KG nummer: 79/2002 JJ
Uitspraak: 30 mei 2002
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
Huiseigenaar 1,
Huiseigenaar 2,
Huiseigenaar 3,
Huiseigenaar 4,
Huiseigenaar 5,
Huiseigenaar 6,
Huiseigenaar 7,
Huiseigenaar 8,
Huiseigenaar 9,
Huiseigenaar 10,
Huiseigenaar 11,
Huiseigenaar 12,
Huiseigenaar 13,
Huiseigenaar 14,
Huiseigenaar 15,
Huiseigenaar 16,
Huiseigenaar 17,
Huiseigenaar 18,
Huiseigenaar 19,
Huiseigenaar 20,
allen wonende te Alkmaar,
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. C.J.W. Veraart,
advocaat mr. A.F. Dorhout,
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING WOONWAARD NOORD-KENNEMERLAND,
gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. J. Th. van Oostrum.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 9 april 2002 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van beide zijden pleitnotities en van de zijde van eisers de originele dagvaarding, overgelegd.
Vervolgens is de zaak enige tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te bewerkstelligen.
Bij brief van 13 mei 2002 hebben eisers gemeld dat onderhandelingen op niets zijn uitgelopen en dat zij vonnis vragen.
Vonnisdatum is vervolgens bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1.1 Eisers zijn eigenaren van woningen gelegen aan de Slochterwaard te Alkmaar en zij zijn vrijwel allen voormalige huurders van gedaagde.
1.2 Gedaagde en haar rechtsvoorgangster Rochdale hebben de toenmalige huurhuizen in of omstreeks 1997 aan hun huurders te koop aangeboden.
1.3 In dat kader heeft op 20 maart 1997 een voorlichtingsbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij namens de door gedaagde ingeschakelde makelaar, met name de heren [naam 1 en naam 2], het woord is gevoerd.
1.4 Gedaagde heeft eind 2000 een renovatieplan ten behoeve van haar huurwoningen opgesteld dat op een grootscheepse dakrenovatie neerkwam, in die zin dat de bestaande bitumen- en daarmee de asbesthoudende dakgolfplaten zouden worden vervangen.
1.5 Gedaagde heeft de desbetreffende voormalige huurders benaderd met het voorstel om mee te doen met de renovatie in die zin dat zij ook hun daken konden vervangen tegen een in verband met de toch plaatshebbende renovatie gunstig tarief, dat overigens in verband met de verschillende werkzaamheden varieert van huis tot huis.
1.6 Eisers hebben zich vervolgens op het standpunt gesteld dat gedaagde die kosten geheel voor haar rekening moet nemen.
1.7 In het kader van onderhandelingen heeft gedaagde nog een kortingspercentage voorgesteld, maar daarop zijn eisers niet ingegaan.
2. De vordering en de standpunten van partijen.
Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, vervanging van de dakbedekking van hun huizen, onder verwijdering van de asbesthoudende golfplaten op kosten van gedaagde en onder verbeurte van een dwangsom.
Volgens eisers zijn zij op de voorlichtingsbijeenkomst van 20 maart 1997 onjuist en onvolledig voorgelicht, in die zin dat gedaagde aldaar zou hebben gemeld dat de daken nog zeker 15 tot 20 jaar mee kunnen, dat er geen regelgeving is als in het kader van groot onderhoud de asbestgolfplaten verwijderd moeten worden, dat er een spaarplan zou worden opgezet voor groot onderhoud in de toekomst en dat de kopers daaraan zouden kunnen deelnemen. Voorts werd gemeld dat indien toch op korte termijn onderhoud moest worden uitgevoerd, gedaagde daar in belangrijke mate zou bijdragen.
Indien eisers juist zouden zijn voorgelicht en zij zouden hebben geweten dat binnen afzienbare tijd de daken geheel vervangen moesten worden, hadden zij hun huurhuis niet gekocht, of tegen een lagere prijs.
Gedaagde stelt dat zij besloten heeft tot groot onderhoud na een rapport van BDA Dakadvies waarin ten aanzien van het naast liggende complex de vervanging van asbesthoudende golfplaten werd geadviseerd. Zij heeft toen eisers voorgesteld om mee te liften met die renovatie omdat het voor de hand ligt dat een gunstiger prijsstelling geldt dan bij afzonderlijk uitgevoerde renovatie.
In maart 1997, ruim anderhalf jaar voordat voornoemd onderzoek plaatsvond, was er geen enkele reden voor gedaagde om eisers te informeren over een eventuele noodzakelijk vervanging van asbesthoudende golfplaten. Gedaagde had zelf die vervanging, op grond van technisch ingeschatte levensduur, begroot in 2009. De informatie die de heren [naam 1 en naam 2] tijdens de voorlichtingsavond in 1997 verschaften kwam erop neer dat er geen sprake was van noodzakelijk groot onderhoud, dat de asbesthoudende dakbedekking mocht en mag blijven liggen en dat die platen nog jaren mee konden. Ook nu geldt er in Nederland nog geen verplichting tot het verwijderen van asbest. Gedaagde heeft dan ook geen feiten verzwegen en naar waarheid de kandidaat kopers geïnformeerd.
Gedaagde betwist dat zij zou hebben meegedeeld dat de daken binnen afzienbare tijd zouden moeten worden vervangen en dat uit de opbrengst van de te verkopen woningen een pot gevormd zou worden om de dakvervanging te bekostigen. Wel was er een plan om een spaarsysteem te ontwikkelen, maar dat is nooit van de grond gekomen, alles aldus gedaagde.
Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet in de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
3.1 Eisers gronden hun eis enerzijds op mededelingen die namens gedaagde zouden zijn gedaan op de voorlichtingsbijeenkomst van 27 maart 1997 en anderzijds op de stelling dat gedaagde op die bijeenkomst inlichtingen heeft verzwegen.
3.2 Gedaagde heeft de stellingen van eisers gemotiveerd bestreden. Beide partijen hebben op schrift gestelde verklaringen van betrokkenen in het geding gebracht waaruit hun gelijk zou blijken. In feite komt het erop neer dat zij, partijen, over en weer elkaars stellingen en de daaraan ten grondslag liggende standpunten gemotiveerd bestrijden.
3.3 Nader onderzoek naar de feiten, in het bijzonder het horen van betrokkenen als getuige, is dan ook noodzakelijk. Voor dat doel echter is de onderhavige procedure niet geschikt, hetgeen tot afwijzing van de gevorderde voorziening leidt.
3.4 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op 193 Euro aan verschotten en op 704 Euro aan salaris van de procureur.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2002 in tegenwoordigheid van
J.J.M. Jeurissen, griffier.