ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummers : 14.005544-00 en 14.005029-01
Datum uitspraak: 20 september 2001
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor de behandeling van kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 september 2001.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 14.005544-00 ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 27 november 2000 in de gemeente Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd op/aan het Pieter Stastokerf (no.6) aldaar, heeft weggenomen een zakje/pakje snoep ("Smic Smac"), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt C-1000, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 05 december 2000 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd in de stationsruimte van het Centraal Station Amsterdam aldaar, heeft weggenomen een broodje (kaas) en/of een doosje chocolade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 21 december 2000 in de gemeente Amersfoort wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal gelegen op/aan de Utrechtsestraat (no.16) aldaar en in gebruik bij de Hema, althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 14.005029-01 ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2001 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd op de Dam aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid (fris)drank (een glas cola of cassis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bijenkorf B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 januari 2001 te Amsterdam opzettelijk een hoeveelheid (fris)drank (een glas cola of cassis), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bijenkorf B.V. (vestiging Dam), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2001 te Amsterdam, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had
aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar het politiebureau Beursstraat te Amsterdam, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting
tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
3.
hij op of omstreeks 8 januari 2001 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel, gevestigd in de stationsruimte van het Centraal Station Amsterdam aldaar, heeft weggenomen een zak snoepgoed,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Etos, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 14.005544-00 onder 3 is tenlastegelegd. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gesproken van een ‘besloten lokaal’ in de zin van artikel 138 Wetboek van Strafrecht, nu niet is komen vast te staan dat verdachte vóór 21 september 2000 een winkelverbod voor de Hema te Amersfoort opgelegd heeft gekregen. Voorts is uit de stukken, noch uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat verdachte ná sluitingstijd in voornoemde winkel vertoefde, in welk geval ook van een ‘besloten lokaal’ zou kunnen worden gesproken. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005544-00:
1.
hij op 27 november 2000 in de gemeente Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel, gevestigd aan het Pieter Stastokerf no.6 aldaar, heeft weggenomen een zakje snoep "Smik Smak;
2.
hij op 05 december 2000 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gevestigd in de stationsruimte van het Centraal Station Amsterdam aldaar, heeft weggenomen een broodje kaas en een doosje chocolade, toebehorende aan Albert Heijn;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005029-01:
1.
hij op 3 januari 2001 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel, gevestigd op de Dam aldaar, heeft weggenomen een hoeveelheid frisdrank toebehorende aan Bijenkorf B.V;
2.
hij op 3 januari 2001 te Amsterdam, toen een aldaar dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar het politiebureau Beursstraat te Amsterdam, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft verzet door te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
3.
hij op 8 januari 2001 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel, gevestigd in de stationsruimte van het Centraal Station Amsterdam aldaar, heeft weggenomen een zak snoepgoed, toebehorende aan winkelbedrijf Etos.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005544-00 onder 1 en 2 telkens:
diefstal;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005029-01 onder 1 en 3 telkens:
diefstal;
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005029-01 onder 2:
wederspannigheid.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich in een betrekkelijk korte periode schuldig gemaakt aan een viertal winkeldiefstallen. Voorts heeft hij zich, nadat hij bij één van deze diefstallen op heterdaad was betrapt, verzet tegen zijn aanhouding. Deze feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving en verdachte heeft hiermee nadeel toegebracht aan de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 26 juli 2001, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 4 september 2001 van Th.A.M. Houtenbos, reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland.
- het over de verdachte uitgebrachte strafadvies, gedateerd 4 september 2001, van de Raad voor de Kinderbescherming.
- het rapport gedateerd 24 augustus 2001, opgemaakt door de psychiater N. van Loenen.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in als conclusie en advies en beantwoording op de door de officier van justitie gestelde vragen:
1. Door het onderzoek is vastgesteld dat er een ziekelijke stoornis bestaat (in de zin van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens) en tijdens het begaan van het delict bestond in de vorm van een paranoïsch hallucinatoir toestandsbeeld c.q schizofrenie.
2. Er is een oorzakelijk verband tussen die psychische stoornis en de gepleegde feiten, en wel in sterke mate.
3. Onderzochte heeft, dit verband in aanmerking genomen, onvoldoende inzicht kunnen hebben in de wederrechtelijkheid c.q. betekenis van het feit (de rechtbank leest: de feiten), en hij heeft zijn wil overeenkomstig dat inzicht sterk verminderd kunnen bepalen.
4. De kans bestaat dat onderzochte gelet op de resultaten van mijn onderzoek, opnieuw een soortgelijk of ander delict pleegt, wanneer hij op vrije voeten zou komen c.q. blijven, zonder dat zijn psychische gesteldheid aanmerkelijk is verbeterd.
5. Van onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dient weinig heil verwacht te worden. Een voorwaardelijke vrijheidsstraf met als bijzondere voorwaarde voortzetting van behandeling en met name voortzetting van een adequate medicatie lijkt een betere oplossing. Het ingezette BOPZ-traject kan dan vervolgd worden. Een en ander dient in nauw overleg met de maatschappelijk werkster van de reclassering te geschieden.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank er verder rekening mee gehouden dat de verdachte heeft erkend het strafbare feit te hebben gepleegd, dat is vermeld in de door de officier van justitie ter informatie bij het dossier gevoegde zaak, parketnummer 14.005048-01, en welke door een korte vermelding op de dagvaarding met parketnummer 14.005029-01 ter kennis van de verdachte is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat tegen de verdachte terzake van dat feit geen afzonderlijke vervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zijn huidige verblijf en behandeling in [adres] kan continueren en zal derhalve aan de voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden verbinden waar verdachte zich gedurende de proeftijd aan dient te houden.
8. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten aanzien van de zaak met parketnummer 14.005544-00 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van vier (4) weken
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
· dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissement Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar, noodzakelijk oordeelt;
· dat de veroordeelde zich zal doen opnemen in [adres], [woonplaats], zolang de behandelaars dat - gedurende een termijn tot uiterlijk 1 dag voor het einde van de proeftijd - in overleg met de officier van justitie te Alkmaar en de Reclassering Nederland, nodig achten.
Verstrekt aan eerstgenoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S van Leeuwen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. Westdorp en mr. M.M.A. van den Boogaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.M.P.C. Swagemakers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2001.
Mr. M.M.A. van den Boogaard is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.