederland, één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten: afbeeldingen als gehecht aan deze dagvaarding en welke afbeeldingen worden geacht daarvan deel uit te maken, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen (telkens) (een) persoon/personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had/hadden bereikt, was/waren betrokken, heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in voorraad heeft gehad, immers heeft verdachte toen en daar via de emailadressen [emailadres 1], en/of [emailadres 2] bovenbedoelde afbeeldingen op het internet gezet.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 14 en 17 april 2000 in de gemeente [woonplaats], afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten: afbeeldingen als gehecht aan deze dagvaarding als onder A, B, C, D, E, F en G en welke afbeeldingen worden geacht daarvan deel uit te maken, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens (een) persoon/personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had/hadden bereikt, was/waren betrokken, heeft verspreid, immers heeft verdachte toen en daar via het emailadres [emailadres 2] bovenbedoelde afbeeldingen op het internet gezet.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd.
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen
Verdachte heeft via het internet een aantal kinderpornografische afbeeldingen verspreid. Aldus heeft hij een bijdrage geleverd aan het instandhouden van de markt die zich bezighoudt met de productie van kinderporno en daarmee met het misbruik van minderjarigen.
De rechtbank is van oordeel dat alle handelingen die direct danwel indirect te maken hebben met de productie en de consumptie van kinderporno met kracht dienen te worden bestreden. Zij acht voor een feit als het onderhavige derhalve in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register, gedateerd 5 juni 2002, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake diefstal is veroordeeld tot een geldboete.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is en dat aan de verdachte tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf behoort te worden opgelegd.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank onder meer rekening gehouden met de omstandigheid dat het tijdsverloop sedert het eerste verhoor van verdachte door de politie en de behandeling van de zaak ter terechtzitting onwenselijk lang is.
7. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
8. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 40 dagen.
Bepaalt dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. W. van der Haak, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2002.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnr. 14.018035-01
Datum uitspraak 10 juli 2002