ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummer : 14/060257-99
Datum uitspraak: 04 oktober 2001
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2001.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, tenlastegelegd dat
de maatschap "De Noord Accountants & Adviseurs" in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 1 september 1997 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl [de heer X] en/of [mevrouw X] ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk, geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, heeft/hebben verstrekt, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven,
hebbende die maatschap (als gevolmachtigde van [de heer X] en/of [mevrouw X]) en/of haar mededader(s) meermalen, althans eenmaal, met betrekking tot het omzetten van de vennootschap onder firma Visser Drankenhandel & Vidra, althans de door het echtpaar [X] gedreven onderneming, in een besloten vennootschap, zulks met toepassing van de in of krachtens artikel 18 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 gestelde voorwaarden,
a) niet de inspecteur der belastingen te Hoorn mondeling en/of schriftelijk meegedeeld of ingelicht dat er een overeenkomst tussen de heer [X] en mevrouw [X] en Brand Bierbrouwerij B.V. zou worden en/of was gesloten (inhoudende onder meer de overname van de groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o. door voornoemde bierbrouwerij) en/of
b) (voorafgaand aan het sluiten van hiervoor genoemde overeenkomst) de inspecteur der belastingen te Hoorn schriftelijk (bij brief van 1 november 1996) en/of mondeling meegedeeld of ingelicht dat het niet gelukt was om een objectieve maatstaf te vinden voor een objectieve waardebepaling groothandel en/of deze mededeling of inlichting vergezeld heeft doen gaan van een geanonimiseerde overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij,
zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en);
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 1 september 1997 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, terwijl [de heer X] en/of [mevrouw X] ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk, geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, heeft/hebben verstrekt, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven,
hebbende verdachte (als gevolmachtigde van [de heer X] en/of [mevrouw X]) en/of verdachtes mededader(s) meermalen, althans eenmaal, met betrekking tot het omzetten van de vennootschap onder firma Visser Drankenhandel & Vidra, althans de door het echtpaar [X] gedreven onderneming, in een besloten vennootschap, zulks met toepassing van de in of krachtens artikel 18 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 gestelde voorwaarden,
a) niet de inspecteur der belastingen te Hoorn mondeling en/of schriftelijk meegedeeld of ingelicht dat er een overeenkomst tussen de heer [X] en mevrouw [X] en Brand Bierbrouwerij B.V. zou worden en/of was gesloten (inhoudende onder meer de overname van de groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o. door voornoemde bierbrouwerij) en/of
b) (voorafgaand aan het sluiten van hiervoor genoemde overeenkomst) de inspecteur der belastingen te Hoorn schriftelijk (bij brief van 1 november 1996) en/of mondeling meegedeeld of ingelicht dat het niet gelukt was om een objectieve maatstaf te vinden voor een objectieve waardebepaling groothandel en/of deze mededeling of inlichting vergezeld heeft doen gaan van een geanonimiseerde overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de maatschap "De Noord Accountants & Adviseurs" in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 11 november 1997, althans de maand november 1997, te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, drs W.L. van den Bergh, in ieder geval de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, heeft bewogen tot de afgifte van een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), gedateerd 11 november 1997, genummerd 788.15.733 - stvw (aangaande [de heer X]) en/of een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), gedateerd 11 november 1997, genummerd 749.06.689 - stvw (aangaande [echtpaar X]), in elk geval van enig goed,
hebbende die maatschap en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
a) een brief gedateerd 25 september 1996 gezonden aan de Belastingdienst (t.a.v de heer F. Hommerson), waarbij in afschrift zijn bijgevoegd geregisteerde akten inzake de 0prichtingsverklaring van twee besloten vennootschappen i.v.m. de geruisloze inbreng van mevrouw [X] en de heer [X] en/of in welke brief is vermeld dat binnenkort een verzoek wordt toegezonden met alle bijbehorende berekeningen c.q. bijlagen en/of
b) (vervolgens) een brief gedateerd 1 november 1996 gezonden aan de Belastingdienst Ondernemingen (t.a.v. de heer W.L. v.d. Bergh) te Hoorn betreffende de geruisloze inbreng in BV van de door het echtpaar [X] te Wervershoof gedreven onderneming (drankendetail- en groothandel) ex artikel 18 Wet op de Inkomstenbelasting en daarin - onder meer - vermeld dat omtrent een objectieve waardebepaling van de groothandel het niet gelukt is hiervoor een objectieve maatstaf te vinden en/of (daarbij) heeft overgelegd een geanonimiseerde overname-overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij en/of
c) genoemde Van den Bergh, althans genoemde belastingdienst, niet op de hoogte gesteld van een op 26 november 1996 gedateerde overeenkomst waarbij de heer [X] en mevrouw [X] met Brand Bierbrouwerij BV - onder meer - zijn overeengekomen dat het echtpaar [X] aan Brand Bierbrouwerij BV verkoopt de volledig aan partijen bekende groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o., waaronder begrepen de overdracht van goodwill en klantgegevens, welke verband houden met deze activiteiten;
zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en);
meest subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 11 november 1997, althans de maand november 1997, te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, drs W.L. van den Bergh, in ieder geval de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, heeft bewogen tot de afgifte van een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), gedateerd 11 november 1997, genummerd 788.15.733 - stvw (aangaande [de heer X]) en/of een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), gedateerd 11 november 1997, genummerd 749.06.689 - stvw (aangaande [echtpaar X]), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
a) een brief gedateerd 25 september 1996 gezonden aan de Belastingdienst (t.a.v de heer F. Hommerson), waarbij in afschrift zijn bijgevoegd geregisteerde akten inzake de oprichtingsverklaring van twee besloten vennootschappen i.v.m. de geruisloze inbreng van mevrouw [X] en de heer [X] en/of in welke brief is vermeld dat binnenkort een verzoek wordt toegezonden met alle bijbehorende berekeningen c.q. bijlagen en/of
b) (vervolgens) een brief gedateerd 1 november 1996 gezonden aan de Belastingdienst Ondernemingen (t.a.v. de heer W.L. v.d. Bergh) te Hoorn betreffende de geruisloze inbreng in BV van de door het echtpaar [X] te Wervershoof gedreven onderneming (drankendetail- en groothandel) ex artikel 18 Wet op de Inkomstenbelasting en daarin - onder meer - vermeld dat omtrent een objectieve waardebepaling van de groothandel het niet gelukt is hiervoor een objectieve maatstaf te vinden en/of (daarbij) heeft overgelegd een geanonimiseerde overname-overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij en/of
c) genoemde Van den Bergh, althans genoemde belastingdienst, niet op de hoogte gesteld van een op 26 november 1996 gedateerde overeenkomst waarbij de heer [X] en mevrouw [X] met Brand Bierbrouwerij BV - onder meer - zijn overeengekomen dat het echtpaar [X] aan Brand Bierbrouwerij BV verkoopt de volledig aan partijen bekende groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o., waaronder begrepen de overdracht van goodwill en klantgegevens, welke verband houden met deze activiteiten;
nog meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
de maatschap "De Noord Accountants & Adviseurs" in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 1 september 1997 te Hoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door die maatschap voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, drs W.L. van den Bergh, in ieder geval de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn te bewegen tot de afgifte van een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
a) een brief gedateerd 25 september 1996 heeft gezonden aan de Belastingdienst (t.a.v de heer F. Hommerson), waarbij in afschrift zijn bijgevoegd geregisteerde akten inzake de oprichtingsverklaring van twee besloten vennootschappen i.v.m. de geruisloze inbreng van mevrouw [X] en de heer [X] en/of in welke brief is vermeld dat binnenkort een verzoek wordt toegezonden met alle bijbehorende berekeningen c.q. bijlagen en/of
b) (vervolgens) een brief gedateerd 1 november 1996 heeft gezonden aan de Belastingdienst Ondernemingen (t.a.v. de heer W.L. v.d. Bergh) te Hoorn betreffende de geruisloze inbreng in BV van de door het echtpaar [X] te Wervershoof gedreven onderneming (drankendetail- en groothandel) ex artikel 18 Wet op de Inkomstenbelasting en daarin - onder meer - vermeld dat omtrent een objectieve waardebepaling van de groothandel het niet gelukt is hiervoor een objectieve maatstaf te vinden en/of (daarbij) heeft overgelegd een geanonimiseerde overname-overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij en/of
c) genoemde Van den Bergh, althans genoemde belastingdienst, niet op de hoogte heeft gesteld van een op 26 november 1996 gedateerde overeenkomst waarbij de heer [X] en mevrouw [X] met Brand Bierbrouwerij BV - onder meer - zijn overeengekomen dat het echtpaar [X] aan Brand Bierbrouwerij BV verkoopt de volledig aan partijen bekende groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o., waaronder begrepen de overdracht van goodwill en klantgegevens, welke verband houden met deze activiteiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en);
uiterst subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 1996 tot en met 1 september 1997 te Hoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn, drs W.L. van den Bergh, in ieder geval de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen te Hoorn te bewegen tot de afgifte van een beschikking (ex artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
a) een brief gedateerd 25 september 1996 heeft gezonden aan de Belastingdienst (t.a.v de heer F. Hommerson), waarbij in afschrift zijn bijgevoegd geregisteerde akten inzake de oprichtingsverklaring van twee besloten vennootschappen i.v.m. de geruisloze inbreng van mevrouw [X] en de heer [X] en/of in welke brief is vermeld dat binnenkort een verzoek wordt toegezonden met alle bijbehorende berekeningen c.q. bijlagen en/of
b) (vervolgens) een brief gedateerd 1 november 1996 heeft gezonden aan de Belastingdienst Ondernemingen (t.a.v. de heer W.L. v.d. Bergh) te Hoorn betreffende de geruisloze inbreng in BV van de door het echtpaar [X] te Wervershoof gedreven onderneming (drankendetail- en groothandel) ex artikel 18 Wet op de Inkomstenbelasting en daarin - onder meer - vermeld dat omtrent een objectieve waardebepaling van de groothandel het niet gelukt is hiervoor een objectieve maatstaf te vinden en/of (daarbij) heeft overgelegd een geanonimiseerde overname-overeenkomst tussen een kleine groothandel en een brouwerij en/of
c) genoemde Van den Bergh, althans genoemde belastingdienst, niet op de hoogte heeft gesteld van een op 26 november 1996 gedateerde overeenkomst waarbij de heer [X] en mevrouw [X] met Brand Bierbrouwerij BV - onder meer - zijn overeengekomen dat het echtpaar [X] aan Brand Bierbrouwerij BV verkoopt de volledig aan partijen bekende groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o., waaronder begrepen de overdracht van goodwill en klantgegevens, welke verband houden met deze activiteiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat het de maatschap "De Noord Accountants & Adviseurs" is geweest die het onder primair tenlastegelegde belastingmisdrijf heeft gepleegd, zodat verdachte van het hem primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 september 1996 tot en met 1 juli 1997 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, terwijl [de heer X] en/of [mevrouw X] ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk onvolledige inlichtingen of gegevens heeft verstrekt, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, hebbende verdachte als gevolmachtigde van [de heer X] en/of [mevrouw X] en verdachtes mededader met betrekking tot het omzetten van de vennootschap onder firma Visser Drankenhandel & Vidra in een besloten vennootschap, zulks met toepassing van de in of krachtens artikel 18 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 gestelde voorwaarden, niet de inspecteur der belastingen te Hoorn mondeling of schriftelijk meegedeeld of ingelicht dat er een overeenkomst tussen de heer [X] en mevrouw [X] en Brand Bierbrouwerij B.V. was gesloten (inhoudende onder meer de overname van de groothandels- en distributie-activiteiten van Vidra B.V. i.o. door voornoemde bierbrouwerij).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
In de onderhavige zaak gaat het om verstrekking van gegevens in het kader van art. 18 Wet op de inkomstenbelasting 1964 (verder: Wet IB 1964). Deze bepaling heeft betrekking op de zogeheten geruisloze overgang ofwel geruisloze inbreng, op grond waarvan - kort samengevat - een door natuurlijke personen gedreven onderneming kan worden ingebracht in een besloten vennootschap of naamloze vennootschap met vrijstelling van betaling van inkomstenbelasting. De over de ingebrachte vermogensbestanddelen uiteindelijk verschuldigde belasting wordt bij de besloten vennootschap geheven bij wijze van vennootschapsbelasting. Het verzoek tot toepassing van art. 18 Wet IB 1964 kan slechts worden gehonoreerd indien onder meer is voldaan aan de door de minister van financiën nader te stellen voorwaarden. Op het verzoek wordt beslist door de inspecteur der belastingen, die hetzij het verzoek afwijst hetzij de toepasselijke voorwaarden vaststelt.
Op grond van artikel 18 Wet IB 1964 heeft de Staatssecretaris van Financiën op 9 september 1991 zogenoemde - in normale gevallen toe te passen - standaardvoorwaarden uitgevaardigd, die zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 1991, nr. 180. Deze houden onder meer in dat in beginsel alle tot het ondernemingsvermogen van de belanghebbende behorende activa en passiva worden ingebracht in de vennootschap en dat het nominaal geplaatste aandelenkapitaal wordt bepaald aan de hand van de waarde in het economische verkeer welke op het overgangstijdstip aan het vermogen van de ingebrachte onderneming kan worden toegekend. In de toelichting op de standaardvoorwaarden wordt opgemerkt dat van inbeng van een gehele onderneming niet kan worden gesproken in het geval die inbreng wordt gevolgd door de vervreemding aan een derde van de ingebrachte onderneming of een wezenlijk deel daarvan en aannemelijk is dat het voornemen daartoe reeds voor de inbreng bestond. Voorts houdt de toelichting in dat bij het verzoek om toepassing van art. 18 Wet IB 1964 een aantal bescheiden moet worden overgelegd, te weten een geregistreerde voorovereenkomst of geregistreerde eenzijdige intentieverklaring, de fiscale eindbalans van de onderneming, de winst- en verliesrekening over het aan het overgangstijdstip voorafgaande boekjaar, een gespecificeerde berekening van het te plaatsen aandelenkapitaal en de fiscale en commerciële openingsbalans van de vennootschap.
In de onderhavige zaak heeft verdachtes mededader op 25 september 1996 de geregistreerde akten inzake de oprichtingsverklaring van twee besloten venootschappen in verband met de geruisloze inbreng van het echtpaar [X] (verder te noemen: [X]) aan de belastingdienst doen toekomen met de mededeling dat binnenkort een verzoek met alle bijbehorende berekeningen en bijlagen zou worden toegezonden. Op 1 november 1996 heeft verdachtes mededader aan belastinginspecteur Van den Bergh een brief gestuurd met berekeningen inzake de waardering van de goodwill en de stille reserves van de onderneming van [X]. Van den Bergh heeft de door verdachtes mededader toegezonden bescheiden aangemerkt als een verzoek om geruisloze overgang als bedoeld in art. 18 Wet IB 1964. Op grond daarvan heeft hij in de daarop volgende periode met verdachtes mededader besprekingen gevoerd om tot overeenstemming te komen over de vaststelling van de hoogte van de goodwill en de stille reserves in verband met de definitieve vaststelling van de waarde van de aandelen. Verdachte zelf hield toezicht op de vorderingen van die besprekingen en overlegde hierover met zijn mededader.
Aangezien verdachte noch zijn mededader aan de belastingdienst kenbaar heeft gemaakt dat de door verdachtes mededader verstuurde bescheiden niet als een verzoek in de zin van art. 18 Wet IB 1964 moesten worden opgevat en laatstgenoemde daarentegen in het kader van de geruisloze overgang met Van den Bergh besprekingen heeft gevoerd, is de rechtbank van oordeel dat door verdachte en zijn mededader, als gemachtigden, namens [X] een verzoek is gedaan om toepassing van art. 18 Wet IB 1964.
Op 26 november 1996 is tussen [X] en Brand Bierbrouwerij B.V. (verder te noemen: Brand) een overeenkomst getekend, waarbij [X] per 1 januari 1998 een deel van zijn groothandels- en distributieactiviteiten met betrekking tot fustbier aan Brand overdraagt tegen een bedrag van fl.200.000,=. Deze overeenkomst is in de periode dat verdachte en zijn mededader betrokken waren bij de onderhandelingen met de belastinginspecteur niet aan laatstgenoemde overgelegd en evenmin is de belastinginspecteur anderszins in die periode op de hoogte gebracht van het bestaan van de overeenkomst. In een notitie van juni 1997 heeft verdachtes mededader geschreven dat dat geschiedde uit fiscale overwegingen, met betrekking waartoe de notitie inhoudt: "Een eenmalig bedoeld voordeel te behalen met de omzetting ex art. 18 is niet toegestaan en zal de oprichting onder de faciliteit frustreren. Het is ook vanwege voormelde reden dat voor de onderbouwing van de goodwill richting fiscus deze post niet meegenomen is." Verdachte heeft deze notitie aan [X] doen toekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank waren verdachte en zijn mededader, anders dan zij beweren, reeds in 1996 op de hoogte van het bestaan van die overeenkomst. [X] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verdachte en zijn mededader heeft verteld dat hij de overeenkomst gesloten had en dat hij binnen enkele dagen nadat de overeenkomst was getekend, op 26 november 1996, met verdachtes mededader heeft besproken wat de consequenties daarvan zouden zijn. Verdachte is bij een deel van deze bespreking aanwezig geweest. Het door verdachtes raadsman gevoerde verweer dat de verklaring van [X] niet geloofwaardig is te achten, wordt door de rechtbank verworpen. De door [X] ter terechtzitting afgelegde verklaring is naar het oordeel van de rechtbank consistent en eenduidig, terwijl die verklaring aansluit bij, en overeenkomt met, zijn tegenover de FIOD afgelegde verklaring en het overige zich in het dossier bevindende bewijsmateriaal.
De rechtbank is van oordeel dat in casu voor verdachte en zijn mededader, aan wie door [X] een blanco volmacht was gegeven in het kader van de totstandkoming van de geruisloze overgang, de verplichting gold de overeenkomst tussen Brand en [X] over te leggen aan de belastinginspecteur, althans hem op de hoogte te brengen van het bestaan daarvan. De rechtbank grondt dit oordeel op het volgende.
Zoals hiervoor overwogen, is het aan de belastinginspecteur om op het verzoek om geruisloze overgang hetzij afwijzend te beslissen hetzij de toepasselijke voorwaarden vast te stellen. Daartoe dient hij de beschikking te hebben over schriftelijke bescheiden met betrekking tot de in te brengen onderneming en de op te richten vennootschap, teneinde alle aspecten van de gewenste geruisloze overgang in kaart te kunnen brengen. Naar het oordeel van de rechtbank behoort de onderhavige overeenkomst tussen Brand en [X] tot de gegevens waarover de belastinginspecteur diende te kunnen beschikken alvorens een beslissing op het verzoek te nemen. Hieruit volgt dat de verplichting tot het verstrekken hiervan, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet opgenomen, moet worden geacht besloten te liggen in art. 18 Wet IB 1964 in verbinding met de krachtens die bepaling uitgevaardigde standaardvoorwaarden.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van: het ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, opzettelijk onvolledige inlichtingen of gegevens verstrekken, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Verdachte heeft als accountant willens en wetens essentiële informatie aan de belastingdienst onthouden teneinde een door zijn client gewenste geruisloze overgang te bewerkstelligen. Hierdoor heeft verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de belastingdienst geacht moet worden te kunnen stellen in de juistheid van aangeleverde gegevens, maar ook de reputatie van zijn beroepsgroep benadeeld en, niet in de laatste plaats, schade toegebracht aan de belangen van zijn client, welke belangen hij nu juist geacht werd te behartigen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat een geldboete een passende en geboden sanctie is. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
9. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 68 (oud) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Spreekt de verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van ¦ 10.000,= (tienduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.C. de Wit, voorzitter, mr. A.M. van Woensel en mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, rechters,
in tegenwoordigheid van B.M. Strijd-van den Berg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2001.
Mr. Geel-Cieraad is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.