De RECHTBANK van het arrondissement ALKMAAR
Parketnummer : 14/011024-01
Datum uitspraak: 21 februari 2002
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank van het arrondissement [geboorteplaats], meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
07 februari 2002.
1a. Inhoud van de tenlastelegging.
Aan de verdachte is, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen op/vanaf de openbare weg (parkeerplaats van de Honthorstlaan) een tas (inhoudende een portemonnee en/of geld en/of passen en/of boodschappen), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met kracht die tas uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gerukt en/of getrokken;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende een portemonnee en/of geld en/of passen en/of boodschappen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2001 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, een tas (inhoudende een portemonnee en/of geld en/of passen en/of boodschappen) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die tas (met inhoud) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen op/vanaf de openbare weg (de Costerstraat) een tas (inhoudende een breiwerk en/of een bril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die tas met kracht onder de snelbinder van de bagagedrager van de fiets van die [slachtoffer 2] hebben gerukt en/of getrokken;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (inhoudende een breiwerk en/of een bril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, een tas (inhoudende een breiwerk en/of een bril) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bril en/of dat breiwerk en/of die tas wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een breiwerkje en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
1b. Uitleg van de tenlastelegging.
De rechtbank gaat ervan uit dat de steller van de tenlastelegging - door onder 2 subsidiair diefstal tenlaste te leggen met weglating van het (in feit 2 primair) opgenomen geweld - met feit 2 primair uitsluitend artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht op het oog heeft gehad en niet een impliciet subsidiaire tenlastelegging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde, niet worden bewezen dat het gebezigde geweld is gericht tegen [slachtoffer 2]. Verdachte dient derhalve van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1 primair:
hij op 13 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen op de openbare weg, parkeerplaats van de Honthorstlaan, een tas, inhoudende een portemonnee en geld en passen en boodschappen, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader met kracht die tas uit de hand van die [slachtoffer 1] heeft gerukt.
2 subsidiair:
hij op 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, inhoudende een breiwerk en een bril, toebehorende aan [slachtoffer 2].
3.
hij op 12 april 2001 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een breiwerkje en een bril toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee tasjesroven.
Zij hebben daarbij alleen stilgestaan bij hun eigen behoefte aan geld en hebben geen moment nagedacht over de gevolgen die de berovingen voor hun slachtoffers zouden kunnen hebben.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten gedurende langere tijd de psychische gevolgen van deze gebeurtenissen kunnen ondervinden.
Tevens veroorzaken dit soort feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft verdachte een breiwerk en een bril die in een van de gestolen tassen zaten zonder reden vernield en aldus nadeel toegebracht aan het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 21 januari 2002, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van soortgelijke misdrijven tot straf is veroordeeld
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd januari 2002 van de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland.
- het over de verdachte uitgebrachte basisonderzoek strafzaken, gedateerd 17 april 2001 van de Raad voor de Kinderbescherming.
- het over de verdachte uitgebrachte strafadvies, gedateerd 1 februari 2002, van de Raad voor de Kinderbescherming.
- het rapport gedateerd 15 juni 2001, opgemaakt over verdachte in opdracht van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van Kinderstrafzaken in deze rechtbank, door de psycholoog W. van der Wal.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in als conclusie en beantwoording van de door genoemde rechter-commissaris gestelde vragen:
1. In de persoonlijkheid komen enkele antisociale en narcistische trekken naar voren. [verdachte] lijkt sterk gericht op de eigen behoeften en laat zich vanuit een verhoogde impulsiviteit meeslepen door interne en externe prikkels, waardoor het geweten onvoldoende wordt bijgestuurd.
2. Diagnostisch kan men nu en ten tijde van de delicten spreken over een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, van het gecombineerde type. Voorts valt in het licht van de gepleegde delicten een gedragsstoornis niet anderszins omschreven te duiden.
3. De gedragsstoornis vormt een kenmerk en uitvloeisel van de delicten. Voorts valt in het licht van de aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit een verhoogde impulsiviteit te duiden.
4. Gesteld kan worden dat betrokkene inzicht had in de wederrechtelijkheid van de feiten. Betrokkenes zelfcontrole wordt enigszins beperkt door de ADHD met een verhoogde impulsiviteit.
5. Het meerderjarigenstrafrecht is niet geïndiceerd.
6. De recidivekans zonder verbetering van de psychische gesteldheid zou, wanneer betrokkene op vrije voeten is, als niet onaannemelijk kunnen worden ingeschat gelet op een eerder delict en de ernst van de feiten.
7. In het licht van de geschetste problematiek is hulpverlening aangewezen. Er is inmiddels ambulante hulpverlening gericht op ADHD van start gegaan, zodat op deze weg verder kan worden gegaan. Teneinde de kans op recidive te verminderen verdient voorts een verplicht jeugdreclasseringscontact aanbeveling, waarbij het volgen van een sociale vaardigheidscursus en de cursus 'slachtoffer in beeld' zouden kunnen bijdragen aan vergroting van de weerbaarheid en het zelfinzicht. Ten aanzien van de opvoedingssituatie zou begeleiding zinvol kunnen zijn. Daarnaast dient het accent gelegd te worden op het creëren van een goede daginvulling, waarbij hij ook leert zelf initiatieven te ontplooien. Een voorwaardelijk strafdeel lijkt hiertoe geëigend.
8. Het opleggen van een alternatieve sanctie in de vorm van een leer/taakstraf zou passend kunnen zijn. Een vrijheidsstraf lijkt nu weinig meerwaarde te bieden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank is, gelet op bovenstaande rapportages en de ter terechtzitting gegeven toelichting van mevrouw M. Dammers, jeugdreclasseringswerker, van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
Ter terechtzitting is gebleken van instemming van de verdachte.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte momenteel op vrijwillige basis wordt behandeld door een psychiater en een psycholoog. In deze behandeling wordt onder meer aandacht besteed aan het vergroten van de sociale vaardigheden van verdachte en zijn inlevingsvermogen ten aanzien van de slachtoffers. De rechtbank acht voldoende gewaarborgd dat behandeling van verdachte ten aanzien van voornoemde aspecten - met name de empathie ten opzichte van de slachtoffers - zal plaatsvinden en is derhalve van oordeel dat het opleggen van een leerstraf niet geboden is.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, tevens van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is. De rechtbank acht het zinvol om hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden, teneinde ook in strafrechtelijke zin consequenties te verbinden aan het eventueel niet (verder) meewerken door verdachte aan de noodzakelijke behandeling door een psychiater en psycholoog.
8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77i, 77m. 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Jeugd en Gezin Noord-Holland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien die aanwijzingen inhouden dat veroordeelde zich zal laten behandelen door gedragsdeskundigen.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende jeugddetentie wordt toegepast, welke vervangende jeugddetentie wordt vastgesteld op 40 (veertig) dagen.
Bepaalt dat genoemde werkstraf dient aan te vangen binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis en binnen 6 maanden na aanvang dient te zijn afgerond.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt het aantal in mindering te brengen uren vast op 14.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E.C. de Wit, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. J. Westdorp en mr. A.M. van Woensel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.M.P.C. Swagemakers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2002.