ECLI:NL:RBALK:2001:AB2766

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
24 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14.010265/99
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelnemen aan een misdadige organisatie en het uitlokken van valse verklaringen door getuigen in een strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar op 19 juli 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een misdadige organisatie en het uitlokken van valse verklaringen door getuigen. De verdachte was betrokken bij een organisatie die zich bezighield met het omzeilen van de regelgeving omtrent de tewerkstelling van vreemdelingen in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 maart 1998 tot en met 18 oktober 1999 deel uitmaakte van een organisatie die zich bezighield met het valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken van deze valse geschriften. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat de vreemdelingen wederrechtelijk in Nederland verbleven. Echter, de rechtbank achtte het tweede ten laste gelegde feit, het uitlokken van valse verklaringen door getuigen, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had getuigen uitgelokt om valse verklaringen af te leggen in een strafrechtelijk onderzoek, waarbij hij hen instructies gaf over wat zij wel en niet moesten zeggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte, die niet eerder ter zake van enig misdrijf was veroordeeld.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummer:14.010265/99
Datum uitspraak:19 juli 2001.
OP TEGENSPRAAK
V E R K O R T V O N N I S van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2001.
1 TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is onder 1. ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 19 maart 1998 tot en met 18 oktober 1999 in de gemeente(n) Wervershoof en/of Wieringermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet een beroep of gewoonte makend van het in artikel 197b van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit een of meer ander(en) waaronder:
- [vreemdeling 1] en/of
- [vreemdeling 2] en/of
- [vreemdeling 3] en/of
- [vreemdeling 4] en/of
- [vreemdeling 5] en/of
- [vreemdeling 6] en/of
- [vreemdeling 7], geboren [geboortedatum], en/of
- [vreemdeling 8] en/of
- [vreemdeling 9] en/of
- [vreemdeling 10] en/of
- [vreemdeling 11] en/of
- [vreemdeling 12] en/of
- [vreemdeling 13] en/of
- [vreemdeling 14] en/of
- [vreemdeling 15] en/of
- [vreemdeling 16] en/of
- [vreemdeling 17], geboren [geboortedatum], en/of
- [vreemdeling 18], geboren [geboortedatum], en/of
- [vreemdeling 19], geboren [geboortedatum],
die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland heeft/hebben verschaft, krachtens overeenkomst en/of aanstelling arbeid heeft doen verrichten - door het (ver)werven van die (Poolse) arbeidskrachten en/of het tewerkstellen van die (Poolse) arbeidskrachten en/of het uitlenen van die (Poolse) arbeidskrachten aan kwekers en/of tuinders, in ieder geval aan ondernemers en/of ondernemingen in de land- en/of tuinbouw en/of hieraan gelieerde werkzaamheden - terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat die toegang en/of dat verblijf (van voornoemde persoon/personen) wederrechtelijk was/waren.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 2. ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 19 maart 1998 tot en met 18 oktober 1999 in de gemeente(n) Wervershoof en/of Wieringermeer, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit verdachte en/of [X-1] en/of [Y] en/of [X-2] en/of [Z] en/of [P] v.o.f. en/of [Q] en/of (de Poolse onderneming) [R] en/of v.o.f. [S]. welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
a) het opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) niet, niet binnen de gestelde termijn, onjuist of onvolledig doen en/of ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekken ( een en ander met betrekking tot de loon- en/of omzet- en/of inkomstenbelasting) en/of
b) het valselijk opmaken dan wel vervalsen van (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of het opzettelijk gebruik maken van dat/die valse of vervalste geschrift(en) als ware deze echt en onvervalst en/of
c) een of meer ander(en) die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft/hebben verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is en/of daarvan een beroep of gewoonte maken.
Aan de verdachte is onder 3. ten laste gelegd, dat [vreemdeling 17] op of omstreeks 20 april 1999 te Alkmaar bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Alkmaar als getuige in de zaak tegen [X-2], [X-3], [X-4] en [Y], nadat hij in handen van voornoemde rechter-commissaris op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
" Dat hij niet door [Y] naar de rechtbank is gebracht" en/of
" Dat hij [vreemdeling 18] niet heeft gesproken de afgelopen dagen" en/of
" Dat [naam] voor zichzelf werkte" en/of
" Dat [naam] en [naam] ons vertelde dat ons werk legaal was
en dat wij voor ons zelf werkten" en/of
" Dat [naam] mij dingen vertelde die ik daarvoor niet wist"
en/of
" Dat ik nooit voor [naam] heb gewerkt" en/of
" Dat ik geld op mijn bankrekening heb ontvangen aan het
eind van een jaar als de opbrengst per jaar goed was"
en/of
" Dat er veel werd gesuggereerd door [naam] en de verbalisanten",
en/of
[vreemdeling 18] op of omstreeks 23 april 1999 te Alkmaar bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken
te Alkmaar als getuige in de zaak tegen [X-2], [X-3], [X-4] en [Y], nadat zij in handen van voornoemde rechter-commissaris op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
" Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik die de afgelopen maandag heb afgelegd. U neemt deze verklaringen in grote lijnen met mij door. Ik blijf daarbij.", welke verklaringen (afgelegd op of omstreeks 19 april 1999) - zakelijk weergegeven - als volgt luidden:
" Dat de vrouw die de kisten met gebroken witlof in ontvangst nam [naam] heet" en/of
" Dat ik nooit contact heb gehad met [naam]" en/of
" Dat ik niet bang ben dat ik anders geen werk meer krijg en dat ik niet door iemand over het getuigenverhoor ben benaderd" en/of
" Dat ik nooit documenten voor mijn werk hoefde te tekenen"
en/of
" Dat ik mij niet kan herinneren dat ik tegen de politie heb gezegd dat ik bij een controle moest zeggen dat wij aandeelhouder waren van een Spolka en dat ik het begrip Spolka niet precies ken" en/of
" Dat ik mij niet kan herinneren dat wij tegen Polen die voor het eerst kwamen werken, moesten zeggen dat [naam] er niets te maken had" en/of
" Dat ik weet dat we zwart werken en dat ik niet weet waar het geld vandaan komt" en/of (vervolgens op of omstreeks 23 april 1999) bij voornoemde rechter-commissaris heeft verklaard:
" Dat ik niet wist wie mij weggebracht had" en/of
" Dat ik [naam] niet zou kunnen herkennen" en/of
" Dat ik nooit met [naam] gesproken heb en dat ik [naam] nooit op het bedrijfsterrein bij [firmanaam] in [plaats] gezien heb" en/of
" Dat ik niets van [naam] wist" en/of
" Dat op het terrein van [firmanaam] waar ik werkte alleen Polen
aan het werk waren" en/of
" Dat wij ongeveer f 500,- per week verdienden, soms minder
en dat ik niet wist dat dit in uurloon was" en/of
" dat ik de lijsten nooit ingezien heb waarop op naam bijgehouden werd hoeveel wij werkten" en/of
" Dat het spaar een soort garantie was", welk(e) strafbaar/strafbare feit(en) verdachte op of omstreeks 18 april 1999, althans in of omstreeks de periode van 17 april 1999 tot en met 23 april 1999, in ieder geval in of omstreeks de maand april 1999, in de gemeente(n) Wervershoof en/of Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door beloften en/of misbruik van gezag en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s):
1) een bijeenkomst georganiseerd in een schuur bij [firmanaam] waarbij (onder meer) bovengenoemde [vreemdeling 17] en/of vreemdeling 18] uitgenodigd en/of aanwezig was/waren teneinde te bespreken wat er bij genoemde rechter-commissaris zou moeten worden gezegd en/of niet worden gezegd en/of
2) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij/zij:
* moest(en) vertellen dat hij/zij voor de firma [naam] werkte(n) en/of
* moest(en) vertellen dat hij/zij een soort voorschot uitbetaald kreeg/kregen en/of dat hij/zij aan het eind van het jaar een afrekening ontving(en) en/of
* niet voor [naam] werkte(n) en/of
* zelfstandig ondernemer was/waren
3) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris niet moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij/zij:
* niet moest(en) vertellen dat hij/zij uurloon ontving(en)
en/of
4) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden om tijdens zijn/haar/hun verhoor/verhoren (bij voornoemde rechter-commissaris)
* de namen van de Nederlanders (waaronder de [X]) te vermijden en/of
* voorzichtig te zijn met wat hij/zij ging(en) zeggen omdat hij/zij daarmee de andere mensen zou(den) kunnen belasten en/of
* beter oppervlakkige antwoorden te geven omdat er anders geen werk meer zou zijn voor hem/haar en/of dat dat beter zou zijn voor hem/haar en de andere Polen en/of
* zo min mogelijk belastende verklaringen af te leggen tegen de familie [X] en/of niet uitgebreid te verklaren over het uitbetalingssysteem, althans tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 18 april 1999, althans in of omstreeks de periode van 17 april 1999 tot en met 23 april 1999, in ieder geval in of omstreeks de maand april 1999, in de gemeente(n) Wervershoof en/of Alkmaar, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s):
1) een bijeenkomst georganiseerd in een schuur bij [firmanaam] waarbij (onder meer) bovengenoemde [vreemdeling 17] en/of vreemdeling 18] uitgenodigd en/of aanwezig was/waren teneinde te bespreken wat er bij genoemde rechter-commissaris zou moeten worden gezegd en/of niet worden gezegd en/of
2) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij/zij:
* moest(en) vertellen dat hij/zij voor de firma [naam] werkte(n) en/of
* moest(en) vertellen dat hij/zij een soort voorschot uitbetaald kreeg/kregen en/of dat hij/zij aan het eind van het jaar een afrekening ontving(en) en/of
* niet voor [naam] werkte(n) en/of
* zelfstandig ondernemer was/waren
3) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris niet moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij/zij:
* niet moest(en) vertellen dat hij/zij uurloon ontving(en) en/of
4) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden om tijdens zijn/haar/hun verhoor/verhoren (bij voornoemde rechter-commissaris)
* de namen van de Nederlanders (waaronder de familie [X]) te vermijden en/of
* voorzichtig te zijn met wat hij/zij ging(en) zeggen omdat hij/zij daarmee de andere mensen zou(den) kunnen belasten en/of
* beter oppervlakkige antwoorden te geven omdat er anders geen werk meer zou zijn voor hem/haar en/of dat dat beter zou zijn voor hem/haar en de andere Polen en/of
* zo min mogelijk belastende verklaringen af te leggen tegen de familie [X] en/of niet uitgebreid te verklaren over het uitbetalingssysteem.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2 VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. is ten laste gelegd.
Het ten laste gelegde feit betreft het misdrijf van artikel 197b Wetboek van Strafrecht (juncto artikel 197c Wetboek van Strafrecht). Overeenkomstig de delictsomschrijving is - voor zover hier van belang - ten laste gelegd dat de verdachte Poolse arbeiders, die zich wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland hebben verschaft, krachtens overeenkomst en/of aanstelling arbeid heeft doen verrichten.
De memorie van toelichting met betrekking tot artikel 197b Wetboek van Strafrecht houdt in dat de bepaling een gekwalificeerde strafbedreiging behelst (ten opzichte van artikel 197a Wetboek van Strafrecht) en dat deze van toepassing is op
degene die als werkgever illegale vreemdelingen gelegenheid geeft tot wederrechtelijk verblijf hier te lande. Het gaat dan om gedragingen, waarbij wederrechtelijk verblijf of onrechtmatige toegangsverschaffing van vreemdelingen wordt begunstigd (TK 1991-1992, 22 735, nr. 3, p. 8/37/62). Artikel 197b Wetboek van Strafrecht ziet niet op vreemdelingen die zich regulier toegang tot Nederland hebben verschaft en die hier komen om bepaalde seizoenarbeid te verrichten (TK 1992- 1993, 22 735, nr. 5, p. 37).
Gelet op de bewoordingen van de delictsomschrijving van artikel 197b Wetboek van Strafrecht en de toelichting daarop is slechts sprake van een strafbaar feit door de werkgever, indien de desbetreffende vreemdeling wederrechtelijk in Nederland is gekomen, dan wel wederrechtelijk hier te lande verblijft alvorens hij te werk wordt gesteld. Dit brengt mee dat tewerkstelling op zichzelf van een voordien hier rechtmatig verblijvende vreemdeling onvoldoende is om aan te nemen dat de vreemdeling zich wederrechtelijk verblijf of toegang heeft verschaft als bedoeld in artikel 197b Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 41, lid 3 en 4 Vreemdelingenbesluit juncto artikel 16 Voorschrift vreemdelingen en Bijlage 3a bij dat voorschrift mogen Poolse onderdanen gedurende een periode van 3 maanden in Nederland verblijven, mits zij in het bezit zijn van een geldig nationaal paspoort. De rechtmatigheid van hun verblijf eindigt onder meer wanneer zij het bij en krachtens de Vreemdelingenwet bepaalde niet in acht nemen of wanneer zij een gevaar opleveren voor de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid.
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde Poolse arbeiders staat weliswaar vast dat zij in Nederland arbeid hebben verricht, maar niet dat zij zonder geldig paspoort in Nederland zijn gekomen of hebben verbleven, dat zij zich gedurende een langere periode dan drie maanden in Nederland bevonden of dat zij anderszins zonder geldige titel in Nederland verbleven.
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte van het onder 1. ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
3 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij in de periode van 19 maart 1998 tot en met 18 oktober 1999 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit verdachte en [X-1] en [Y] en [X-2] en de Poolse onderneming [R], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het valselijk opmaken van geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en het opzettelijk gebruik maken van die valse geschriften als waren deze echt en onvervalst.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat [vreemdeling 17] op 20 april 1999 te Alkmaar bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Alkmaar als getuige in de zaak tegen [X-2], [X-3], [X-4] en [Y], nadat hij in handen van voornoemde rechter-commissaris op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
" Dat hij niet door [Y] naar de rechtbank is gebracht" en
" Dat hij [vreemdeling 18] niet heeft gesproken de afgelopen dagen" en
" Dat [naam] voor zichzelf werkte" en
" Dat [naam] en [naam] ons vertelden dat ons werk legaal was en dat wij voor ons zelf werkten" en
" Dat [naam] mij dingen vertelde die ik daarvoor niet wist"
en
" Dat ik nooit voor [naam] heb gewerkt" en
" Dat ik geld op mijn bankrekening heb ontvangen aan het eind van een jaar als de opbrengst per jaar goed was" en
" Dat er veel werd gesuggereerd door [naam] en de verbalisanten",
en
[vreemdeling 18] op 23 april 1999 te Alkmaar bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Alkmaar als getuige in de zaak tegen [X-2], [X-3], [X-4] en [Y], nadat zij in handen van voornoemde rechter-commissaris op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed had afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
" Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik die de afgelopen maandag heb afgelegd. U neemt deze verklaringen in grote lijnen met mij door. Ik blijf daarbij.", welke verklaringen (afgelegd op 19 april 1999) – zakelijk weergegeven - als volgt luidden:
" Dat de vrouw die de kisten met gebroken witlof in ontvangst nam [naam] heet" en
" Dat ik nooit contact heb gehad met [naam]" en
" Dat ik niet bang ben dat ik anders geen werk meer krijg en
dat ik niet door iemand over het getuigenverhoor ben benaderd" en
" Dat ik nooit documenten voor mijn werk hoefde te tekenen"
en
" Dat ik mij niet kan herinneren dat ik tegen de politie heb gezegd dat ik bij een controle moest zeggen dat wij aandeelhouder waren van een Spolka en dat ik het begrip Spolka niet precies ken" en
" Dat ik mij niet kan herinneren dat wij tegen Polen die voor het eerst kwamen werken, moesten zeggen dat [naam] er niets te maken had" en
" Dat ik weet dat we zwart werken en dat ik niet weet waar
het geld vandaan komt" en (vervolgens op 23 april 1999) bij voornoemde rechter-commissaris heeft verklaard:
" Dat ik nooit met [naam] gesproken heb en dat ik [naam] nooit op het bedrijfsterrein bij [firmanaam] in [plaats] gezien heb" en
" Dat ik niets van [naam] wist" en
" Dat op het terrein van [firmanaam] waar ik werkte alleen Polen aan het werk waren" en
" Dat wij ongeveer f 500,- per week verdienden, soms minder en dat ik niet wist dat dit in uurloon was" en
" dat ik de lijsten nooit ingezien heb waarop op naam bijgehouden werd hoeveel wij werkten" en welke strafbare feiten verdachte op 18 april 1999 in de gemeente Wervershoof, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft uitgelokt door bedreiging en door het verschaffen van inlichtingen, hebbende verdachte:
1) een bijeenkomst georganiseerd in een schuur bij [firmanaam] waarbij onder meer bovengenoemde [vreemdeling 17] en [vreemdeling 18] uitgenodigd en aanwezig waren teneinde te bespreken wat er bij genoemde rechter-commissaris zou moeten worden gezegd en niet worden gezegd en
2) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij en/of zij:
* moest(en) vertellen dat hij/zij voor de firma [naam] werkte(n) en/of
* moest(en) vertellen dat hij/zij een soort voorschot uitbetaald kreeg/kregen en/of dat hij/zij aan het eind van het jaar een afrekening ontving(en) en/of
* niet voor [naam] werkte(n) en/of
* zelfstandig ondernemer was/waren en
3) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden wat hij/zij bij voornoemde rechter-commissaris niet moest(en) zeggen namelijk, zakelijk weergegeven, dat hij/zij:
niet moest(en) vertellen dat hij/zij uurloon ontving(en)
en
4) die [vreemdeling 17] en/of die [vreemdeling 18] voorgehouden om tijdens zijn/haar/hun verhoor/verhoren (bij voornoemde rechter-commissaris)
* de namen van de Nederlanders (waaronder de familie [X]) te vermijden en/of
* voorzichtig te zijn met wat hij/zij ging(en) zeggen omdat hij/zij daarmee de andere mensen zou(den) kunnen belasten en/of
* beter oppervlakkige antwoorden te geven omdat er anders geen werk meer zou zijn voor hem/haar en/of dat dat beter zou zijn voor hem/haar en de andere Polen en/of
* zo min mogelijk belastende verklaringen af te leggen tegen de familie [X] en niet uitgebreid te verklaren over het uitbetalingssysteem.
Hetgeen onder 2. en 3. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4 BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5 BEWIJSVERWEREN
De raadsman heeft aangevoerd, dat de verdachte niet het opzet heeft gehad [vreemdeling 17] en [vreemdeling 18] uit te lokken tot het afleggen van een meinedige verklaring. De verdachte heeft zich, aldus de raadsman, niet gerealiseerd, dat [vreemdeling 17] en [vreemdeling 18] zouden worden beëdigd alvorens een verklaring af te leggen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De verdachte wist, dat [vreemdeling 17] en [vreemdeling 18] waren opgeroepen voor het afleggen van een verklaring tegenover een rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken.
Het is een feit van algemene bekendheid, dat getuige die worden opgeroepen voor het afleggen van een verklaring tegenover een rechterlijk ambtenaar, in veel gevallen een dergelijke verklaring afleggen nadat zij op de bij de wet voorgeschreven wijze in handen van die ambtenaar de eed/belofte hebben afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans, dat [vreemdeling 17] en [vreemdeling 18] beëdigd zouden worden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard.
6 STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het onder 2. bewezenverklaarde deels heeft plaatsgevonden onder de werking van het oude artikel 140 Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold van 1 mei 1988 tot en met 25 februari 1999 en deels heeft plaatsgevonden onder de werking van het nieuwe artikel 140 van dezelfde wet, dat geldt sedert 26 februari 1999. De rechtbank heeft vastgesteld dat met ingang van 26 februari 1999 de delictsomschrijving niet is veranderd, maar dat de strafmaat is verhoogd. Dat betekent dat voor de gedragingen die hebben plaatsgevonden voor 26 februari 1999 ten hoogste vijf jaren gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd, terwijl voor gedragingen die op of na 26 februari 1999 hebben plaatsgevonden ten hoogste zes jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Dit brengt mee dat op de bewezenverklaarde perioden de bepaling zal worden toegepast zoals die gold ten tijde van het delict.
Het onder 2. bewezenverklaarde levert op:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 3. bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijke uitlokking door bedreiging en het verschaffen van inlichtingen van: Opzettelijk in de gevallen waarin een wettelijk voorschrift aan een verklaring onder ede rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, meermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8 MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is een belangrijke schakel geweest in een door anderen geconstrueerde misdadige organisatie, welke organisatie was opgezet om de regelgeving met betrekking tot de tewerkstelling hier te lande van vreemdelingen, te omzeilen.
Voorts heeft de verdachte getuigen in het strafrechtelijk onderzoek naar de misdadige organisatie uitgelokt tot het afleggen van meinedige verklaringen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, waaruit blijkt, dat de verdachte in Nederland niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De raadsman heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke straf bepleit en teruggave aan de verdachte van de zekerheid verzocht.
De rechtbank wijst het verzoek tot teruggave van de zekerheid af, nu de algemene voorwaarden voor de nakoming waarvan de zekerheid is gesteld, nog onverkort actueel zijn, in het bijzonder de voorwaarde dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf en de rechtbank, gelet op de overige inhoud van dit vonnis, ook overigens geen gronden aanwezig acht de zekerheid aan de verdachte terug te geven.
9 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 140, 140(oud) en 207 van het Wetboek van Strafrecht.
10 BESLISSING
De rechtbank:
10.1 Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
10.2 Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
10.3 Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
10.4 Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
10.5 Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHT MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde v¢¢r de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Perk, voorzitter, mr. A.C. Haverkate en mr. A.M. van Woensel, rechters, in tegenwoordigheid van J.S.J. Boekel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank
van 19 JULI 2001.